Jehovah — onze teder meedogende Vader
„Jehovah [is] zeer teder in genegenheid en meedogend.” — JAKOBUS 5:11, NW, Studiebijbel, vtn.
1. Wat trekt nederige personen tot Jehovah God?
HET universum is zo groot dat astronomen niet bij machte zijn het totale aantal sterrenstelsels ervan te bepalen. Ons sterrenstelsel, de Melkweg, is zo uitgestrekt dat de mens met geen mogelijkheid aan de weet kan komen hoeveel sterren zich erin bevinden. Sommige sterren, zoals Antares, zijn duizenden malen groter en helderder dan onze zon. Hoe machtig moet de Grootse Schepper van alle sterren in het universum dan wel zijn! Ja, hij is „Degene die het heerleger daarvan zelfs naar het getal uitleidt, ze alle zelfs bij name roept” (Jesaja 40:26). Toch is deze zelfde ontzag inboezemende God ook „zeer teder in genegenheid en meedogend”. Hoe verkwikkend is deze wetenschap voor nederige dienstknechten van Jehovah, vooral voor hen die vervolging ondergaan of met ziekte, depressiviteit of andere moeilijkheden te kampen hebben!
2. Hoe worden tedere emoties door mensen van deze wereld dikwijls bezien?
2 Velen bezien de zachtere emoties, zoals de „gevoelens van tedere genegenheid en mededogen” van Christus, als zwakheid (Filippenzen 2:1). Beïnvloed door de evolutiefilosofie moedigen zij de mensen aan zichzelf op de eerste plaats te stellen, zelfs al betekent het de gevoelens van anderen te krenken. Een aantal rolmodellen, of voorbeelden, van personen in de amusementswereld en de sport zijn macho’s die geen tranen vergieten of tedere genegenheid tonen. Ook sommige politieke heersers handelen in die trant. De stoïsche filosoof Seneca, die de wrede keizer Nero heeft opgevoed, beweerde nadrukkelijk dat „medelijden een zwakheid is”. M’Clintock en Strongs Cyclopædia verklaart: „De invloeden van het stoïcisme . . . blijven zelfs tot in deze tijd invloed uitoefenen op de geest van de mensen.”
3. Welke beschrijving van zichzelf gaf Jehovah aan Mozes?
3 In tegenstelling hiermee is de persoonlijkheid van ’s mensen Schepper hartverwarmend. Hij gaf Mozes de volgende beschrijving van zichzelf: „Jehovah, Jehovah, een God barmhartig en goedgunstig, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid en waarheid, . . . die dwaling en overtreding en zonde vergeeft, maar hij zal geenszins vrijstelling van straf geven” (Exodus 34:6, 7). Zeker, Jehovah besloot deze beschrijving van zichzelf door de aandacht te vestigen op zijn gerechtigheid. Hij zal moedwillige zondaars niet vrijstellen van welverdiende straf. Toch beschrijft hij zichzelf in de eerste plaats als een God die barmhartig is.
4. Wat is de hartverwarmende betekenis van het Hebreeuwse woord dat dikwijls met „barmhartigheid” wordt vertaald?
4 Soms wordt het woord „barmhartigheid” alleen maar beschouwd in de onpersoonlijke rechterlijke betekenis dat er geen straf wordt toegediend. Maar een vergelijking van bijbelvertalingen werpt licht op de rijke betekenis van het Hebreeuwse bijvoeglijk naamwoord dat is afgeleid van het werkwoord ra·chamʹ. Volgens sommige geleerden is de grondbetekenis daarvan „zacht zijn”. „Racham”, zo zet het boek Synonyms of the Old Testament uiteen, „drukt een diep en teder gevoel van mededogen uit, zoals dat wordt opgewekt wanneer wij zien hoe degenen die ons dierbaar zijn of onze hulp nodig hebben, zwak zijn of lijden ondergaan”. Andere hartverwarmende definities van deze begeerlijke hoedanigheid zijn te vinden in Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 151-154.
