De komende finale van „het boek van de Oorlogen van Jehovah”
„[Het staat] in het boek van de Oorlogen van Jehovah.” — NUMERI 21:14.
1, 2. Bij welke gelegenheid in de oudheid deed Jehovah zich aan de Egyptenaren kennen als een oorlogvoerende God, en hoe deed hij dat?
MEN geeft zich er in deze tijd maar weinig rekenschap van dat de God van de bijbel, Jehovah, een krijgsman, een manlijk persoon van oorlog is. Dit feit werd op dramatische wijze beklemtoond toen hij zijn oude volk bevrijdde van onderdrukking in Egypte. Farao was door de onzichtbare vijand van dat volk, Satan de Duivel, aangezet tot een poging hen ten dode toe af te beulen. Nu, tot een besef komend van wat hij zou verliezen als hij de Israëlieten in vrijheid liet heengaan, wilden Farao en zijn strijdkrachten hen achterhalen.
2 Farao onderscheidde echter niet dat de God van de Israëlieten een oorlogvoerende God kon worden teneinde zijn volk te bevrijden. Terwijl die Egyptische strijdkrachten in wraakzuchtige achtervolging voorwaarts stormden over de droge bedding van de Rode Zee, kwam de God van de bedreigde Israëlieten in actie en deed de wagenmenners en de ruiters verdrinken door de opgehoopte wateren te laten neerstorten in de smalle vluchtcorridor die zich zo wonderbaarlijk had geopend voor de Israëlieten. — Exodus 14:14, 24-28.
3. Als wat voor God karakteriseerden de Israëlieten Jehovah in hun overwinningslied, maar welk feit negeren de hedendaagse natiën?
3 Veilig op de oostelijke oever van de Rode Zee zongen de opgetogen Israëlieten een overwinningslied waarin zij hun hemelse Bevrijder verheerlijkten: „Laat mij zingen voor Jehovah, want hoog is hij verheven geworden. Het paard en zijn berijder heeft hij in de zee gestort. Mijn sterkte en mijn macht is Jah, want hij dient mij tot redding. Dit is mijn God, en ik zal hem prijzen; mijn vaders God, en ik zal hem verheffen. Jehovah is een manlijk persoon van oorlog. Jehovah is zijn naam. Farao’s wagens en zijn strijdkrachten heeft hij in de zee geworpen, en de keur van zijn krijgslieden is verzonken in de Rode Zee” (Exodus 15:1-4). Daar bij de Rode Zee deed Jehovah zich kennen als een krijgsman die in staat was tot spectaculaire daden. Dit feit hebben de wereldse natiën genegeerd.
4, 5. Van welke gemeenschappelijke voorvader stamden die jubelende twaalf stammen van Israël, wiens vriend werd deze en dank zij welke hoedanigheid?
4 De profeet Mozes, die voorging in het zingen van dat geïnspireerde lied, sprak over Jehovah als „mijn vaders God”. De Hebreeër Abraham was een markante voorvader van de natie Israël. Uit hem kwamen, via Isaäk en Jakob en de twaalf zonen van Jakob, de twaalf stammen van Israël. Abraham betoonde zich een voorbeeldig aanbidder van Jehovah God. Zo sterk was zijn geloof dat toen Jehovah hem riep om zijn huis in Ur der Chaldeeën te verlaten, hij zonder aarzelen vertrok naar het land dat Jehovah hem zou tonen, in het vertrouwen dat God Zijn belofte om hem en zijn nageslacht dat land te geven, zou vervullen.
5 Vanwege Abrahams sublieme geloof beloofde Jehovah Abraham een „zaad”, een nakomelingschap, te geven door bemiddeling van wie alle families der aarde, met inbegrip van die in deze tijd, zich zouden zegenen (Genesis 12:2, 3; 22:17, 18). Abraham werd in zo’n innige verhouding tot zijn God gebracht dat hij bekendstond als „Jehovah’s vriend”, omdat God zelf de getrouwe patriarch „mijn vriend” noemde. — Jakobus 2:23; Jesaja 41:8.
