De zienswijze van de bijbel
Wie zijn „wedergeboren”?
NIKODÉMUS was lid van het joodse hooggerechtshof, een autoriteit op het gebied van religieuze wetten, en hij had genoeg bewijzen gezien voor Jezus’ wonderen om ervan overtuigd te zijn dat Jezus de Messías was. Toch kon hij niet begrijpen wat Jezus bedoelde toen hij zei: „Indien iemand niet wedergeboren wordt, kan hij het koninkrijk Gods niet zien.” — Johannes 3:1-3, 10.
„Hoe kan een mens geboren worden als hij oud is?” vroeg Nikodémus. „Kan hij soms voor een tweede maal in de schoot van zijn moeder gaan en geboren worden?” — Johannes 3:4.
Miljoenen mensen in deze tijd belijden „wedergeboren” te zijn en beweren dat zij heel goed begrijpen wat hiermee wordt bedoeld. Anderen, zoals Nikodémus, weten niet wat zij van het hele begrip „wedergeboren” moeten denken. Aangezien Jezus Christus duidelijk maakte dat dit een absoluut vereiste was om het koninkrijk Gods binnen te gaan, is het uitermate belangrijk dat wij werkelijk begrijpen wat hij met de uitdrukking „wedergeboren” bedoelde.
In antwoord op Nikodémus’ vraag vervolgde Jezus: „Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Indien iemand niet uit water en geest wordt geboren, kan hij het koninkrijk Gods niet binnengaan. Wat uit het vlees is geboren, is vlees, en wat uit de geest is geboren, is geest. Verwonder u niet omdat ik tot u zei: Gijlieden moet wedergeboren worden.” — Johannes 3:5-7.
Is dit moeilijk te vatten? Jezus wist dat het niet gemakkelijk is geestelijke waarheden te begrijpen. Ten einde deze dingen dus duidelijker te maken, gebruikte hij een illustratie over de wind. „De wind blaast waarheen hij wil, en gij hoort het geluid ervan, maar gij weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat. Zo is een ieder die uit de geest is geboren” (Johannes 3:8). Nikodémus kon de wind horen en voelen en de gevolgen ervan waarnemen, maar hij kon niet begrijpen waar die vandaan kwam of uiteindelijk heen ging. Toch was het boven elke twijfel verheven dat de wind werkelijk bestond. Op soortgelijke wijze zouden degenen die geen geestelijk inzicht hebben het moeilijk vinden te vatten hoe Jehovah, door middel van zijn geest, ervoor zou kunnen zorgen dat iemand wedergeboren wordt en wat de uiteindelijke bestemming van zo iemand zou zijn. Met de hulp van geïnspireerde bijbelschrijvers kunnen wij zulke dingen echter begrijpen. — Johannes 16:13.
Het raadsel oplossen
Wat bedoelde Jezus toen hij zei dat iemand „uit water en geest wordt geboren”? Geboorte duidt op een begin. Een nieuwe geboorte betekent een nieuw begin. In het geval van Jezus’ discipelen begon hun eerste stap in de richting van hun wedergeboorte toen zij berouw hadden over hun zonden, een verkeerde handelwijze de rug toekeerden en in water werden gedoopt. Te beginnen op Pinksteren 33 G.T. gaf Jehovah hun als antwoord op de door hen ondernomen actie datgene wat Petrus aanduidde als „een nieuwe geboorte . . . tot een levende hoop . . . in de hemelen weggelegd” (1 Petrus 1:3, 4; 3:21). Jehovah’s heilige geest plantte in hen een overtuiging dat zij uiteindelijk met Jezus Christus in de hemel zouden leven. Dit gaf hun een volslagen nieuwe kijk op het leven — een nieuw begin.