5. Hoe kwam barmhartigheid duidelijk tot uiting in de Mozaïsche wet?
5 Gods tedere mededogen komt duidelijk tot uiting in de Wet die hij de natie Israël gaf. Zij die zich in een ongunstige situatie bevonden, zoals weduwen, wezen en de armen moesten met mededogen bejegend worden (Exodus 22:22-27; Leviticus 19:9, 10; Deuteronomium 15:7-11). Allen, met inbegrip van slaven en dieren, moesten profiteren van de wekelijkse sabbat van rust (Exodus 20:10). Bovendien nam God nota van personen die de geringen teder bejegenden. Spreuken 19:17 verklaart: „Hij die gunst betoont aan de geringe, leent aan Jehovah, en zijn bejegening zal Hij hem vergelden.”
Grenzen aan goddelijk mededogen
6. Waarom zond Jehovah profeten en boden tot zijn volk?
6 De Israëlieten droegen Gods naam en aanbaden in de tempel te Jeruzalem, die „een huis . . . voor de naam van Jehovah” was (2 Kronieken 2:4; 6:33). Mettertijd gingen zij echter immoraliteit, afgoderij en moord dulden, waardoor zij grote smaad op Jehovah’s naam wierpen. In overeenstemming met zijn meedogende persoonlijkheid trachtte God deze slechte situatie geduldig recht te zetten zonder rampspoed over de hele natie te brengen. Hij „bleef door bemiddeling van zijn boden herhaaldelijk waarschuwingen tot hen zenden, omdat hij mededogen had met zijn volk en zijn woning. Maar zij staken voortdurend de draak met de boden van de ware God en verachtten zijn woorden en dreven de spot met zijn profeten, totdat de woede van Jehovah zich tegen zijn volk verhief, totdat er geen genezing meer was.” — 2 Kronieken 36:15, 16.
7. Wat gebeurde er met het koninkrijk Juda toen de grens van Jehovah’s mededogen was bereikt?
7 Hoewel Jehovah meedogend en langzaam tot toorn is, spreidt hij zo nodig wel degelijk rechtvaardige toorn tentoon. Destijds was de grens van het goddelijke mededogen bereikt. Over de gevolgen lezen wij: „[Jehovah] liet daarom de koning van de Chaldeeën tegen hen optrekken, die vervolgens hun jonge mannen met het zwaard doodde in het huis van hun heiligdom, ook had hij geen mededogen met jongeling of maagd, oude of afgeleefde. Alles gaf Hij in zijn hand” (2 Kronieken 36:17). Zo werden Jeruzalem en zijn tempel verwoest, en de natie werd in gevangenschap naar Babylon gevoerd.
Mededogen met Zijn naam
8, 9. (a) Waarom verklaarde Jehovah dat hij mededogen met zijn naam zou hebben? (b) Hoe werd de vijanden van Jehovah de mond gesnoerd?
8 De omringende natiën verheugden zich over deze rampspoed. Spottend zeiden zij: „Dezen zijn het volk van Jehovah, en uit zijn land zijn zij uitgegaan.” Jehovah, die gevoelig was voor deze smaad, verklaarde: „Ik zal mededogen hebben met mijn heilige naam . . . En ik zal mijn grote naam stellig heiligen, . . . en de natiën zullen moeten weten dat ik Jehovah ben.” — Ezechiël 36:20-23.
9 Nadat zijn natie zeventig jaar in gevangenschap had verkeerd, bevrijdde de meedogende God, Jehovah, hen en stond hun toe terug te keren en de tempel in Jeruzalem te herbouwen. Daarmee werd de omringende natiën, die vol verbazing toekeken, de mond gesnoerd (Ezechiël 36:35, 36). Helaas verviel de natie Israël echter opnieuw tot kwalijke praktijken. Een getrouwe jood, Nehemia, hielp de situatie recht te zetten. In een openbaar gebed gaf hij een overzicht van Gods meedogende bemoeienissen met de natie en zei:
10. Hoe vestigde Nehemia de aandacht op Jehovah’s mededogen?
10 „Ten tijde van hun benauwdheid riepen zij telkens luid tot u, en gij, van uw kant, hoorde dan vanuit de hemel zelf; en naar uw overvloedige barmhartigheid hebt gij hun dan redders gegeven, die hen telkens uit de hand van hun tegenstanders redden. Maar zodra zij rust hadden, gingen zij opnieuw doen wat kwaad is voor uw aangezicht, en dan liet gij hen weer aan de hand van hun vijanden over, die hen weer vertrapten. Dan keerden zij weer terug en riepen tot u om hulp, en gij, van uw kant, hoorde dan vanuit de hemel zelf en bevrijdde hen naar uw overvloedige barmhartigheid, telkens weer. . . . Gij waart vele jaren toegevend jegens hen.” — Nehemia 9:26-30; zie ook Jesaja 63:9, 10.
