Word geen vergeetachtige hoorders
„Wordt . . . daders van het woord en niet alleen hoorders, door uzelf met valse overleggingen te bedriegen.” — JAKOBUS 1:22.
1. Van welke wonderen mocht het volk Israël uit de oudheid getuige zijn?
„ONVERGETELIJK” zou een goed woord zijn om de door Jehovah verrichte wonderen in het oude Egypte te beschrijven. Elk van de tien plagen was onmiskenbaar ontzagwekkend. Deze slagen werden gevolgd door de verbazingwekkende bevrijding van het volk Israël door de gespleten wateren van de Rode Zee (Deuteronomium 34:10-12). Als u ooggetuige van die gebeurtenissen was geweest, zou u Degene die daar verantwoordelijk voor was hopelijk nooit vergeten hebben. Toch zong de psalmist: „Zij [de Israëlieten] vergaten God, hun Redder, degene die grote dingen in Egypte had gedaan, wonderwerken in het land van Cham, vrees inboezemende dingen bij de Rode Zee.” — Psalm 106:21, 22.
2. Waaruit blijkt dat Israëls waardering voor Gods machtige daden van korte duur was?
2 Na de doortocht door de Rode Zee ’kregen de Israëlieten vrees voor Jehovah en stelden geloof in Jehovah’ (Exodus 14:31). De mannen van Israël sloten zich bij Mozes aan in een overwinningslied voor Jehovah, en Mirjam en andere vrouwen reageerden hierop door op tamboerijnen te spelen en te dansen (Exodus 15:1, 20). Ja, Gods volk was onder de indruk van Jehovah’s machtige daden. Maar hun dankbaarheid jegens Degene die deze daden had verricht, was van korte duur. Spoedig daarna gedroegen velen van hen zich alsof zij aan ernstig geheugenverlies leden. Zij gingen tegen Jehovah murmureren en klagen. Sommigen gaven zich over aan afgoderij en seksuele immoraliteit. — Numeri 14:27; 25:1-9.
Waardoor zouden wij vergeetachtig kunnen worden?
3. Wat zouden wij vanwege onze onvolmaakte aard kunnen vergeten?
3 Israëls gebrek aan waardering is werkelijk verbijsterend. Toch zou ons hetzelfde kunnen overkomen. Het is waar dat wij zulke wonderen van God niet hebben gezien. Maar in onze verhouding met God hebben zich beslist gelegenheden voorgedaan die onvergetelijk waren. Misschien herinneren sommigen van ons zich nog de tijd dat wij de waarheid uit de bijbel aanvaardden. Andere vreugdevolle momenten kunnen betrekking hebben op het tijdstip dat wij ons in gebed aan Jehovah opdroegen en ons als ware christenen in water lieten dopen. Velen van ons hebben Jehovah’s helpende hand ervaren in andere fasen van ons leven (Psalm 118:15). Bovenal hebben wij door middel van de offerandelijke dood van Gods eigen Zoon, Jezus Christus, de hoop op redding ontvangen (Johannes 3:16). Niettemin kan het wegens onze onvolmaakte aard zijn dat wij, wanneer wij met verkeerde verlangens en de zorgen des levens worden geconfronteerd, maar al te gemakkelijk vergeten welke goede dingen Jehovah voor ons heeft gedaan.
4, 5. (a) Hoe waarschuwt Jakobus voor het gevaar vergeetachtige hoorders te zijn? (b) Hoe kunnen wij Jakobus’ illustratie van de man en de spiegel toepassen?
4 In zijn brief aan medechristenen waarschuwde Jezus’ halfbroer Jakobus voor het gevaar om vergeetachtige hoorders te zijn. Hij schreef: „Wordt . . . daders van het woord en niet alleen hoorders, door uzelf met valse overleggingen te bedriegen. Want indien iemand een hoorder van het woord is en geen dader, dan gelijkt zo iemand op een man die zijn natuurlijke aangezicht in een spiegel bekijkt. Want hij bekijkt zich en gaat dan weg en vergeet prompt wat voor een mens hij is” (Jakobus 1:22-24). Wat bedoelde Jakobus met die woorden?
