De „gaven in mensen” waarderen
’Heb respect voor hen die onder u hard werken en betoon hun om hun werk meer dan buitengewone achting in liefde.’ — 1 THESSALONICENZEN 5:12, 13.
1. Welke kracht schuilt er volgens Handelingen 20:35 in geven? Illustreer dit.
„HET is gelukkiger te geven dan te ontvangen” (Handelingen 20:35). Kunt u zich de laatste keer voor de geest halen dat u de waarheidsgetrouwheid van die woorden van Jezus hebt ondervonden? Misschien was het een geschenk dat u gaf aan iemand van wie u zielsveel houdt. U had het zorgvuldig uitgekozen, want u wilde dat het iets was wat uw beminde zou koesteren. De opgetogen gelaatsuitdrukking van uw beminde — hoe werd uw hart erdoor verwarmd! Wanneer er met een goede beweegreden wordt gegeven, is het een uiting van liefde, en tot uiting gebrachte liefde kan ons geluk schenken.
2, 3. (a) Waarom kan er worden gezegd dat niemand gelukkiger is dan Jehovah, en hoe kan de voorziening van „gaven in mensen” zijn hart verheugen? (b) Wat zouden wij met een gave van God niet willen doen?
2 Wie zou er derhalve gelukkiger kunnen zijn dan Jehovah, de Gever van „elke goede gave”? (Jakobus 1:17; 1 Timotheüs 1:11) Elke gave die hij schenkt, wordt ingegeven door liefde (1 Johannes 4:8). Dat kan beslist gezegd worden van de gave die God door bemiddeling van Christus aan de gemeente heeft geschonken — de „gaven in mensen” (Efeziërs 4:8). De voorziening van ouderlingen om voor de kudde te zorgen, is een uiting van Gods diepe liefde voor zijn volk. Deze mannen zijn zorgvuldig uitgekozen — zij moeten aan schriftuurlijke vereisten voldoen (1 Timotheüs 3:1-7; Titus 1:5-9). Zij weten dat zij ’de kudde teder moeten behandelen’, want dan zullen de schapen reden hebben zich dankbaar te voelen voor zulke liefdevolle herders (Handelingen 20:29; Psalm 100:3). Wanneer Jehovah ziet dat zijn schapen een hart hebben dat vervuld is van zo’n dankbaarheid, moet zijn eigen hart zich zeker verheugen! — Spreuken 27:11.
3 Wij zouden beslist geen afbreuk willen doen aan de waarde van een van God afkomstige gave; ook willen wij ons niet ondankbaar voor zijn gaven betonen. Derhalve rijzen er twee vragen: Hoe dienen ouderlingen hun rol in de gemeente te bezien? En hoe kan de rest van de kudde er blijk van geven dat zij de „gaven in mensen” waarderen?
’Wij zijn uw medewerkers’
4, 5. (a) Waarmee vergelijkt Paulus de gemeente en waarom is dit een passende illustratie? (b) Wat laat Paulus’ illustratie zien met betrekking tot de wijze waarop wij elkaar dienen te bezien en te behandelen?
4 Jehovah heeft de „gaven in mensen” een mate van autoriteit in de gemeente toevertrouwd. Ouderlingen willen uiteraard hun autoriteit niet misbruiken, maar zij weten dat het maar al te gemakkelijk is zich als onvolmaakte mensen daaraan schuldig te maken. Hoe dienen zij zichzelf derhalve in verhouding tot de rest van de kudde te bezien? Beschouw de door de apostel Paulus gebruikte illustratie eens. Na te hebben besproken waarom in de „gaven in mensen” is voorzien, schreef Paulus: „Laten wij . . . door liefde opgroeien in alle dingen in hem die het hoofd is, Christus. Van hem uit bevordert het gehele lichaam, doordat het harmonisch is samengevoegd en zo gemaakt dat het samenwerkt door middel van elk gewricht dat geeft wat nodig is, naargelang elk respectief lid in de juiste mate werkzaam is, de groei van het lichaam tot opbouw van zichzelf in liefde” (Efeziërs 4:15, 16). Paulus vergelijkt de gemeente, met inbegrip van ouderlingen en andere leden, dus met een menselijk lichaam. Waarom is dit een passende illustratie?
