Wat vraagt Jehovah in deze tijd van ons?
„Een stem uit de wolk zei: ’Dit is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd; luistert naar hem.’” — MATTHEÜS 17:5.
1. Wanneer had de Wet aan haar doel beantwoord?
JEHOVAH gaf de natie Israël de Wet met haar vele facetten. Daarover schreef de apostel Paulus: „Het waren wettelijke vereisten die betrekking hadden op het vlees en opgelegd waren tot aan de bestemde tijd om dingen recht te zetten” (Hebreeën 9:10). Toen de Wet een overblijfsel van Israëlieten ertoe bracht Jezus als de Messias, of Christus, te aanvaarden, had ze haar doel gediend. Bijgevolg verklaarde Paulus: „Christus is het einde van de Wet.” — Romeinen 10:4; Galaten 3:19-25; 4:4, 5.
2. Wie stonden onder de Wet, en wanneer werden zij ervan bevrijd?
2 Betekent dit dat de Wet niet bindend is voor ons in deze tijd? In feite heeft het overgrote deel van de mensheid nooit onder de Wet gestaan, zoals de psalmist verklaarde: „[Jehovah] vertelt zijn woord aan Jakob, zijn voorschriften en zijn rechterlijke beslissingen aan Israël. Zo heeft hij voor geen enkele andere natie gedaan; en wat zijn rechterlijke beslissingen betreft, zij hebben ze niet gekend” (Psalm 147:19, 20). Toen God op basis van Jezus’ slachtoffer het nieuwe verbond sloot, stond zelfs de natie Israël niet langer onder de verplichting de Wet te gehoorzamen (Galaten 3:13; Efeziërs 2:15; Kolossenzen 2:13, 14, 16). Als de Wet dus niet langer bindend is, wat vraagt Jehovah dan van degenen die hem in deze tijd wensen te dienen?
Wat Jehovah vraagt
3, 4. (a) Wat vraagt Jehovah eigenlijk in deze tijd van ons? (b) Waarom dienen wij nauwkeurig in Jezus’ voetstappen te treden?
3 In het laatste jaar van Jezus’ bediening vergezelden zijn apostelen Petrus, Jakobus en Johannes hem naar een hoge berg, mogelijk een uitloper van het Hermongebergte. Daar zagen zij een profetisch visioen van Jezus in luisterrijke heerlijkheid en hoorden Gods eigen stem verklaren: „Dit is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd; luistert naar hem” (Mattheüs 17:1-5). Dat is in de grond der zaak wat Jehovah van ons vraagt — naar zijn Zoon luisteren en zijn voorbeeld en leringen volgen (Mattheüs 16:24). Bijgevolg schreef de apostel Petrus: „Christus heeft voor u geleden, u een model nalatend opdat gij nauwkeurig in zijn voetstappen zoudt treden.” — 1 Petrus 2:21.
4 Waarom dienen wij nauwkeurig in Jezus’ voetstappen te treden? Omdat wij door hem na te volgen, Jehovah God navolgen. Jezus kende de Vader door en door, omdat hij voordat hij naar de aarde kwam miljarden jaren met hem in de hemel was geweest (Spreuken 8:22-31; Johannes 8:23; 17:5; Kolossenzen 1:15-17). Toen Jezus op aarde was, vertegenwoordigde hij zijn Vader loyaal. Hij verklaarde: „Deze dingen spreek ik zoals de Vader mij heeft geleerd.” In feite volgde Jezus Jehovah zo nauwgezet na dat hij kon zeggen: „Wie mij heeft gezien, heeft ook de Vader gezien.” — Johannes 8:28; 14:9.
5. Onder welke wet staan christenen, en wanneer werd die wet van kracht?
5 Wat is erbij betrokken naar Jezus te luisteren en hem na te volgen? Betekent het onder een wet te staan? Paulus schreef: „Ik zelf [sta] niet onder de wet.” Hij had het hier over „het oude verbond”, het Wetsverbond dat met Israël was gesloten. Paulus erkende wel dat hij „onder de wet ten opzichte van Christus” was (1 Korinthiërs 9:20, 21; 2 Korinthiërs 3:14). Met het einde van het oude Wetsverbond werd een ’nieuw verbond’ van kracht met zijn „wet van de Christus”, die alle dienstknechten van Jehovah in deze tijd verplicht zijn te gehoorzamen. — Lukas 22:20; Galaten 6:2; Hebreeën 8:7-13.