11. Welke tegenstelling bestaat er tussen Jehovah en de goden van mensen?
11 Ten slotte, nadat de joodse natie Gods geliefde Zoon wreed had verworpen, verloor ze haar bevoorrechte status voorgoed. God was meer dan 1500 jaar loyaal aan hen gehecht geweest. Dat is een eeuwigdurend getuigenis van het feit dat Jehovah werkelijk een God van barmhartigheid is. Wat vormen de wrede goden en ongevoelige godheden die door zondige mensen zijn verzonnen, hier een schril contrast mee! — Zie blz. 8.
De grootste uiting van mededogen
12. Wat was de grootste uiting van Gods mededogen?
12 De grootste uiting van Gods mededogen was dat hij zijn geliefde Zoon naar de aarde zond. Het is waar dat Jezus’ rechtschapen leven Jehovah grote vreugde schonk en hem een volmaakt antwoord verschafte op de valse beschuldigingen van de Duivel (Spreuken 27:11). Maar te moeten zien hoe zijn geliefde Zoon een wrede en smadelijke dood onderging, heeft Jehovah terzelfder tijd ongetwijfeld meer pijn gedaan dan enige menselijke ouder ooit heeft moeten verduren. Het was een heel liefdevol offer, dat de weg baande voor de redding van de mensheid (Johannes 3:16). Zoals Zacharias, de vader van Johannes de Doper, had voorzegd, werd „het tedere mededogen van onze God” erdoor verheerlijkt. — Lukas 1:77, 78.
13. Op welke belangrijke manier heeft Jezus de persoonlijkheid van zijn Vader weerspiegeld?
13 Dat Gods Zoon naar de aarde werd gezonden, gaf de mensheid ook een duidelijker kijk op Jehovah’s persoonlijkheid. Hoe dat zo? Doordat Jezus de persoonlijkheid van zijn Vader volmaakt weerspiegelde, vooral wat de manier betreft waarop hij de geringen met teder mededogen bejegende! (Johannes 1:14; 14:9) In dit verband gebruiken de drie evangelieschrijvers Mattheüs, Markus en Lukas een Grieks werkwoord, splag·chniʹzo·mai, dat afgeleid is van het Griekse woord voor „ingewanden”. „Aan de etymologie van het woord alleen al”, zo verklaart de bijbelgeleerde William Barclay, „is te zien dat het geen omschrijving is van gewoon medelijden of mededogen, maar van een emotie die een mens tot in het diepst van zijn wezen beroert. Het is het sterkste woord in het Grieks waardoor het gevoel van mededogen wordt uitgedrukt.” Het wordt afwisselend vertaald met ’medelijden hebben’ of ’door medelijden bewogen’. — Markus 6:34; 8:2.
Wanneer Jezus medelijden had
14, 15. Hoe wordt Jezus in een stad in Galilea met medelijden bewogen, en wat wordt hierdoor geïllustreerd?
14 Het toneel is een stad in Galilea. Een man „die overdekt [is] met melaatsheid” komt naar Jezus toe zonder de gebruikelijke waarschuwing te geven (Lukas 5:12). Berispt Jezus hem streng omdat hij niet „Onrein, onrein” heeft geroepen, zoals Gods wet voorschrijft? (Leviticus 13:45) Nee. In plaats daarvan luistert Jezus naar de vertwijfelde smeekbede van de man: „Als u het alleen maar wilt, kunt u mij rein maken.” „Door medelijden bewogen” strekt Jezus zijn hand uit, raakt de melaatse aan en zegt: „Ik wil het. Word rein.” Ogenblikkelijk krijgt de man zijn gezondheid terug. Aldus demonstreert Jezus niet alleen zijn bovennatuurlijke, door God geschonken vermogens, maar ook de tedere gevoelens die hem ertoe bewegen die vermogens aan te wenden. — Markus 1:40-42.