5 Een menselijk lichaam bestaat uit vele verschillende leden maar heeft slechts één hoofd. Doch niets in het lichaam — geen spier, geen zenuw, geen ader — is nutteloos. Elk lid is waardevol en draagt bij tot de gezondheid en schoonheid van het geheel. Insgelijks bestaat de gemeente uit vele verschillende leden, maar elk lid — hetzij jong of oud, sterk of broos — kan iets bijdragen tot de algemene geestelijke gezondheid en schoonheid van de gemeente (1 Korinthiërs 12:14-26). Niemand dient te denken dat hij te onbeduidend is om iets te betekenen. Het andere uiterste is al evenzeer fout: Niemand mag zich superieur voelen, want wij allen — zowel herders als schapen — maken deel uit van het lichaam, en er is maar één hoofd, Christus. Aldus schildert Paulus een warm beeld van de liefde, de zorg en het respect die wij voor elkaar dienen te hebben. Ouderlingen die dit beseffen, worden geholpen een nederige, evenwichtige kijk op hun rol in de gemeente te hebben.
6. Hoe gaf Paulus blijk van een nederige geest, hoewel hij apostolisch gezag bezat?
6 Deze „gaven in mensen” trachten niet het leven of het geloof van hun medeaanbidders te beheersen. Hoewel Paulus apostolisch gezag bezat, schreef hij nederig aan de Korinthiërs: „Niet dat wij de meesters over uw geloof zijn, maar wij zijn medewerkers tot uw vreugde, want gij staat door uw geloof” (2 Korinthiërs 1:24). Paulus wilde het geloof en de levenswijze van zijn broeders en zusters niet beheersen. In feite zag hij hier de noodzaak niet van in, want hij bracht zijn vertrouwen tot uitdrukking dat zij reeds getrouwe mannen en vrouwen waren die in Jehovah’s organisatie waren omdat zij het juiste wilden doen. Toen Paulus derhalve over zichzelf en zijn reisgezel Timotheüs sprak, zei hij in feite: ’Het is onze taak met u samen te werken om God met vreugde te dienen’ (2 Korinthiërs 1:1). Wat een nederige geest!
7. Wat beseffen ouderlingen met betrekking tot hun rol in de gemeente, en welk vertrouwen stellen zij in hun medewerkers?
7 „Gaven in mensen” in deze tijd hebben dezelfde taak. Zij zijn ’medewerkers tot onze vreugde’. Nederige ouderlingen beseffen dat het niet aan hen staat om te bepalen hoeveel anderen in de dienst voor God kunnen doen. Zij weten dat hoewel zij anderen misschien aanmoedigen hun bediening uit te breiden of te verbeteren, de dienst voor God uit een gewillig hart dient voort te spruiten. (Vergelijk 2 Korinthiërs 9:7.) Zij hebben het vaste vertrouwen dat als hun medewerkers vreugdevol zijn, zij al het mogelijke zullen doen. Het is dus hun oprechte wens om hun broeders en zusters te helpen ’Jehovah met verheuging te dienen’. — Psalm 100:2.
Allen helpen met vreugde te dienen
8. Wat zijn enkele manieren waarop ouderlingen hun broeders en zusters kunnen helpen Jehovah met vreugde te dienen?
8 Ouderlingen, hoe kunt u uw broeders en zusters helpen met vreugde te dienen? U kunt door uw voorbeeld aanmoediging verschaffen (1 Petrus 5:3). Toon dat u ijver en vreugde in de bediening hebt, en wellicht worden anderen bemoedigd uw voorbeeld te volgen. Prijs anderen voor hun van harte geschonken krachtsinspanningen (Efeziërs 4:29). Het hartelijk en ongeveinsd uiten van lof helpt anderen om zich nuttig en nodig te voelen. Het moedigt de schapen aan hun best te willen doen om God te dienen. Vermijd ongunstige vergelijkingen (Galaten 6:4). Zulke vergelijkingen ontmoedigen anderen eerder dan dat ze hen ertoe aanzetten vorderingen te maken. Bovendien zijn Jehovah’s schapen individuen met een eigen persoonlijkheid — met verschillende omstandigheden en mogelijkheden. Breng, net als Paulus, vertrouwen in uw broeders en zusters tot uiting. Liefde „gelooft alle dingen”, dus doen wij er goed aan te geloven dat onze broeders en zusters God liefhebben en hem willen behagen (1 Korinthiërs 13:7). Wanneer u ’anderen eer betoont’, brengt u het beste in hen naar boven (Romeinen 12:10). Wees ervan verzekerd dat als de schapen worden aangemoedigd en verkwikt, de meesten hun uiterste best zullen doen God te dienen en zij vreugde in die dienst zullen vinden. — Mattheüs 11:28-30.