6. Hoe zou „de wet van de Christus” beschreven kunnen worden, en hoe zijn wij er gehoorzaam aan?
6 Jehovah liet „de wet van de Christus” niet vastleggen in een geschreven wetsstelsel, waarbij ze in verschillende categorieën was geordend, zoals het geval was met het oude Wetsverbond. Deze nieuwe wet voor Christus’ volgelingen omvat geen uitgebreide lijst van gedetailleerde geboden en verboden. In zijn Woord heeft Jehovah echter vier uitvoerige verslagen van het leven en de leringen van zijn Zoon bewaard. Bovendien heeft God enkele van Jezus’ vroege volgelingen ertoe geïnspireerd geschreven instructies te verschaffen betreffende persoonlijk gedrag, gemeentelijke aangelegenheden, houding in het gezin en andere zaken (1 Korinthiërs 6:18; 14:26-35; Efeziërs 5:21-33; Hebreeën 10:24, 25). Wanneer wij ons leven inrichten naar het voorbeeld en de leringen van Jezus Christus en acht slaan op de raad van geïnspireerde eerste-eeuwse bijbelschrijvers, gehoorzamen wij „de wet van de Christus”. Jehovah vraagt dit van zijn dienstknechten in deze tijd.
De belangrijkheid van liefde
7. Hoe beklemtoonde Jezus tijdens het laatste Pascha met zijn apostelen de essentie van zijn wet?
7 Hoewel liefde onder de Wet belangrijk was, is ze het wezen of de essentie van de wet van de Christus. Dit feit werd door Jezus beklemtoond toen hij met zijn apostelen bijeenkwam om het Pascha van 33 G.T. te vieren. Volgens de door de apostel Johannes gegeven samenvatting van wat er die avond gebeurde, bevatten Jezus’ uit het hart komende woorden 28 verwijzingen naar liefde. Hierdoor werd ten overstaan van zijn apostelen de essentie, of geest, van zijn wet beklemtoond. Veelzeggend is dat Johannes zijn relaas van de gebeurtenissen op die gedenkwaardige avond introduceerde door te zeggen: „Omdat Jezus nu vóór het paschafeest wist dat zijn uur was gekomen om uit deze wereld naar de Vader te gaan, had hij de zijnen die in de wereld waren en die hij had liefgehad, tot het einde toe lief.” — Johannes 13:1.
8. (a) Welke aanwijzing was er dat er nog steeds een bepaald meningsverschil onder de apostelen bestond? (b) Hoe leerde Jezus zijn apostelen een les in nederigheid?
8 Jezus had zijn apostelen lief, ook al had hij schijnbaar tevergeefs getracht hen te helpen hun buitensporige verlangen naar macht en positie de baas te worden. Maanden vóór hun aankomst in Jeruzalem ’hadden zij er met elkaar over geargumenteerd wie groter was’. En net voordat zij voor het Pascha naar de stad kwamen, rees er opnieuw een meningsverschil over positie (Markus 9:33-37; 10:35-45). Dat dit probleem nog steeds leefde, wordt te kennen gegeven door wat er gebeurde kort nadat de apostelen de bovenkamer binnenkwamen om samen te zijn op wat hun laatste gezamenlijke Pascha zou worden. Op dat tijdstip greep niemand de gelegenheid aan om de gebruikelijke, gastvrije dienst in acht te nemen die erin bestond de voeten van de anderen te wassen. Om hen een les in nederigheid te leren, waste Jezus zelf de voeten van hen. — Johannes 13:2-15; 1 Timotheüs 5:9, 10.
9. Hoe pakte Jezus de situatie die zich na het laatste Pascha voordeed aan?
9 Let eens op wat er ondanks die les na de viering van het Pascha en nadat Jezus de gedachtenis aan zijn ophanden zijnde dood had ingesteld, toch weer plaatsvond. Het evangelieverslag van Lukas zegt: „Er ontstond . . . ook een heftig twistgesprek onder hen over de vraag wie van hen de grootste scheen te zijn.” In plaats van boos op zijn apostelen te worden en hun een uitbrander te geven, gaf Jezus hun vriendelijk raad dat zij anders moesten zijn dan de op macht beluste regeerders van de wereld (Lukas 22:24-27). Vervolgens gaf hij hun wat de hoeksteen van de wet van de Christus genoemd zou kunnen worden door te zeggen: „Ik geef u een nieuw gebod, dat gij elkaar liefhebt; net zoals ik u heb liefgehad, dat ook gij elkaar liefhebt.” — Johannes 13:34.