15 Moet Jezus aangesproken worden voordat hij gevoelens van mededogen toont? Nee. Enige tijd later komt hij een begrafenisstoet tegen die uit de stad Naïn komt. Ongetwijfeld heeft Jezus voor die tijd al veel begrafenissen gezien, maar deze is bijzonder tragisch. De overledene is de enige zoon van een weduwe. „Met medelijden . . . bewogen” gaat Jezus naar haar toe en zegt: „Houd op met wenen.” Vervolgens verricht hij het opzienbarende wonder dat hij haar zoon weer tot leven wekt. — Lukas 7:11-15.
16. Waarom heeft Jezus medelijden met de grote schare die hem volgt?
16 De opmerkelijke les die uit de bovenstaande gebeurtenissen geleerd wordt, is dat wanneer Jezus „door medelijden bewogen” wordt, hij iets positiefs doet om te helpen. Bij een latere gelegenheid laat Jezus zijn oog gaan over de grote scharen die hem blijven volgen. Mattheüs bericht dat „hij medelijden met hen [had], omdat zij gestroopt en heen en weer gedreven waren als schapen zonder herder” (Mattheüs 9:36). De Farizeeën doen weinig om de geestelijke honger van het gewone volk te stillen. In plaats daarvan belasten zij de nederigen met allerlei onnodige regels (Mattheüs 12:1, 2; 15:1-9; 23:4, 23). Hoe zij het gewone volk bezagen, trad aan het licht toen zij over degenen die naar Jezus luisterden, zeiden: „Deze schare, die de Wet niet kent, vervloekt zijn zij.” — Johannes 7:49.
17. Hoe wordt Jezus door medelijden met de scharen bewogen, en welke tot op de dag van vandaag toepasbare leidraad verschaft hij daar?
17 Jezus daarentegen is diep bewogen door de geestelijk kommervolle toestand waarin de scharen verkeren. Maar er zijn eenvoudig te veel belangstellende mensen om individuele aandacht aan hen te kunnen schenken. Daarom zegt hij tot zijn discipelen dat zij om meer werkers moeten bidden (Mattheüs 9:35-38). In overeenstemming met zulke gebeden zendt Jezus zijn apostelen uit met de boodschap: „Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.” De instructies die bij die gelegenheid werden gegeven, dienen tot op de dag van vandaag als een waardevolle leidraad voor christenen. Zonder twijfel bewegen Jezus’ gevoelens van mededogen hem ertoe de geestelijke honger van de mensheid te stillen. — Mattheüs 10:5-7.
18. Hoe reageert Jezus wanneer scharen inbreuk maken op zijn privacy, en welke les leren wij hieruit?
18 Bij een andere gelegenheid voelt Jezus opnieuw bezorgdheid voor de geestelijke behoeften van de scharen. Deze keer zijn hij en zijn apostelen vermoeid na een drukke predikingstocht, en zij zoeken een rustplaats op. Maar het duurt niet lang of de mensen vinden hem. In plaats van geïrriteerd te raken over deze inbreuk op hun privacy, werd Jezus volgens het verslag van Markus „met medelijden . . . bewogen”. En wat was de reden voor Jezus’ diepe gevoelens? Zij waren „als schapen zonder herder”. Weer handelt Jezus zoals zijn gevoelens hem ingeven, en hij begint de scharen te onderwijzen „over het koninkrijk Gods”. Ja, hij werd zo diep bewogen door hun geestelijke honger, dat hij de noodzakelijke rust opofferde om hen te onderwijzen. — Markus 6:34; Lukas 9:11.
19. Hoe beperkte Jezus’ bezorgdheid voor de scharen zich niet tot hun geestelijke behoeften?
19 Hoewel Jezus zich in de eerste plaats om de geestelijke behoeften van de mensen bekommerde, zag hij hun fundamentele fysieke behoeften nooit over het hoofd. Bij diezelfde gelegenheid ’maakte hij hen die genezing nodig hadden ook gezond’ (Lukas 9:11). Bij een latere gelegenheid waren de scharen al een hele tijd bij hem, en zij waren ver van huis. Zich bewust van hun fysieke nood, zei Jezus tot zijn discipelen: „Ik heb medelijden met de schare, want zij zijn nu al drie dagen bij mij gebleven en hebben niets te eten; en ik wil hen niet wegzenden zonder dat zij eerst gegeten hebben. Anders bezwijken zij misschien onderweg” (Mattheüs 15:32). Nu doet Jezus iets om te voorkomen dat dit gebeurt. Door een wonder voedt hij duizenden mannen, vrouwen en kinderen met slechts zeven broden en een paar visjes.