5 Wanneer wij ’s morgens opstaan, kijken wij gewoonlijk in de spiegel om te zien wat wij nog aan onze uiterlijke verschijning moeten doen. Als wij ons met verschillende activiteiten gaan bezighouden en de geest zich op andere dingen richt, denken wij niet langer aan wat wij in de spiegel gezien hebben. Dit kan ook in geestelijk opzicht gebeuren. Als wij in het Woord van God kijken, kunnen wij wat wij zijn, vergelijken met wat Jehovah van ons verwacht. Bijgevolg komen wij oog in oog met onze zwakheden te staan. Deze kennis dient ons te motiveren om veranderingen in onze persoonlijkheid aan te brengen. Maar als wij ons met onze dagelijkse activiteiten bezig gaan houden en met onze problemen worstelen, kunnen wij er gemakkelijk mee ophouden over geestelijke zaken na te denken (Mattheüs 5:3; Lukas 21:34). Het is alsof wij Gods liefdevolle daden ten behoeve van ons vergeten. Als dit zou gebeuren, worden wij kwetsbaar voor zondige neigingen.
6. Welke schriftuurlijke beschouwing kan ons helpen Jehovah’s woord niet te vergeten?
6 In zijn eerste geïnspireerde brief aan de Korinthiërs maakt de apostel Paulus melding van de vergeetachtige Israëlieten in de wildernis. Net zoals de eerste-eeuwse christenen voordeel trokken van Paulus’ woorden, kan een overzicht van wat hij schreef ons helpen Jehovah’s woord niet te vergeten. Laten wij daarom 1 Korinthiërs 10:1-12 eens beschouwen.
Wijs wereldse begeerten af
7. Welk onmiskenbare bewijs van Jehovah’s liefde kregen de Israëlieten?
7 Wat Paulus over de Israëlieten zegt, dient als een waarschuwing voor christenen. Gedeeltelijk schrijft Paulus: „Ik [wil] u er niet onwetend van laten, broeders, dat onze voorvaders allen onder de wolk waren en allen door de zee trokken en allen door middel van de wolk en van de zee in Mozes gedoopt werden” (1 Korinthiërs 10:1-4). Het volk Israël in Mozes’ tijd had grote manifestaties van Gods macht gezien, met inbegrip van Gods wonderbare wolkkolom die hen overdag leidde en die hen hielp door de Rode Zee te ontkomen (Exodus 13:21; 14:21, 22). Ja, die Israëlieten kregen een onmiskenbaar bewijs van Jehovah’s liefde voor hen.
8. Wat waren de gevolgen van Israëls geestelijke vergeetachtigheid?
8 „Niettemin”, vervolgt Paulus „heeft God ten aanzien van de meesten van hen niet zijn goedkeuring tot uitdrukking gebracht, want zij werden neergeveld in de wildernis” (1 Korinthiërs 10:5). Wat droevig! De meeste Israëlieten die Egypte verlieten, kwamen er niet voor in aanmerking het Beloofde Land binnen te gaan. Omdat zij wegens gebrek aan geloof niet Gods goedkeuring genoten, stierven zij in de wildernis (Hebreeën 3:16-19). Wat kunnen wij hieruit leren? Paulus zegt: „Deze dingen . . . zijn voorbeelden geworden voor ons, opdat wij geen mensen zouden zijn die schadelijke dingen zouden begeren, zoals zij die hebben begeerd.” — 1 Korinthiërs 10:6.
9. Hoe had Jehovah voor zijn volk gezorgd, en hoe reageerde Israël?
9 De Israëlieten hadden volop om hun geestesoog scherp ingesteld te houden terwijl zij zich in de wildernis bevonden. Zij gingen een verbond met Jehovah aan en werden een aan hem opgedragen natie. Bovendien kregen zij een priesterschap, een tabernakel als een centrum van aanbidding en een regeling om slachtoffers aan Jehovah te brengen. In plaats van zich over deze geestelijke gaven te verheugen, lieten zij echter toe dat zij ontevreden werden over de materiële voorzieningen die God voor hen getroffen had. — Numeri 11:4-6.
