Jehovah zorgt voor u
’Werp al uw bezorgdheid op God, want hij zorgt voor u.’ — 1 PETRUS 5:7.
1. In welk belangrijk opzicht zijn Jehovah en Satan complete tegenpolen?
JEHOVAH en Satan zijn complete tegenpolen. Iemand die zich tot Jehovah aangetrokken voelt, kan door de Duivel alleen maar afgestoten worden. Dit contrast komt duidelijk tot uiting in een gezaghebbend naslagwerk. Met betrekking tot Satans activiteiten zoals die in het bijbelboek Job worden uiteengezet, zegt de Encyclopædia Britannica (1970): ’Satan gaat de aarde rond op zoek naar mensen of daden waarover een slecht bericht kan worden uitgebracht; wat hij doet is dus tegengesteld aan wat de „ogen van de Heer” doen, die de aarde rondgaan om al het goede te versterken (II Kron. xvi, 9). Satan staat cynisch tegenover onzelfzuchtige menselijke goedheid en het wordt hem toegestaan die te toetsen onder Gods autoriteit en gezag en binnen de beperkingen die God oplegt.’ Ja, wat een contrast! — Job 1:6-12; 2:1-7.
2, 3. (a) Hoe wordt de betekenis van het woord „Duivel” goed geïllustreerd door wat er met Job gebeurde? (b) Hoe blijkt uit de bijbel dat Satan Jehovah’s dienstknechten op aarde blijft beschuldigen?
2 Het woord „Duivel” komt van een Grieks woord dat „valse beschuldiger”, „lasteraar” betekent. Het boek Job onthult dat Satan Jehovah’s getrouwe dienstknecht Job ervan beschuldigde Hem uit eigenbelang te dienen door te zeggen: „Is het om niet, dat Job God heeft gevreesd?” (Job 1:9) Uit het verslag in het boek Job blijkt dat Job ondanks zijn problemen en beproevingen steeds dichter tot Jehovah kwam (Job 10:9, 12; 12:9, 10; 19:25; 27:5; 28:28). Na zijn beproeving zei hij tot God: „Van horen zeggen heb ik omtrent u vernomen, maar nu heeft mijn eigen oog u gezien.” — Job 42:5.
3 Is Satan er sinds de tijd van Job mee opgehouden Gods getrouwe dienstknechten te beschuldigen? Nee. Uit het boek Openbaring blijkt dat Satan er in deze tijd van het einde mee voortgaat Christus’ gezalfde broeders en stellig ook hun getrouwe metgezellen te beschuldigen (2 Timotheüs 3:12; Openbaring 12:10, 17). Derhalve is het dringend noodzakelijk dat we ons allen als ware christenen onderwerpen aan onze zorgzame God, Jehovah, hem uit diepe liefde dienen en aldus bewijzen dat Satans beschuldiging vals is. Wanneer we dat doen, zullen we Jehovah’s hart verheugen. — Spreuken 27:11.
Jehovah wil ons graag helpen
4, 5. (a) Waar zoekt Jehovah, in tegenstelling tot Satan, op aarde naar? (b) Willen we Jehovah’s gunst genieten, wat is er dan van onze kant nodig?
4 De Duivel gaat de aarde rond op zoek om iemand te beschuldigen en te verslinden (Job 1:7, 9; 1 Petrus 5:8). Jehovah daarentegen wil graag degenen helpen die zijn sterkte nodig hebben. De profeet Hanani zei tot koning Asa: „Wat Jehovah aangaat, zijn ogen gaan de gehele aarde rond om zijn sterkte te tonen ten behoeve van hen wier hart onverdeeld is jegens hem” (2 Kronieken 16:9). Wat een verschil tussen Satans van haat vervulde kritische manier van kijken en Jehovah’s liefdevolle zorg!
5 Jehovah bespioneert ons niet om ons op elke fout en tekortkoming te betrappen. De psalmist schreef: „Indien gij op dwalingen zoudt letten, o Jah, o Jehovah, wie zou stand kunnen houden?” (Psalm 130:3) Het vanzelfsprekende antwoord is: niemand (Prediker 7:20). Als we Jehovah met een onverdeeld hart naderen, zullen zijn ogen op ons gevestigd zijn, niet om ons te veroordelen, maar om onze inspanningen gade te slaan en onze gebeden om hulp en vergeving te verhoren. De apostel Petrus schreef: „De ogen van Jehovah zijn op de rechtvaardigen en zijn oren tot hun smeking; maar het aangezicht van Jehovah is tegen hen die slechte dingen doen.” — 1 Petrus 3:12.