9. Welke kijk op medeouderlingen zal elke ouderling helpen met vreugde te dienen?
9 Uzelf nederig als een ’medewerker’ bezien, zal u helpen met vreugde te dienen en de unieke gaven van uw medeouderlingen te waarderen. Elke ouderling heeft zijn eigen talenten en mogelijkheden die hij ten nutte van de gemeente kan aanwenden (1 Petrus 4:10). De een heeft misschien de gave dat hij goed kan onderwijzen. Een ander kan een doeltreffende organisator zijn. Nog een ander kan vanwege zijn hartelijkheid en mededogen uitzonderlijk gemakkelijk te benaderen zijn. Het is een feit dat geen enkele ouderling in dezelfde mate over elke gave beschikt. Maakt dit één ouderling die over een speciale gave — laten wij zeggen, de gave van onderwijzen — beschikt, superieur aan een andere ouderling? Helemaal niet! (1 Korinthiërs 4:7) Anderzijds bestaat er geen noodzaak om iemand anders de gave die hij bezit te misgunnen of zich onbekwaam te voelen wanneer de bekwaamheid van een andere ouderling hem lof van anderen oplevert. Vergeet niet dat uzelf over gaven beschikt die Jehovah in u opmerkt. En hij kan u helpen die gaven te ontwikkelen en ze ten gunste van uw broeders en zusters aan te wenden. — Filippenzen 4:13.
’Wees gehoorzaam en onderdanig’
10. Waarom is het alleen maar passend dat wij waardering uiten voor de „gaven in mensen”?
10 Wanneer wij een geschenk krijgen, is het alleen maar passend om onze waardering te uiten. „Betoont u dankbaar”, zegt Kolossenzen 3:15. Wat valt er dan te zeggen over de „gaven in mensen”, het kostbare geschenk dat Jehovah ons gegeven heeft? Vanzelfsprekend zijn wij voornamelijk Jehovah, de edelmoedige Gever van geschenken, dankbaar. Maar wat valt er te zeggen over de „gaven in mensen” zelf? Hoe kunnen wij er blijk van geven dat wij hen waarderen?
11. (a) Hoe kunnen wij onze waardering voor de „gaven in mensen” tonen? (b) Wat is de betekenis van de uitdrukkingen „weest gehoorzaam” en „weest onderdanig”?
11 Wij kunnen onze waardering voor de „gaven in mensen” tonen door hun op de bijbel gebaseerde raad en beslissingen snel op te volgen. De bijbel adviseert ons: „Weest gehoorzaam aan hen die onder u de leiding nemen en weest onderdanig, want zij waken over uw ziel als mensen die rekenschap zullen afleggen, opdat zij dit met vreugde en niet met zuchten mogen doen, want dit zou voor u schadelijk zijn” (Hebreeën 13:17). Merk op dat wij niet alleen „gehoorzaam”, maar ook „onderdanig” moeten zijn aan hen die de leiding nemen. Het Griekse woord voor „onderdanig zijn” betekent letterlijk „weest wijkend (toegevend) onder hen”. Commentaar gevend op de uitdrukkingen „weest gehoorzaam” en „weest onderdanig” zegt de bijbelgeleerde R. C. H. Lenski: „Iemand gehoorzaamt wanneer hij instemt met wat van hem verlangd wordt, van de juistheid en het nut ervan overtuigd wordt; iemand wijkt of geeft toe . . . wanneer hij er een tegengestelde mening op na houdt.” Wanneer wij de aanwijzingen van hen die de leiding nemen, begrijpen en ermee instemmen, kan gehoorzaamheid grif volgen. Maar wat valt er te zeggen als wij de reden achter een specifieke beslissing niet begrijpen?
12. Waarom dienen wij onderworpen of toegevend te zijn, zelfs als wij niet volledig de reden voor een specifieke beslissing begrijpen?
12 Hier moeten wij misschien onderworpen of toegevend zijn. Waarom? In de eerste plaats moeten wij erop vertrouwen dat deze geestelijk bekwame mannen onze beste belangen op het oog hebben. Per slot van rekening weten zij heel goed dat zij aan Jehovah verantwoording moeten afleggen voor de schapen die aan hun zorg zijn toevertrouwd (Jakobus 3:1). Bovendien doen wij er goed aan in gedachte te houden dat wij wellicht niet op de hoogte zijn van alle vertrouwelijke feiten die hen ertoe hebben gebracht een op kennis gebaseerde beslissing te nemen. — Spreuken 18:13.