10. Waarom dienen wij altijd aan God te denken?
10 In tegenstelling tot de Israëlieten in de wildernis geniet Jehovah’s volk in deze tijd Gods goedkeuring. Voor ons als afzonderlijke personen is het echter van levensbelang dat wij aan God blijven denken. Aldus zullen wij geholpen worden zelfzuchtige begeerten te verwerpen die onze geestelijke kijk zouden kunnen vertroebelen. Wij moeten vastbesloten zijn ’goddeloosheid en wereldse begeerten af te wijzen en met gezond verstand en rechtvaardigheid en godvruchtige toewijding te midden van dit tegenwoordige samenstel van dingen te leven’ (Titus 2:12). Degenen onder ons die vanaf hun prilste jeugd met de christelijke gemeente verbonden zijn geweest, dienen nooit te denken dat zij iets goeds mislopen. Als zulke gedachten ons ooit door het hoofd zouden schieten, doen wij er goed aan ons Jehovah indachtig te maken en de wonderbare zegeningen die hij voor ons heeft bereid. — Hebreeën 12:2, 3.
Absolute gehoorzaamheid aan Jehovah
11, 12. Hoe zou iemand zich schuldig kunnen maken aan afgoderij zonder zich met de verering van beelden in te laten?
11 Paulus geeft ons nog een waarschuwing wanneer hij schrijft: „Wordt ook geen afgodendienaars, zoals sommigen van hen, gelijk er staat geschreven: ’Het volk ging zitten om te eten en te drinken, en zij stonden op om zich te vermaken’” (1 Korinthiërs 10:7). Paulus doelt hier op de gelegenheid waarbij de Israëlieten Aäron overhaalden om een gouden kalf te maken (Exodus 32:1-4). Hoewel het onwaarschijnlijk is dat wij ons tot regelrechte afgodenaanbidding keren, zouden wij afgodendienaars kunnen worden door toe te staan dat onze eigen zelfzuchtige begeerten ons ervan afleiden Jehovah met onze gehele ziel te dienen. — Kolossenzen 3:5.
12 Bij een andere gelegenheid schreef Paulus over sommigen die zich voornamelijk bekommerden om materiële dingen en niet om geestelijke zaken. Over die personen „die als vijanden van de martelpaal van de Christus wandelen”, schreef hij: „Hun einde is vernietiging en hun god is hun buik” (Filippenzen 3:18, 19). Het voorwerp van hun afgoderij was niet een gesneden beeld. Het was hun begeerte naar materiële dingen. Natuurlijk zijn niet alle begeerten verkeerd. Jehovah schiep ons met menselijke behoeften en het vermogen om van velerlei genoegens te genieten. Maar degenen die het najagen van genot boven hun verhouding met God plaatsen, worden in feite afgodendienaars. — 2 Timotheüs 3:1-5.
13. Wat kunnen wij van het verslag van het gouden kalf leren?
13 Nadat de Israëlieten Egypte hadden verlaten, maakten zij een gouden kalf om te aanbidden. Behalve de waarschuwing voor afgoderij ligt er in dit verslag nog een belangrijke les opgesloten. De Israëlieten waren ongehoorzaam aan de duidelijke instructies van Jehovah (Exodus 20:4-6). Toch waren zij niet van plan Jehovah als hun God te verwerpen. Zij brachten slachtoffers aan het gegoten kalf en noemden de gelegenheid „een feest voor Jehovah”. Op de een of andere wijze maakten zij zichzelf wijs dat God hun ongehoorzaamheid door de vingers zou zien. Dit was een belediging voor Jehovah en het maakte hem hevig vertoornd. — Exodus 32:5, 7-10; Psalm 106:19, 20.
14, 15. (a) Waarom hadden de Israëlieten geen verontschuldiging om vergeetachtige hoorders te worden? (b) Wat zullen wij, als wij vastbesloten zijn geen vergeetachtige hoorders te worden, doen met betrekking tot Jehovah’s geboden?
14 Het zou voor een van Jehovah’s Getuigen zeer ongewoon zijn zich bij een valse religie aan te sluiten. Hoewel sommigen deel blijven uitmaken van de gemeente, kan het echter zijn dat zij Jehovah’s leiding op andere manieren verwerpen. Het volk Israël had geen excuus om vergeetachtige hoorders te worden. Zij hoorden de Tien Geboden en waren aanwezig toen Mozes hun Gods gebod gaf: „Gij moogt naast mij geen goden van zilver maken, en gij moogt u geen goden van goud maken” (Exodus 20:18, 19, 22, 23). Nochtans aanbaden de Israëlieten het gouden kalf.