6. Hoe is Davids geval zowel een troost als een waarschuwing voor ons?
6 David was onvolmaakt en heeft zwaar gezondigd (2 Samuël 12:7-9). Maar hij stortte zijn hart bij Jehovah uit en naderde tot hem in een vurig gebed (Psalm 51:1-12, opschrift). Jehovah verhoorde zijn gebed en vergaf hem, hoewel David onaangename gevolgen van zijn zonde droeg (2 Samuël 12:10-14). Dit dient voor ons zowel een troost als een waarschuwing te zijn. Het is vertroostend te weten dat Jehovah bereid is onze zonden te vergeven als we oprecht berouw hebben, maar het is een ernstig stemmende gedachte dat zonden vaak ernstige gevolgen hebben (Galaten 6:7-9). Als we tot Jehovah willen naderen, dienen we zo ver mogelijk uit de buurt te blijven van alles wat hem mishaagt. — Psalm 97:10.
Jehovah trekt zijn dienstknechten tot zich
7. Op wat voor mensen let Jehovah, en hoe trekt hij ze tot zich?
7 David schreef in een van zijn psalmen: „Jehovah is hoog, en toch ziet hij de nederige; maar de hovaardige kent hij slechts van een afstand” (Psalm 138:6). In dezelfde trant zegt een andere psalm: „Wie is als Jehovah, onze God, hij die zijn woning in den hoge maakt? Hij verwaardigt zich om naar de hemel en de aarde te zien, richt de geringe zelfs op uit het stof” (Psalm 113:5-7). Ja, de almachtige Schepper van het universum verwaardigt zich neer te kijken naar de aarde, en zijn ogen zien „de nederige”, „de geringe”, mensen die „zuchten en kermen over al de verfoeilijkheden die . . . gedaan worden” (Ezechiël 9:4). Hij trekt zulke personen door bemiddeling van zijn Zoon tot zich. Toen Jezus op aarde was, zei hij: „Niemand kan tot mij komen tenzij de Vader, die mij heeft gezonden, hem trekt . . . Niemand kan tot mij komen, tenzij het hem door de Vader gegeven is.” — Johannes 6:44, 65.
8, 9. (a) Waarom moeten we allen tot Jezus komen? (b) Wat is er zo opmerkelijk aan de losprijsregeling?
8 Alle mensen dienen tot Jezus te komen en geloof te stellen in het loskoopoffer omdat ze als zondaars, vervreemd van God, geboren werden (Johannes 3:36). Ze moeten met God verzoend worden (2 Korinthiërs 5:20). God wachtte niet totdat zondaars hem smeekten om een of andere regeling te treffen waardoor ze vrede met hem mochten vinden. De apostel Paulus schreef: „God beveelt zijn eigen liefde jegens ons hierin aan, dat Christus voor ons is gestorven terwijl wij nog zondaars waren. Want indien wij, toen wij vijanden waren, met God werden verzoend door middel van de dood van zijn Zoon, zullen wij veelmeer, nu wij verzoend zijn, gered worden door zijn leven.” — Romeinen 5:8, 10.
9 De apostel Johannes bevestigde de verheven waarheid dat God mensen met zich verzoent en schreef: „Hierdoor werd de liefde Gods in ons geval openbaar gemaakt, dat God zijn eniggeboren Zoon naar de wereld heeft uitgezonden, opdat wij door bemiddeling van hem leven zouden verwerven. De liefde bestaat in dit opzicht niet hierin dat wij God hebben liefgehad, maar dat hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft uitgezonden als zoenoffer voor onze zonden” (1 Johannes 4:9, 10). Het initiatief ging uit van God, niet van de mens. Voelt u zich niet aangetrokken tot een God die zoveel liefde toonde voor mensen die niet alleen „zondaars” maar zelfs „vijanden” waren? — Johannes 3:16.
We moeten Jehovah zoeken
10, 11. (a) Wat moeten we doen om Jehovah te zoeken? (b) Hoe dienen we Satans samenstel van dingen te bezien?