6. Hoe bewees Abraham, hoewel hij vreedzaam in het Beloofde Land rondtrok, dat hij een strijder was die op Jehovah vertrouwde?
6 Hoewel Abraham als een vreemdeling in het Beloofde Land rondtrok, bewees hij als een strijder, een krijgsman, te kunnen handelen. Bij een bepaalde gelegenheid vielen vier koningen het Beloofde Land binnen en voerden Abrahams neef Lot en Lots gezin weg. Door sterke familiebanden daartoe aangezet, bewapende Abraham 318 van zijn knechten en samen met versterkingen van drie van zijn plaatselijke bondgenoten, Aner, Eskol en Mamre, joeg hij de plunderaars na. In een nachtelijke verrassingsaanval versloegen Abraham en zijn strijdmacht de binnendringers hoewel deze ver in de meerderheid waren. Er vond een „slachting der koningen” plaats (Hebreeën 7:1; Genesis 14:13-17). Abraham redde Lot en zijn gezin en won al het gestolene terug.
7-9. (a) Welke priester werd door Abraham opgezocht, en welke zegen verkreeg Abraham? (b) Hoe liet Abraham zien dat hij alleen door de Allerhoogste God rijk gemaakt wilde worden? (c) Wie schonk Abraham de overwinning, zoals bevestigd werd door Melchizédek?
7 Abraham besefte dat zijn militaire onderneming alleen maar succesvol was gebleken omdat hij de hulp van Jehovah God had gehad, en op zijn triomfantelijke terugreis naar huis kon hij dat in het openbaar kenbaar maken. Hij wist dat de goedgekeurde priester van zijn God te vinden was in de stad Salem. Naar die stad trok hij dus. Het laatste deel van Genesis hoofdstuk 14 vertelt ons wat er toen plaatsvond:
8 „En Melchizédek, de koning van Salem, bracht brood en wijn, en hij was priester van de Allerhoogste God. Toen zegende hij hem en zei: ’Gezegend zij Abram van de Allerhoogste God, Voortbrenger van hemel en aarde; en gezegend zij de Allerhoogste God, die uw onderdrukkers in uw hand heeft geleverd!’ Daarop gaf Abram hem een tiende van alles. Daarna zei de koning van Sodom tot Abram: ’Geef mij de zielen, maar neem de have voor u.’ Hierop zei Abram tot de koning van Sodom: ’Waarlijk, ik hef mijn hand op in een eed tot Jehovah, de Allerhoogste God, Voortbrenger van hemel en aarde, dat ik nog geen draad of sandaalriem, neen, niets van wat ook maar het uwe is zal nemen, opdat gij niet kunt zeggen: „Ík heb Abram rijk gemaakt.” Niets voor mij! Alleen wat de jonge mannen reeds hebben gegeten, en het aandeel van de mannen die met mij zijn gegaan, Aner, Eskol en Mamre — laat hen hun aandeel nemen.’” — Genesis 14:18-24.
9 Zoals deze verzen laten zien, bevestigde Melchizédek, de koninklijke priester van de stad Salem, Abrahams overtuiging dat het de Allerhoogste God was die voor hem en zijn strijdkrachten had gestreden en hem de overwinning had geschonken. De koning-priester Melchizédek deed niets af aan Jehovah’s aandeel in de aangelegenheid.
Het boek van Jehovah’s oorlogen
10. Wat is de eerste vermelding van oorlogvoering in de bijbel, en waarom was het nog maar het begin van Jehovah’s zegevierende oorlogen?
10 De beschrijving in Genesis 14 van de inval in het Beloofde Land en van Abrahams overwinning op de gewapende binnendringers is de eerste vermelding van oorlogvoering in de Heilige Schrift. Op deze wijze deed Jehovah zich, meer dan vier eeuwen voor zijn wapenfeit bij de Rode Zee, kennen als een krijgsman, „een manlijk persoon van oorlog”. Toch was dat nog slechts een begin. Er zouden veel grotere en klinkender overwinningen volgen, met inbegrip van een laatste en definitieve in dit „besluit van het samenstel van dingen”. — Matthéüs 24:3.