15 Ook wij zouden geen geldig excuus hebben als wij vergeetachtige hoorders zouden worden. In de Schrift hebben wij van God afkomstige leiding met betrekking tot veel terreinen van het leven. Zo veroordeelt Jehovah’s Woord specifiek de praktijk om te lenen en niet terug te betalen (Psalm 37:21). Kinderen wordt geboden hun ouders te gehoorzamen en van vaders wordt verwacht dat zij hun kinderen in de „ernstige vermaning van Jehovah” grootbrengen (Efeziërs 6:1-4). Ongetrouwde christenen wordt opgedragen om „alleen in de Heer” te trouwen en getrouwde dienstknechten van God wordt gezegd: „Het huwelijk zij eerbaar onder allen en het huwelijksbed zonder verontreiniging, want God zal hoereerders en overspelers oordelen” (1 Korinthiërs 7:39; Hebreeën 13:4). Als wij vastbesloten zijn geen vergeetachtige hoorders te worden, zullen wij deze en andere van God afkomstige richtlijnen heel ernstig opvatten en ons daaraan houden.
16. Welke gevolgen had het aanbidden van het gouden kalf?
16 Jehovah accepteerde de poging van de Israëlieten om hem op hun eigen voorwaarden te dienen niet. In plaats daarvan werden er 3000 verdelgd, kennelijk voor de belangrijke rol die zij hadden vervuld bij de opstandige handelwijze om het gouden kalf te aanbidden. Andere kwaaddoeners hadden van een van Jehovah afkomstige plaag te lijden (Exodus 32:28, 35). Wat een les voor allen die Gods Woord lezen maar voor zichzelf uitmaken wat zij willen gehoorzamen!
„Ontvliedt de hoererij”
17. Van welke gebeurtenis maakte 1 Korinthiërs 10:8 melding?
17 Eén terrein waarop vleselijke begeerten tot geestelijke vergeetachtigheid kunnen leiden, wordt door Paulus ter sprake gebracht wanneer hij zegt: „Laten wij ook geen hoererij beoefenen, zoals sommigen van hen hoererij hebben bedreven, met als enig resultaat dat zij vielen, drieëntwintigduizend van hen op één dag” (1 Korinthiërs 10:8). Hier maakt Paulus melding van een incident op de vlakten van Moab aan het einde van Israëls veertigjarige omzwerving door de wildernis. De Israëlieten hadden nog kort tevoren Jehovah’s hulp gekregen bij het veroveren van de ten oosten van de Jordaan gelegen landen, maar velen bleken vergeetachtig en ondankbaar te zijn. Bij de grens van het Beloofde Land werden zij tot seksuele immoraliteit en de onreine aanbidding van de Baäl van Peor verleid. Zo’n 24.000 van hen werden gedood, van wie er 1000 aanstichters waren. — Numeri 25:9.
18. Wat voor gedrag kan tot seksuele immoraliteit leiden?
18 Jehovah’s dienstknechten in deze tijd staan bekend om hun hoge morele maatstaven. Maar sommige christenen zijn toen zich verlokkingen tot seksuele immoraliteit voordeden, ermee opgehouden aan God en zijn beginselen te denken. Zij zijn vergeetachtige hoorders geworden. Aanvankelijk hoeft het bij de verleiding niet om een daad van hoererij te gaan. Het kan een neiging zijn tot het gaan bekijken van pornografisch materiaal, tot het zich overgeven aan ongepast schertsen of flirten, of het voortzetten van nauwe omgang met moreel zwakke personen. Al deze dingen hebben christenen tot zondig gedrag gebracht. — 1 Korinthiërs 15:33; Jakobus 4:4.