10. Welk gebod gaf Jezus zijn discipelen, en wat hield het in?
10 Later die avond zette Jezus uiteen hoe ver christelijke liefde dient te gaan. Hij zei: „Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt net zoals ik u heb liefgehad. Niemand heeft grotere liefde dan deze, dat iemand afstand doet van zijn ziel ten behoeve van zijn vrienden” (Johannes 15:12, 13). Zei Jezus dat zijn volgelingen bereid dienden te zijn ten behoeve van medegelovigen te sterven indien de situatie dit zou vereisen? Zo begreep Johannes, een ooggetuige van deze gelegenheid, het, want later schreef hij: „Hieraan hebben wij de liefde leren kennen, dat hij [Jezus Christus] voor ons afstand heeft gedaan van zijn ziel; en wij zijn verplicht afstand te doen van onze ziel voor onze broeders.” — 1 Johannes 3:16.
11. (a) Hoe vervullen wij de wet van de Christus? (b) Welk voorbeeld verschafte Jezus?
11 Wij vervullen de wet van de Christus dus niet louter door anderen over hem te onderwijzen. Wij moeten ook net als Jezus leven en handelen. Het is waar, Jezus gebruikte mooie, welgekozen woorden in zijn toespraken. Toch onderwees Jezus ook door zelf het voorbeeld te geven. Hoewel Jezus een machtig geestelijk schepsel in de hemel was geweest, greep hij de gelegenheid aan om de belangen van zijn Vader op aarde te dienen en te laten zien hoe wij dienen te leven. Hij was nederig, vriendelijk en begrijpend, waarbij hij degenen hielp die zich zwaar belast en onderdrukt voelden (Mattheüs 11:28-30; 20:28; Filippenzen 2:5-8; 1 Johannes 3:8). En Jezus drukte zijn volgelingen op het hart elkaar lief te hebben, net als hij hen liefhad.
12. Waarom kan er gezegd worden dat de wet van de Christus de noodzaak om Jehovah lief te hebben niet bagatelliseert?
12 Welke plaats neemt liefde voor Jehovah — het grootste gebod van de Wet — in de wet van de Christus in? (Mattheüs 22:37, 38; Galaten 6:2) De tweede plaats? Geenszins! Liefde voor Jehovah en liefde voor onze medechristenen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Men kan Jehovah niet echt liefhebben zonder ook zijn broeder lief te hebben, want de apostel Johannes merkte op: „Indien iemand de bewering uit: ’Ik heb God lief’ en toch zijn broeder haat, is hij een leugenaar. Want wie zijn broeder, die hij heeft gezien, niet liefheeft, kan God, die hij niet heeft gezien, niet liefhebben.” — 1 Johannes 4:20; vergelijk 1 Johannes 3:17, 18.
13. Waartoe leidde het dat de discipelen Jezus’ nieuwe gebod gehoorzaamden?
13 Toen Jezus zijn discipelen het nieuwe gebod gaf elkaar lief te hebben net als hij hen liefhad, beschreef hij de uitwerking die dit zou hebben. „Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt,” zei hij, „indien gij liefde onder elkaar hebt” (Johannes 13:35). Volgens Tertullianus, die meer dan honderd jaar na Jezus’ dood leefde, had de broederlijke liefde van vroege christenen die uitwerking daadwerkelijk. Tertullianus citeerde niet-christenen die over Christus’ volgelingen zeiden: ’Zie hoe zij elkaar liefhebben en hoe zij bereid zijn voor elkander te sterven.’ Wij zouden onszelf kunnen afvragen: ’Toon ik zo’n liefde voor medechristenen dat daardoor wordt bewezen dat ik een van Jezus’ discipelen ben?’
Hoe wij onze liefde bewijzen
14, 15. Wat kan het moeilijk maken de wet van de Christus te gehoorzamen, maar wat kan ons daarbij helpen?