11. Wat is „het boek van de Oorlogen van Jehovah”, maar waar vinden wij verder een overvloed van verslagen van zijn wapenfeiten?
11 Volgens wat er wordt gezegd in Numeri 21:14, werd er een „boek van de Oorlogen van Jehovah” geschreven. Dit betrouwbare verslag of geschiedverhaal van Gods oorlogen ten behoeve van zijn volk begon misschien met deze strijd ten behoeve van de getrouwe Abraham. Mozes wist van dit boek maar geeft ons er geen verdere details over. Wij zijn daarom niet geïnformeerd over alle manieren waarop Jehovah zich een krijgsman betoonde gedurende de tijdsperiode die dat boek van de Oorlogen van Jehovah bestreek. Sinds het vermelden van dat boek is echter het grootste deel van de bijbel op schrift gesteld, en dit geeft ons voldoende verslagen van Jehovah’s wapenfeiten.
De Grotere Melchizédek — een krijgsman
12. Welke grotere Functionaris van de Allerhoogste God werd door Melchizédek afgebeeld, en welke door David gecomponeerde psalm is gericht tot deze priester en krijgsman?
12 Nadat Abraham Kedorlaomer en de met hem verbonden koningen had verslagen, zegende Melchizédek hem. Koning-priester Melchizédek was een profetische voorafschaduwing van Degene die de Hogepriester van de Allerhoogste God zou zijn en die eveneens een machtige, door de Allerhoogste God gesteunde krijgsman zou zijn. Psalm 110, onder inspiratie gecomponeerd door de krijgsman-koning David, richt zich tot Degene die groter is dan Melchizédek van Salem wanneer er staat: „De staf van uw sterkte zal Jehovah uit Sion zenden, zeggend: ’Ga onderwerpen te midden van uw vijanden.’ Jehovah heeft gezworen (en hij zal geen spijt gevoelen): ’Gij zijt priester tot onbepaalde tijd naar de wijze van Melchizédek!’ Jehovah zelf aan uw rechterhand zal stellig koningen verpletteren op de dag van zijn toorn.” — Psalm 110:2, 4, 5.
13. Wie wordt in Hebreeën 7 en 8 geïdentificeerd als Degene die groter is dan Melchizédek uit de oudheid, en in welke verheven plaats ging hij binnen en met wat voor offer?
13 De geïnspireerde schrijver van het boek Hebreeën onthulde de identiteit van Degene tot wie die woorden in werkelijkheid waren gericht toen hij zei: ’Ten behoeve van ons is een voorloper binnengegaan, Jezus, die voor eeuwig een hogepriester naar de wijze van Melchizédek is geworden’ (Hebreeën 6:20). In het volgende hoofdstuk van Hebreeën wordt de grootheid van Melchizédek uit de oudheid uiteengezet. Maar zijn priesterlijke grootheid wordt niettemin overtroffen door Degene van wie hij een voorafschaduwing zou zijn, de uit de doden opgewekte, verheerlijkte Jezus Christus, die in de heilige tegenwoordigheid van Jehovah God zelf binnenging met de waarde van een slachtoffer dat veel groter was dan alles wat koning-priester Melchizédek van Salem ooit had kunnen offeren. — Hebreeën 7:1–8:2.
14. Heeft de Grotere Melchizédek de geestelijken van de christenheid gemachtigd een aandeel te hebben aan de militaire ondernemingen van zogenaamd christelijke natiën?
14 De koninklijke priester Melchizédek zegende een krijgsman, de zegevierende Abraham. Maar hoe staat het met de Grotere Melchizédek, de Stichter van het ware christendom? De geestelijken van de christenheid beweren Jezus Christus te vertegenwoordigen als zij de legers van zogenaamd christelijke natiën zegenen en voor hen bidden. Maar heeft Jehovah’s Hogepriester in de hemel de geestelijken van de christenheid hierin gesteund? Heeft hij aldus verantwoordelijkheid aanvaard voor al het bloedvergieten dat in het zogeheten christelijke tijdperk heeft plaatsgevonden, met inbegrip van het bloed dat is vergoten gedurende de Eerste en Tweede Wereldoorlog? Beslist niet! Nooit heeft hij zijn ware discipelen gemachtigd zich tot een deel van deze wereld te maken en deel te nemen aan haar bloedvergietende militarisme.