13. Wat kan ons helpen onderworpen te zijn wanneer het om rechterlijke beslissingen van de ouderlingen gaat?
13 Wat valt er te zeggen over onderworpen zijn als het om rechterlijke beslissingen gaat? Toegegeven, dit is misschien niet gemakkelijk, vooral niet als er een beslissing is genomen om iemand die wij liefhebben — een bloedverwant of een intieme vriend — uit te sluiten. Hier is het weer het beste om zich naar het oordeel van de „gaven in mensen” te schikken. Zij verkeren in een positie dat zij objectiever zijn dan wij kunnen zijn, en zij zijn misschien meer op de hoogte van de feiten. Vaak kosten zulke beslissingen deze broeders heel wat hoofdbrekens; het is een ernstig stemmende verantwoordelijkheid om ’voor Jehovah recht te spreken’ (2 Kronieken 19:6). Zij doen alle moeite om barmhartig te zijn, want zij hebben in gedachten dat God „vergevensgezind” is (Psalm 86:5). Maar zij moeten ook de gemeente rein houden en de bijbel gelast dat zij onberouwvolle kwaaddoeners uitsluiten (1 Korinthiërs 5:11-13). In veel gevallen legt de kwaaddoener zelf zich bij de beslissing neer. Het strenge onderricht kan net datgene zijn wat hij nodig heeft om tot bezinning te komen. Als wij, degenen van wie hij houdt, ons aan de beslissing onderwerpen, kunnen wij hem daardoor helpen profijt te trekken van het strenge onderricht. — Hebreeën 12:11.
’Betoon hun meer dan buitengewone achting’
14, 15. (a) Waarom verdienen de ouderlingen volgens 1 Thessalonicenzen 5:12, 13 onze achting? (b) Waarom kan er gezegd worden dat de ouderlingen ’hard werken onder ons’?
14 Wij kunnen ook onze waardering voor de „gaven in mensen” tonen door hun achting te betonen. In zijn brief aan de gemeente in Thessalonika vermaande Paulus de leden ervan: „[Heb] respect . . . voor hen die onder u hard werken en de leiding over u hebben in de Heer en u ernstig vermanen, en [betoon] hun om hun werk meer dan buitengewone achting in liefde” (1 Thessalonicenzen 5:12, 13). „Hard werken” — is dat geen beschrijving van de toegewijde ouderlingen die zich ten behoeve van ons onzelfzuchtig geven? Beschouw voor een ogenblik eens de zware last die deze geliefde broeders dragen.
15 In veel gevallen zijn het huisvaders die werelds werk moeten doen teneinde voor hun gezin te zorgen (1 Timotheüs 5:8). Als een ouderling kinderen heeft, hebben deze jongeren tijd en aandacht van hun vader nodig. Het kan zijn dat hij hen moet helpen met hun schoolwerk alsook enige tijd voor hen moet inruimen, zodat zij hun jeugdige energie aan gezonde ontspanning kunnen besteden (Prediker 3:1, 4). Bovenal zorgt hij voor de geestelijke behoeften van zijn gezin door geregeld een gezinsbijbelstudie met hen te houden, met hen in de velddienst te werken en hen mee te nemen naar christelijke vergaderingen (Deuteronomium 6:4-7; Efeziërs 6:4). Laten wij niet vergeten dat behalve deze verantwoordelijkheden die velen van ons gemeen hebben, ouderlingen extra taken moeten verrichten: vergaderingsonderdelen voorbereiden, herderlijke bezoeken brengen, voor het geestelijke welzijn van de gemeente zorgen en, indien nodig, rechterlijke kwesties behandelen. Sommigen dragen extra verantwoordelijkheden in verband met kringvergaderingen, districtscongressen, de bouw van Koninkrijkszalen en Ziekenhuiscontactcomités. Ja, deze broeders ’werken hard’!