10 Natuurlijk dwingt Jehovah ons niet tot hem te komen. We moeten hem zoeken, „naar hem tasten en hem werkelijk vinden . . ., ofschoon hij eigenlijk niet ver is van een ieder van ons” (Handelingen 17:27). We moeten erkennen dat Jehovah het recht heeft onze onderworpenheid te verlangen. De discipel Jakobus schreef: „Onderwerpt u daarom aan God; maar weerstaat de Duivel en hij zal van u wegvluchten. Nadert tot God en hij zal tot u naderen. Reinigt uw handen, zondaars, en zuivert uw hart, besluitelozen” (Jakobus 4:7, 8). We dienen niet te aarzelen een krachtig standpunt tegen de Duivel en voor Jehovah in te nemen.
11 Dit betekent dat we ons van Satans goddeloze samenstel van dingen distantiëren. Jakobus schreef ook: „Weet gij niet dat de vriendschap met de wereld vijandschap met God is? Al wie daarom een vriend van de wereld wil zijn, maakt zich tot een vijand van God” (Jakobus 4:4). Willen we daarentegen Jehovah’s vrienden zijn, dan moeten we verwachten dat Satans wereld ons haat. — Johannes 15:19; 1 Johannes 3:13.
12. (a) Welke vertroostende woorden tekende David op? (b) Welke waarschuwing gaf Jehovah bij monde van de profeet Azarja?
12 Wanneer Satans wereld ons op een of andere specifieke manier tegenstaat, moeten we Jehovah vooral in gebed naderen en om zijn hulp vragen. David, die zo vaak Jehovah’s reddende hand heeft gevoeld, schreef tot troost van ons: „Jehovah is nabij allen die hem aanroepen, allen die hem aanroepen in waarachtigheid. Aan de begeerte van hen die hem vrezen, zal hij voldoen, en hun hulpgeschreeuw zal hij horen, en hij zal hen redden. Jehovah behoedt allen die hem liefhebben, maar alle goddelozen zal hij verdelgen” (Psalm 145:18-20). Uit deze psalm blijkt dat Jehovah ons kan redden als we individueel getoetst worden en dat hij zijn dienstknechten collectief zal redden ten tijde van „de grote verdrukking” (Openbaring 7:14). Jehovah zal dicht bij ons blijven als wij dicht bij hem blijven. Geleid door „de geest van God” verklaarde de profeet Azarja wat we als een algemeen geldende waarheid kunnen opvatten: „Jehovah is met u zolang gij met hem bewijst te zijn; en indien gij hem zoekt, zal hij zich door u laten vinden, maar indien gij hem verlaat, zal hij u verlaten.” — 2 Kronieken 15:1, 2.
Jehovah moet reëel voor ons zijn
13. Hoe kunnen we tonen dat Jehovah reëel voor ons is?
13 De apostel Paulus schreef over Mozes dat ’hij standvastig bleef als zag hij de Onzichtbare’ (Hebreeën 11:27). Mozes heeft Jehovah uiteraard nooit echt gezien (Exodus 33:20). Maar Jehovah was zo reëel voor hem dat het was alsof hij Hem zag. Insgelijks zagen Jobs ogen des geloofs na zijn beproevingen Jehovah nog duidelijker als een God die zijn getrouwe dienstknechten beproevingen laat ondergaan maar die hen nooit in de steek laat (Job 42:5). Over Henoch en Noach werd gezegd dat ze ’met God wandelden’. Ze deden dit door ernaar te streven God te behagen en hem te gehoorzamen (Genesis 5:22-24; 6:9, 22; Hebreeën 11:5, 7). Als Jehovah net zo reëel voor ons is als hij dat voor Henoch, Noach, Job en Mozes was, zullen we in al onze wegen ’acht op hem slaan’ en zal hij „[onze] paden recht maken”. — Spreuken 3:5, 6.
14. Wat betekent het Jehovah ’aan te hangen’?
14 Vlak voordat de Israëlieten het Beloofde Land zouden binnentrekken, gaf Mozes hun de raad: „Jehovah, uw God, dient gij te volgen, en hem dient gij te vrezen, en zijn geboden dient gij te onderhouden, en naar zijn stem dient gij te luisteren, en hem behoort gij te dienen, en hem dient gij aan te hangen” (Deuteronomium 13:4). Ze moesten Jehovah volgen, hem vrezen, hem gehoorzamen en hem aanhangen. Met betrekking tot het hier met „aanhangen” vertaalde woord zegt een bijbelgeleerde dat „het woordgebruik duidt op een zeer hechte en vertrouwelijke band”. De psalmist zei: „De vertrouwelijke omgang met Jehovah behoort hun toe die hem vrezen” (Psalm 25:14). Deze kostbare, hechte band met Jehovah zal ons ten deel vallen als hij reëel voor ons is en als wij hem zozeer liefhebben dat we vrezen hem op enigerlei wijze te mishagen. — Psalm 19:9-14.