De oorlogvoerende God maakt zich een luisterrijke naam
15, 16. Wat maakte Jehovah zichzelf toen hij streed om zijn volk uit Egypte te bevrijden?
15 Nehemía 9:10 verwijst naar Jehovah’s bevrijding van de twaalf stammen van Israël uit Egypte met de woorden: „Toen hebt gij tekenen en wonderen gegeven tegen Farao en al zijn dienaren en heel het volk van zijn land, want gij wist dat zij overmoedig tegen hen [de Israëlieten] gehandeld hadden; en gij hebt u voorts een naam gemaakt zoals op deze dag.” — Vergelijk Exodus 14:18.
16 De profeet Jesaja wijst op de aard van deze naam wanneer hij over Jehovah zegt: „Die Zijn luisterrijke arm aan de rechterhand van Mozes deed gaan; die voor hun aangezicht de wateren kliefde om zichzelf een voor onbepaalde tijd durende naam te maken.” En zich tot Jehovah richtend zegt hij: „Zo hebt gij uw volk geleid om uzelf een luisterrijke naam te maken” (Jesaja 63:12-14). In een beroep op Jehovah om opnieuw ten behoeve van zijn volk te handelen, richtte Daniël zich tot hem met de woorden: „Gij die uw volk met een sterke hand uit het land Egypte hebt geleid en u vervolgens een naam hebt gemaakt, zoals op deze dag.” — Daniël 9:15; Jeremia 32:20.
17. Wie zal Jehovah uitzenden om in zijn naam te strijden, en wat zal hij alle hedendaagse natiën aldus tonen?
17 Mettertijd zal Jehovah God Jezus Christus, de Grotere Melchizédek, als een machtig krijgsman uitzenden. Door bemiddeling van hem zal Jehovah zich een naam maken die alles overtreft wat er van vroegere daden in het boek van de Oorlogen van Jehovah of in de Hebreeuwse Geschriften van de bijbel is opgetekend. In het laatste hoofdstuk van het voorlaatste boek van de Hebreeuwse Geschriften wordt een internationale aanval tegen Jeruzalem voorzegd. Dan, aldus Zacharia 14:3, ’zal Jehovah stellig uittrekken en oorlog voeren tegen die natiën als op de dag dat hij oorlog voerde, op de dag van de strijd’. Op deze wijze zal de God van de bijbel alle hedendaagse natiën laten zien dat hij nog steeds de oorlogvoerende God is die hij was in de dagen van het oude Israël.
18, 19. Welk Jeruzalem zal het voorwerp zijn van een totale aanval door de natiën?
18 Dit ligt nog in de toekomst. Maar welk Jeruzalem zal een dergelijke grootscheepse aanval te verduren krijgen? De profetie werd niet vervuld ten aanzien van het Jeruzalem uit Zacharia’s tijd. Die stad werd in 70 G.T. verwoest door de legers van Rome. Jeruzalem werd echter herbouwd en wordt momenteel als heilig beschouwd door zowel de christenheid als de vleselijke natie Israël. In de Zesdaagse Oorlog van 1967 nam het vleselijke Israël bezit van het hele herbouwde aardse Jeruzalem. Maar er is geen greintje bewijs dat Jehovah God enig aandeel aan die gevechten had. Zijn op de troon geplaatste Koning, Jezus Christus, regeert niet in het aardse Jeruzalem, en ze is niet langer „de stad van de grote Koning”, dat wil zeggen Jehovah. — Matthéüs 5:35.
19 Nee, deze officiële hoofdstad van de joodse lidstaat van de Verenigde Naties is niet het Jeruzalem dat genoemd wordt in Zacharia’s profetie. In plaats daarvan doelt Zacharia op het Jeruzalem waarover wij lezen in het boek Hebreeën. Daar richt Paulus zich tot gezalfde christenen en zegt: „Gij zijt genaderd tot een berg Sion en een stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en myriaden engelen” (Hebreeën 12:22). Dit hemelse Jeruzalem is niets minder dan Gods Messiaanse koninkrijk, op aarde thans vertegenwoordigd door een kleine groep gezalfde christenen die de hoop bezitten met Jezus Christus mederegeerders te zijn in dat koninkrijk. Dezen zullen het voorwerp zijn van de geprofeteerde aanval.