16. Beschrijf manieren waarop wij de ouderlingen achting kunnen betonen.
16 Hoe kunnen wij hun achting betonen? Een bijbelse spreuk zegt: „Een woord te rechter tijd — o hoe goed is het!” (Spreuken 15:23; 25:11) Uitingen van oprechte waardering en aanmoediging kunnen hun dus tonen dat wij niet licht denken over hun harde werk. Ook dienen wij redelijk te zijn in wat wij van hen verwachten. Anderzijds dienen wij ons vrij te voelen hen om hulp te benaderen. Er kunnen tijden zijn dat ’ons eigen hart ineenkrimpt van pijn’ en wij schriftuurlijke aanmoediging, leiding of raad nodig hebben van degenen die ’bekwaam zijn om Gods Woord te onderwijzen’ (Psalm 55:4; 1 Timotheüs 3:2). Tegelijkertijd moeten wij in gedachte houden dat een ouderling slechts een beperkte hoeveelheid tijd aan ons kan besteden, want hij kan de behoeften van zijn eigen gezin of van anderen in de gemeente niet over het hoofd zien. Aangezien wij „medegevoel” met deze hardwerkende broeders hebben, willen wij geen onredelijke eisen aan hen stellen (1 Petrus 3:8). Laten wij veeleer waardering hebben voor de tijd en aandacht die zij redelijkerwijs aan ons kunnen schenken. — Filippenzen 4:5.
17, 18. Welke offers worden gebracht door veel vrouwen wier echtgenoot ouderling is, en hoe kunnen wij tonen dat wij deze getrouwe zusters waarderen?
17 Wat valt er over de vrouwen van de ouderlingen te zeggen? Verdienen ook zij onze achting niet? Per slot van rekening delen zij hun echtgenoten met de gemeente. Dit vergt vaak offers van hun zijde. Soms moeten ouderlingen avonduren besteden aan de zorg voor gemeentelijke aangelegenheden die zij anders met hun gezin hadden kunnen doorbrengen. In veel gemeenten brengen getrouwe christelijke vrouwen bereidwillig zulke offers, zodat hun echtgenoten voor Jehovah’s schapen kunnen zorgen. — Vergelijk 2 Korinthiërs 12:15.
18 Hoe kunnen wij er blijk van geven dat wij deze getrouwe christelijke zusters waarderen? In ieder geval door niet onredelijk veel van hun echtgenoten te verlangen. Maar laten wij ook de kracht van eenvoudige uitingen van waardering niet vergeten. Spreuken 16:24 zegt: „Aangename woorden zijn een honingraat, zoet voor de ziel en genezing voor de beenderen.” Beschouw de volgende ervaring eens. Na een christelijke vergadering benaderde een echtpaar een ouderling en vroeg of zij met hem over hun tienerzoon konden spreken. Terwijl de ouderling zich met het echtpaar onderhield, wachtte zijn vrouw geduldig. Nadien ging de moeder naar de vrouw van de ouderling toe en zei: „Ik wil je bedanken voor de tijd die je man eraan besteed heeft om mijn gezin te helpen.” Deze eenvoudige, hartelijke woorden van waardering raakten werkelijk het hart van de vrouw van die ouderling.
19. (a) Welke doeleinden vervullen ouderlingen als groep getrouw? (b) Wat moeten wij allen vastbesloten zijn te doen?
19 De voorziening van ouderlingen die voor de schapen zorgen, is een van Jehovah’s ’goede gaven’ (Jakobus 1:17). Nee, deze mannen zijn niet volmaakt; net als wij allen maken zij fouten (1 Koningen 8:46). Toch vervullen ouderlingen in de gemeenten over de hele wereld als groep getrouw de doeleinden die Jehovah voor hen in gedachten had — namelijk om de kudde terecht te brengen, op te bouwen, te verenigen en te beschermen. Moge elke ouderling vastbesloten zijn teder voor Jehovah’s schapen te blijven zorgen, waardoor hij bewijst een gave, of zegen, voor zijn broeders en zusters te zijn. En laten wij allen vastbesloten zijn onze waardering voor de „gaven in mensen” te tonen door gehoorzaam en onderdanig aan hen te zijn en door hun achting te betonen voor hun harde werk. Hoe dankbaar kunnen wij zijn dat Jehovah liefdevol heeft voorzien in mannen die in feite tot zijn schapen zeggen: ’Het is onze taak u te helpen God met vreugde te dienen’!
Wat zou u antwoorden?
◻ Waarom kan de gemeente terecht met een lichaam worden vergeleken?
◻ Hoe kunnen ouderlingen hun broeders en zusters helpen Jehovah met vreugde te dienen?
◻ Waarom dienen wij niet alleen gehoorzaam maar ook onderdanig te zijn aan hen die de leiding nemen?
◻ Op welke manieren kunnen wij de ouderlingen achting betonen?
[Illustratie op blz. 16]
Ouderlingen, prijs anderen voor hun van harte geschonken krachtsinspanningen
[Illustratie op blz. 17]
Door hun ijverige voorbeeld in de bediening kunnen ouderlingen gezinsleden en anderen helpen met vreugde te dienen
[Illustraties op blz. 18]
Wij waarderen onze hardwerkende ouderlingen!