14 Het is uitermate belangrijk dat Jehovah’s dienstknechten christelijke liefde aan de dag leggen. Maar vindt u het moeilijk om medechristenen lief te hebben die zelfzuchtige eigenschappen tentoonspreiden? Welnu, zoals wij gezien hebben, waren zelfs de apostelen het oneens met elkaar en trachtten hun eigen belangen te bevorderen (Mattheüs 20:20-24). Ook de Galaten ruzieden onder elkaar. Nadat Paulus had uiteengezet dat naastenliefde de Wet vervulde, waarschuwde hij hen: „Maar als gij elkaar blijft bijten en verslinden, past er dan voor op dat gij niet door elkaar wordt verdelgd.” Nadat Paulus de werken van het vlees tegenover de vrucht van Gods geest had geplaatst, voegde hij er de vermaning aan toe: „Laten wij niet egotistisch worden, doordat wij onderlinge wedijver aanwakkeren en elkaar benijden.” Vervolgens gaf de apostel de aansporing: „Blijft elkaars lasten dragen en vervult aldus de wet van de Christus.” — Galaten 5:14–6:2.
15 Vraagt Jehovah te veel van ons door gehoorzaamheid aan de wet van de Christus te verlangen? Hoewel het moeilijk kan zijn vriendelijk te zijn tegen degenen die ons afgesnauwd en ons emotioneel gekwetst hebben, zijn wij verplicht ’als geliefde kinderen navolgers van God te worden en in liefde te blijven wandelen’ (Efeziërs 5:1, 2). Wij moeten blijven kijken naar het voorbeeld van God, die „zijn eigen liefde jegens ons hierin aan[beveelt], dat Christus voor ons is gestorven terwijl wij nog zondaars waren” (Romeinen 5:8). Door het initiatief te nemen om anderen te helpen, met inbegrip van degenen die ons slecht behandeld hebben, kunnen wij de voldoening smaken te weten dat wij God navolgen en gehoorzaam zijn aan de wet van de Christus.
16. Hoe bewijzen wij onze liefde voor God en Christus?
16 Wij dienen te bedenken dat wij onze liefde bewijzen door wat wij doen, niet alleen door wat wij zeggen. Zelfs Jezus vond eens een aspect van Gods wil moeilijk te aanvaarden wegens alles wat erbij betrokken was. „Vader, indien gij het wenst, neem deze beker dan van mij weg”, bad Jezus. Maar hij voegde er snel aan toe: „Doch niet mijn wil, maar de uwe geschiede” (Lukas 22:42). Ondanks alles wat Jezus heeft geleden, deed hij Gods wil (Hebreeën 5:7, 8). Gehoorzaamheid is een bewijs van onze liefde en toont dat wij Gods weg als de beste erkennen. „Dit betekent de liefde tot God,” zegt de bijbel, „dat wij zijn geboden onderhouden” (1 Johannes 5:3). En Jezus zei tot zijn apostelen: „Indien gij mij liefhebt, zult gij mijn geboden onderhouden.” — Johannes 14:15.
17. Welk speciale gebod gaf Jezus zijn volgelingen, en hoe weten wij dat het in deze tijd op ons van toepassing is?
17 Welk speciale gebod gaf Christus zijn volgelingen, behalve dat hij hun gebood elkaar lief te hebben? Hij beval hun het predikingswerk waarvoor hij hen had opgeleid te verrichten. Petrus zei: „Hij [heeft] ons bevolen tot het volk te prediken en een grondig getuigenis te geven” (Handelingen 10:42). Jezus had specifiek geboden: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb” (Mattheüs 28:19, 20; Handelingen 1:8). Jezus onthulde dat zulke instructies ook nu in „de tijd van het einde” op zijn volgelingen van toepassing zouden zijn, want hij zei: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Daniël 12:4; Mattheüs 24:14). Het is uiteraard Gods wil dat wij prediken. Toch zijn sommigen misschien van mening dat God te veel van ons vraagt door te verlangen dat wij dit werk doen. Maar is dat werkelijk zo?