20. Welke woorden sprak koning Hizkía tot zijn bedreigde volk om hen moed te doen vatten, en op de woorden van welke koning groter dan Hizkía steunen Jehovah’s Getuigen in deze tijd?
20 Noch dezen, noch de grote schare christenen met een aardse hoop die uit alle natiën zijn gekomen om zich in de zuivere aanbidding bij hen aan te sluiten, zullen echter de afloop van die aanval hoeven te vrezen. Toen de vrees inboezemende legers van Sanherib, de koning van Assyrië, tijdens de regering van koning Hizkía tegen Jeruzalem optrokken, werd de bedreigde Israëlieten een kalmerende kijk op de situatie gegeven toen koning Hizkía tot hen zei: „Met hem is een arm van vlees, maar met ons is Jehovah, onze God, om ons te helpen en onze oorlogen te voeren.” Het resultaat was dat het volk moed vatte, ging ’steunen op de woorden van Hizkía, de koning van Juda’ (2 Kronieken 32:8). Jehovah’s Getuigen in deze tijd kunnen wanneer zij bedreigd worden door de nationale strijdkrachten van dit wereldstelsel, op soortgelijke woorden steunen van een koning groter dan Hizkía, Jezus Christus.
21. (a) Waarom zullen de woorden van Jahaziël in de geest worden geroepen tijdens de komende aanval op het hemelse Jeruzalem? (b) Wat zal de afloop zijn van de slag die nog gestreden zal worden?
21 In die tijd zullen de geloofversterkende woorden van de leviet Jahaziël in de herinnering geroepen worden: „Gij zult in dit geval niet hoeven te strijden. Stelt u op, blijft staan en ziet de redding van Jehovah ten behoeve van u. O Juda en Jeruzalem, weest niet bevreesd, noch verschrikt. Trekt morgen tegen hen uit, en Jehovah zal met u zijn” (2 Kronieken 20:17). Ja, gedurende heel die gevaarlijke tijd zal Jehovah met zijn volk zijn. Hun veiligheid en behoud zal afhangen van de strijd die hij voor hen voert. En strijden zal hij, door bemiddeling van zijn oorlogvoerende Koning, Jezus Christus! Het resultaat? De totale uitroeiing van de zichtbare organisatie van de Duivel op aarde. — Openbaring 19:11-21.
22. (a) Wat zal het triomfantelijke slot zijn van het boek van de Oorlogen van Jehovah, en wat zal Jehovah zichzelf daarmee maken? (b) Waartoe zullen zij die Jehovah’s naam liefhebben, door zijn overwinning bewogen worden?
22 Wat een luisterrijke naam zal God zich maken door zijn ontzag inboezemende overwinning in deze „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Har–Mágedon! (Openbaring 16:14, 16) Er zal als het ware een nieuw hoofdstuk toegevoegd worden aan het boek van de Oorlogen van Jehovah. Het zal een triomfantelijk slot zijn, een grootse finale met betrekking tot dit samenstel van dingen. Het hele boek zal laten zien dat de Almachtige God nog nooit een slag heeft verloren. Hoe jubelend zullen zij die Jehovah’s naam liefhebben, hem daarna loven! Dan zal werkelijk het laatste vers van het boek Psalmen op grootse wijze ten uitvoer gebracht worden: „Al wat adem heeft, love Jah. Looft Jah!” — Psalm 150:6.
Vragen ter herhaling
◻ Waar geeft men zich in deze tijd maar weinig rekenschap van betreffende de God van de bijbel, Jehovah?
◻ Welke oorlog heeft Abraham gestreden, en wie schonk hem de overwinning?
◻ Wat is „het boek van de Oorlogen van Jehovah”?
◻ Wat zal de finale zijn van „het boek van de Oorlogen van Jehovah”, en waarin zal deze resulteren?