19. Welke schriftuurlijke raad helpt ons om ’de hoererij te ontvlieden’?
19 Wanneer wij in de verleiding komen ons aan immoreel gedrag over te geven, mogen wij de gedachte aan Jehovah niet van ons afzetten. Wij moeten veeleer de vermaningen in zijn Woord in acht nemen (Psalm 119:1, 2). Als christenen doen de meesten van ons hun uiterste best om moreel rein te blijven, maar het vereist voortdurende inspanning om te doen wat goed is in Gods ogen (1 Korinthiërs 9:27). Aan christenen in Rome schreef Paulus: „Uw gehoorzaamheid is aan allen bekend geworden. Daarom verheug ik mij over u. Maar ik wil dat gij wijs zijt ten opzichte van het goede, doch onschuldig ten opzichte van het kwade” (Romeinen 16:19). Net als de 24.000 Israëlieten ter dood gebracht werden wegens hun zonden, zullen hoereerders en andere kwaaddoeners binnenkort Jehovah’s ongunstige oordeel ondergaan (Efeziërs 5:3-6). In plaats van vergeetachtige hoorders te worden, moeten wij er dus mee voortgaan ’de hoererij te ontvlieden’. — 1 Korinthiërs 6:18.
Heb altijd waardering voor Jehovah’s voorzieningen
20. Hoe stelden de Israëlieten Jehovah op de proef, en wat was het resultaat?
20 De overgrote meerderheid van christenen zwicht nooit voor seksuele immoraliteit. Toch moeten wij oppassen dat wij onszelf niet toestaan een handelwijze te volgen die leidt tot een patroon van murmureren dat op Gods afkeuring zou kunnen uitlopen. Paulus vermaant ons: „Laten wij ook niet Jehovah op de proef stellen, zoals sommigen van [de Israëlieten] hem op de proef hebben gesteld, met als enig resultaat dat zij omkwamen door de slangen. Zijt ook geen murmureerders, zoals sommigen van hen hebben gemurmureerd, met als enig resultaat dat zij omkwamen door de verdelger” (1 Korinthiërs 10:9, 10). De Israëlieten murmureerden tegen Mozes en Aäron — ja, ook tegen God zelf — en klaagden over het op wonderbaarlijke wijze verschafte manna (Numeri 16:41; 21:5). Was Jehovah minder beledigd door hun gemurmureer dan door hun hoererij? Het bijbelse verslag laat zien dat veel murmureerders door slangen werden gedood (Numeri 21:6). Bij een eerdere gelegenheid werden meer dan 14.700 opstandige murmureerders verdelgd (Numeri 16:49). Laten wij Jehovah’s geduld dus niet op de proef stellen door zijn voorzieningen met minachting te bejegenen.
21. (a) Tot het optekenen van welke vermaning werd Paulus geïnspireerd? (b) Hoe kunnen wij volgens Jakobus 1:25 werkelijk gelukkig zijn?
21 In zijn brief aan medechristenen besluit Paulus de opsomming van waarschuwingen met de vermaning: „Deze dingen nu bleven hun overkomen als voorbeelden en ze werden opgeschreven tot een waarschuwing voor ons, tot wie de einden van de samenstelsels van dingen gekomen zijn. Wie daarom denkt te staan, moet oppassen dat hij niet valt” (1 Korinthiërs 10:11, 12). Net als de Israëlieten hebben wij veel zegeningen van Jehovah ontvangen. Maar mogen wij, in tegenstelling tot hen, de goede dingen die God voor ons doet, nooit vergeten en in gebreke blijven ze naar waarde te schatten. Laten wij, wanneer wij onder de zorgen des levens gebukt gaan, nadenken over de schitterende beloften die in zijn Woord worden aangetroffen. Mogen wij onze kostbare verhouding met Jehovah niet vergeten en de aan ons toevertrouwde Koninkrijksprediking blijven verrichten (Mattheüs 24:14; 28:19, 20). Zo’n handelwijze schenkt ons beslist waar geluk, want de Schrift belooft: „Wie . . . tuurt in de volmaakte wet, die tot de vrijheid behoort, en daarbij blijft, die zal, omdat hij geen vergeetachtig hoorder maar een dader van het werk is geworden, gelukkig zijn doordat hij het doet.” — Jakobus 1:25.
Wat zou u antwoorden?
• Waardoor zouden wij vergeetachtige hoorders kunnen worden?
• Waarom is absolute gehoorzaamheid aan God van levensbelang?
• Hoe kunnen wij ’de hoererij ontvlieden’?
• Wat dient onze houding te zijn inzake Jehovah’s voorzieningen?
[Illustratie op blz. 15]
De Israëlieten vergaten Jehovah’s machtige daden ten behoeve van hen
[Illustratie op blz. 16]
Jehovah’s volk is vastbesloten zich aan hoge morele maatstaven te houden