Was dit enkel een emotionele religieuze ervaring? Neen. Gods heilige geest maakte hen tot iets heel nieuws, „een nieuwe schepping” (2 Korinthiërs 5:17). Toen zij als mens werden geboren, waren zij zondige kinderen van Adam, die alle onvolmaaktheid erfden die hij op zijn nakomelingen overdroeg. Nu deze discipelen werden „wedergeboren”, kregen zij een reine positie voor Gods aangezicht. Hoe? De verdiensten van Jezus’ slachtoffer werden ten behoeve van hen aangewend. Hierdoor werden zij door God als rechtvaardig beschouwd ook al waren zij nog altijd onvolmaakte mensen (Romeinen 3:25, 26; 5:12-21; 1 Korinthiërs 6:11). Bovendien erkende Jehovah hen nu als zijn zonen. De apostel Paulus laat zien hoe dit mogelijk is: „Want allen die door Gods geest worden geleid, zijn Gods zonen . . . Gods kinderen” (Romeinen 8:14, 16). Zij werden nu in Gods hemelse gezin opgenomen.
En er was meer. Paulus vervolgt: „Indien wij dan kinderen zijn, zijn wij ook erfgenamen, ja, erfgenamen van God, maar medeërfgenamen met Christus” (Romeinen 8:17). Deze geestelijke zonen Gods hadden nu het vooruitzicht datgene te beërven wat Christus Jezus zou beërven — koningsmacht in de hemel. Jezus onthulde aan de apostel Johannes hoeveel personen mederegeerders met hem over de aarde zouden zijn — 144.000 (Openbaring 7:4; 14:1-3). Vervolgens toonde hij Johannes dat deze begunstigde discipelen „priesters van God en van de Christus [zullen] zijn en . . . de duizend jaar met hem als koningen [zullen] regeren”. — Openbaring 20:6.
Voordelen voor anderen
Betekent dit dan dat iedereen die Gods gunst wil verwerven, „wedergeboren” moet worden? Geenszins. Jezus’ slachtoffer zal ten behoeve van meer personen worden aangewend dan slechts de 144.000 die speciaal zijn uitgekozen om met hem in de hemel te zijn. Toen de apostel Johannes tegen het einde van de eerste eeuw aan „wedergeboren” christenen schreef, zei hij over het slachtoffer van Jezus: „Hij is een zoenoffer voor onze zonden, echter niet alleen voor de onze, maar ook voor die van de gehele wereld” (1 Johannes 2:2). Hoe is dit het geval?
Op de volgende wijze. Degenen die „wedergeboren” zijn, zullen met Jezus Christus in Jehovah’s hemelse koninkrijk regeren ten einde de overige mensheid, die op aarde zal leven, voordelen te verschaffen. Dit was voorzegd in een opmerkelijke belofte die bijna 4000 jaar geleden aan Jezus’ voorvader Abraham werd gedaan. „Door bemiddeling van uw zaad zullen alle natiën der aarde zich stellig zegenen”, zei Jehovah tot Abraham (Genesis 22:18). Ja, grootse zegeningen zouden voor alle natiën beschikbaar komen door bemiddeling van Abrahams „zaad”!
Wie was dat „zaad”? Jezus Christus, te zamen met zijn ware „wedergeboren” volgelingen. De apostel Paulus verklaart: „Bovendien, wanneer gij Christus toebehoort, zijt gij werkelijk Abrahams zaad” (Galaten 3:16, 29). En wat voor zegeningen zullen mensen van alle natiën door bemiddeling van Jezus Christus en deze „wedergeboren” discipelen toevloeien? Het voorrecht in Gods gunst hersteld te worden en zich te verheugen in al de voorzieningen die hij voor een paradijsaarde heeft getroffen. — Genesis 1:27, 28; Psalm 37:29; Spreuken 2:21, 22; Jesaja 45:18.
De 144.000 „wedergeboren” discipelen zullen dus „het [hemelse] koninkrijk Gods . . . binnengaan” ten einde de wonderbaarlijke zegeningen van Gods koninkrijk aan talloze miljoenen mensen hier op aarde te doen toekomen (Matthéüs 6:10; Romeinen 8:19-21; Openbaring 21:1-5). Wij weten niet of Nikodémus Jezus’ woorden ooit begrepen heeft en „wedergeboren” werd om deel te gaan uitmaken van dit lichaam van regeerders. Wel weten wij dat de gelegenheid om de zegeningen van hun hemelse heerschappij te ontvangen, openstaat voor een ieder die zich deze ten nutte wil maken. Zult u die gelegenheid aangrijpen?
[Inzet op blz. 27]
Moet iedereen „wedergeboren” worden om Gods gunst te verwerven?