20. Wat leren wij uit het laatste opgetekende geval waarin Jezus door medelijden bewogen werd?
20 Het laatste opgetekende geval waarin Jezus door medelijden bewogen werd, doet zich voor op zijn laatste tocht naar Jeruzalem. Grote scharen reizen met hem mee om het Pascha te vieren. Op de weg bij Jericho roepen twee blinde bedelaars voortdurend: „Heer, wees ons barmhartig.” De scharen proberen hun het zwijgen op te leggen, maar Jezus roept hen en vraagt wat zij willen dat hij doet. „Heer, laat onze ogen geopend worden”, smeken zij. „Door medelijden bewogen” raakt hij hun ogen aan, en zij kunnen weer zien (Mattheüs 20:29-34). Wat een belangrijke les leren wij hieruit! Jezus staat vlak voor de laatste week van zijn aardse bediening. Hij moet nog veel werk tot stand brengen voordat Satans handlangers hem een wrede dood zullen doen ondergaan. Toch laat hij door de druk van deze zo gewichtige tijd zijn tedere gevoelens van mededogen voor minder belangrijke menselijke behoeften niet verdringen.
Illustraties waarin mededogen wordt beklemtoond
21. Wat wordt geïllustreerd door het feit dat de meester de grote schuld van zijn slaaf kwijtschold?
21 Het Griekse werkwoord splag·chniʹzo·mai, dat in deze verslagen over Jezus’ leven wordt gebruikt, wordt ook in drie van Jezus’ illustraties gebezigd. In één verhaal smeekt een slaaf of hem de tijd kan worden gegeven om een grote schuld terug te betalen. „Tot medelijden . . . bewogen” scheldt zijn meester de schuld kwijt. Hierdoor wordt geïllustreerd dat Jehovah God intens mededogen heeft betoond door iedere individuele christen die geloof oefent in het loskoopoffer van Jezus een enorme schuld aan zonden kwijt te schelden. — Mattheüs 18:27; 20:28.
22. Wat wordt door de gelijkenis van de verloren zoon geïllustreerd?
22 Dan is er het verhaal van de verloren zoon. Denk eens terug aan wat er gebeurde toen de eigenzinnige zoon weer thuiskwam. „Terwijl hij nog ver weg was, werd zijn vader hem gewaar en werd door medelijden bewogen, en hij snelde op hem toe en viel hem om de hals en kuste hem teder” (Lukas 15:20). Hieruit blijkt dat wanneer een christen die eigenzinnig is geworden, oprecht berouw toont, Jehovah medelijden zal hebben en die persoon weer teder zal aannemen. Aldus laat Jezus door deze twee illustraties zien dat onze Vader, Jehovah, „zeer teder in genegenheid en meedogend is”. — Jakobus 5:11, NW, Studiebijbel, vtn.
23. Welke les leren wij uit Jezus’ illustratie van de barmhartige Samaritaan?
23 De derde keer dat splag·chniʹzo·mai illustratief wordt gebruikt, betreft de meedogende Samaritaan die „door medelijden bewogen [werd]” over de ellendige situatie van een jood die beroofd en halfdood achtergelaten was (Lukas 10:33). Handelend naar deze gevoelens deed de Samaritaan alles wat in zijn vermogen lag om de vreemdeling te helpen. Dit demonstreert dat Jehovah en Jezus van ware christenen verwachten dat zij hun voorbeeld zullen volgen door tederheid en mededogen aan de dag te leggen. Enkele van de manieren waarop wij dit kunnen doen, zullen in het volgende artikel worden besproken.
Overzichtsvragen
◻ Wat betekent het barmhartig te zijn?
◻ Hoe toonde Jehovah mededogen met zijn naam?
◻ Wat is de grootste uiting van mededogen?
◻ Op welke in het oog springende wijze weerspiegelt Jezus de persoonlijkheid van zijn Vader?
◻ Wat leren wij van Jezus’ meedogende daden en uit zijn illustraties?