Waarom het moeilijk kan lijken
18. Wat dienen wij in gedachte te houden wanneer wij lijden omdat wij doen wat Jehovah vraagt?
18 Zoals wij gezien hebben, heeft Jehovah in de loop van de geschiedenis mensen gevraagd zich naar verschillende vereisten te richten. En net als wat hun gevraagd werd te doen verschillend was, is dat ook het geval geweest met de beproevingen die zij ondervonden hebben. Gods geliefde Zoon onderging de moeilijkste beproevingen en werd uiteindelijk op de wreedste manier gedood omdat hij deed wat God vroeg. Maar wanneer wij lijden ondergaan omdat wij doen wat Jehovah van ons vraagt, dienen wij te bedenken dat hij niet verantwoordelijk is voor onze beproevingen (Johannes 15:18-20; Jakobus 1:13-15). Satans opstand luidde zonde, lijden en de dood in, en hij is degene die de omstandigheden heeft geschapen waardoor het vaak zeer moeilijk is gemaakt om te doen wat Jehovah van zijn dienstknechten vraagt. — Job 1:6-19; 2:1-8.
19. Waarom is het een voorrecht te doen wat God ons door bemiddeling van zijn Zoon heeft gevraagd?
19 Door bemiddeling van zijn Zoon heeft Jehovah het zo geleid dat Zijn dienstknechten in deze tijd van het einde een wereldomvattende bekendmaking doen dat het enige geneesmiddel voor alle menselijke lijden de Koninkrijksheerschappij is. Deze regering van God zal een eind maken aan alle problemen op aarde — oorlog, misdaad, armoede, ouderdom, ziekte, dood. Het Koninkrijk zal ook een glorierijk aards paradijs inluiden, waarin zelfs de doden zullen worden opgewekt (Mattheüs 6:9, 10; Lukas 23:43; Handelingen 24:15; Openbaring 21:3, 4). Wat een voorrecht is het om het goede nieuws van zulke dingen bekend te maken! Het is dus duidelijk dat wat Jehovah ons vraagt te doen geen probleem vormt. Wij worden met tegenstand geconfronteerd, maar Satan de Duivel en zijn wereld zijn hiervoor verantwoordelijk.
20. Hoe kunnen wij het hoofd bieden aan elke uitdaging die de Duivel opwerpt?
20 Hoe kunnen wij succesvol het hoofd bieden aan elke uitdaging die door Satan wordt opgeworpen? Door de volgende woorden in gedachte te houden: „Wees wijs, mijn zoon, en verheug mijn hart, opdat ik een antwoord kan geven aan hem die mij hoont” (Spreuken 27:11). Jezus verschafte Jehovah een antwoord op Satans gehoon door de zekerheid van het hemelse leven te verlaten om op aarde de wil van zijn Vader te doen (Jesaja 53:12; Hebreeën 10:7). Als mens verduurde Jezus elke beproeving waaraan hij werd onderworpen, zelfs de dood aan een martelpaal. Als wij hem als ons Voorbeeld volgen, kunnen ook wij lijden verduren en doen wat Jehovah van ons vraagt. — Hebreeën 12:1-3.
21. Hoe denkt u over de door Jehovah en zijn Zoon getoonde liefde?
21 Wat een liefde hebben God en zijn Zoon ons betoond! Wegens Jezus’ slachtoffer heeft de gehoorzame mensheid het vooruitzicht op eeuwig leven in het Paradijs. Laten wij dus niet toestaan dat iets onze hoop verduistert. Laten wij veeleer persoonlijk ter harte nemen wat door Jezus mogelijk is gemaakt, zoals Paulus heeft gedaan, die zei: ’De Zoon van God heeft mij liefgehad en zichzelf voor mij overgegeven’ (Galaten 2:20). En mogen wij ons innig dankbaar betonen tegenover onze liefdevolle God, Jehovah, die nooit te veel van ons vraagt.
Wat zou u antwoorden?
◻ Wat vraagt Jehovah thans van ons?
◻ Hoe beklemtoonde Christus tijdens de laatste avond met zijn apostelen de belangrijkheid van liefde?
◻ Hoe kunnen wij bewijzen dat wij God liefhebben?
◻ Waarom is het een voorrecht te doen wat Jehovah van ons vraagt?
[Illustratie op blz. 23]
Welke les heeft Jezus onderwezen door de voeten van zijn apostelen te wassen?
[Illustratie op blz. 25]
Het verbreiden van het goede nieuws is ondanks tegenstand een verrukkelijk voorrecht