[Kader op blz. 12, 13]
EEN BEELDENDE TERM VOOR „TEDERE LIEFDEVOLLE BEZORGDHEID”
„O MIJN ingewanden, mijn ingewanden!”, riep de profeet Jeremia uit. Klaagde hij soms over een darmstoornis als gevolg van iets verkeerds dat hij gegeten had? Nee. Jeremia gebruikte een Hebreeuwse metafoor ter beschrijving van zijn diepe bezorgdheid over de rampspoed die over het koninkrijk Juda zou komen. — Jeremia 4:19.
Aangezien Jehovah God diepe gevoelens heeft, wordt het Hebreeuwse woord voor „ingewanden”, of „darmen” (me·ʽimʹ), ook gebruikt om zijn tedere emoties te beschrijven. Decennia voor de dagen van Jeremia bijvoorbeeld werd het tienstammenrijk Israël door de koning van Assyrië in gevangenschap gevoerd. Jehovah liet dit toe bij wijze van straf voor hun trouweloosheid. Maar vergat God hen in hun ballingschap? Nee. Hij was nog steeds innig aan hen gehecht als een deel van zijn verbondsvolk. Naar hen verwijzend met de naam van de vooraanstaande stam Efraïm vroeg Jehovah: „Is Efraïm mij een dierbare zoon, of een troetelkind? Want in de mate dat ik tegen hem spreek, zal ik hem zonder mankeren verder gedenken. Daarom zijn mijn ingewanden onstuimig geworden om hem. Ik zal mij beslist over hem erbarmen.” — Jeremia 31:20.
Door te zeggen „mijn ingewanden [zijn] onstuimig geworden”, gebruikte Jehovah beeldspraak om zijn diepe gevoelens van genegenheid voor zijn verbannen volk te beschrijven. In zijn commentaar op dit vers schreef de negentiende-eeuwse bijbelgeleerde E. Henderson: „Niets kan de hier door Jehovah onder woorden gebrachte ontroerende tentoonspreiding van tedere ouderlijke gevoelens jegens een terugkerende verloren zoon overtreffen. . . . Hoewel hij zich aldus tegen [de afgoden dienende Efraïmieten] had uitgesproken en hen had gestraft . . ., vergat hij hen nooit, maar verheugde zich integendeel uitbundig bij het vooruitzicht van hun uiteindelijke herstel.”
Het Griekse woord voor „darmen” of „ingewanden” wordt in de christelijke Griekse Geschriften op soortgelijke wijze gebruikt. Wanneer de term niet letterlijk wordt gebruikt, zoals in Handelingen 1:18, heeft hij betrekking op tedere emoties van genegenheid of mededogen (Filemon 12). Het woord wordt soms samengevoegd met het Griekse woord dat „goed” betekent. De apostelen Paulus en Petrus gebruiken de gecombineerde uitdrukking wanneer zij christenen aanmoedigen om „teder mededogend”, letterlijk „goed genegen tot medelijden” te zijn (Efeziërs 4:32; 1 Petrus 3:8). Het Griekse woord voor „darmen” kan ook worden samengevoegd met het Griekse woord poʹlu. Deze combinatie betekent letterlijk „veeldarmig”. Deze zeer zeldzame Griekse uitdrukking wordt slechts eenmaal in de bijbel gebezigd, en ze heeft betrekking op Jehovah God. De Nieuwe-Wereldvertaling geeft de term als volgt weer: „Jehovah [is] zeer teder in genegenheid.” — Jakobus 5:11.
Hoe dankbaar dienen wij te zijn dat de machtigste persoon in het universum, Jehovah God, zozeer verschilt van de wrede goden die door meedogenloze mensen zijn verzonnen! In navolging van hun ’teder meedogende’ God worden ware christenen ertoe bewogen net zo te handelen in hun omgang met elkaar. — Efeziërs 5:1.
[Illustratie op blz. 10]
Toen de grens van het goddelijke mededogen was bereikt, liet Jehovah toe dat de Babyloniërs zijn eigenzinnige volk wegvoerden
[Illustratie op blz. 11]
Zijn geliefde Zoon te zien sterven, moet Jehovah God de grootste pijn hebben gedaan die iemand ooit heeft moeten lijden
[Illustratie op blz. 15]
Jezus weerspiegelde de meedogende persoonlijkheid van zijn Vader volmaakt