Bent u zich bewust van Jehovah’s zorg?
15, 16. (a) Hoe blijkt uit Psalm 34 dat Jehovah voor ons zorgt? (b) Wat dienen we te doen als we er moeite mee hebben ons Jehovah’s daden van goedheid jegens ons te binnen te brengen?
15 Een van Satans listige daden is dat hij probeert ons het feit te doen vergeten dat onze God, Jehovah, voortdurend voor zijn getrouwe dienstknechten zorgt. Koning David van Israël was zich zelfs wanneer hij zich in een hachelijke situatie bevond terdege bewust van Jehovah’s beschermende arm. Toen hij gedwongen was voor het aangezicht van koning Achis van Gath krankzinnigheid te veinzen, componeerde hij een lied, een prachtige psalm, die de volgende uitingen van geloof bevatte: „O maakt met mij Jehovah groot, en laten wij te zamen zijn naam verhogen. Ik heb Jehovah geraadpleegd en hij heeft mij geantwoord, en uit al mijn verschrikkingen heeft hij mij bevrijd. De engel van Jehovah legert zich rondom degenen die hem vrezen, en hij verlost hen. Proeft en ziet dat Jehovah goed is; gelukkig is de fysiek sterke man die tot hem zijn toevlucht neemt. Jehovah is nabij de gebrokenen van hart; en de verbrijzelden van geest redt hij. Talrijk zijn de rampspoeden van de rechtvaardige, maar uit die alle bevrijdt Jehovah hem.” — Psalm 34:3, 4, 7, 8, 18, 19; 1 Samuël 21:10-15.
16 Bent u ervan overtuigd dat Jehovah reddende kracht bezit? Bent u zich ervan bewust dat hij door bemiddeling van engelen in bescherming kan voorzien? Hebt u persoonlijk geproefd en gezien dat Jehovah goed is? Wanneer was u zich er voor het laatst scherp van bewust dat Jehovah goed voor u was geweest? Probeer het u te binnen te brengen. Was het bij het laatste huis waar u in de bediening aanbelde, net toen u het gevoel had dat u niet meer kon doen? Misschien had u toen een aanmoedigend gesprek met de huisbewoner. Herinnert u zich dat u Jehovah hebt gedankt voor de extra kracht die u nodig had en voor de beloning die hij u ten deel liet vallen? (2 Korinthiërs 4:7) Anderzijds kan het u moeilijk vallen u de een of andere specifieke daad van goedheid te herinneren die Jehovah ten behoeve van u verricht heeft. Misschien moet u wel een week, een maand, een jaar of langer in uw geheugen teruggaan. Waarom zou u, als dat zo is, geen gewetensvolle poging doen om Jehovah dichter te naderen en te weten te komen hoe hij u leidt en bestuurt? De apostel Petrus vermaande christenen: „Vernedert u . . . onder de machtige hand van God . . . terwijl gij al uw bezorgdheid op hem werpt, want hij zorgt voor u” (1 Petrus 5:6, 7). Ja, u zult verbaasd zijn te merken hoezeer hij voor u zorgt! — Psalm 73:28.
Blijf Jehovah zoeken
17. Wat is noodzakelijk als we Jehovah willen blijven zoeken?
17 Onze verhouding met Jehovah in stand houden moet een zich voortdurend ontwikkelende aangelegenheid zijn. Jezus zei in gebed tot zijn Vader: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus” (Johannes 17:3). Het vergt voortdurende inspanning van onze zijde om kennis van Jehovah en zijn Zoon in ons op te nemen. We hebben de hulp van gebed en heilige geest nodig om „de diepe dingen Gods” te vatten (1 Korinthiërs 2:10; Lukas 11:13). We hebben ook de leiding van „de getrouwe en beleidvolle slaaf” nodig om onze geest te voeden met het geestelijke voedsel dat „te rechter tijd” wordt verschaft (Mattheüs 24:45). Door middel van dat kanaal heeft Jehovah ons de raad gegeven zijn Woord dagelijks te lezen, geregeld onze christelijke vergaderingen te bezoeken en een zinvol aandeel te hebben aan de prediking van het „goede nieuws van het koninkrijk” (Mattheüs 24:14). Hierdoor zullen we onze zorgzame God, Jehovah, blijven zoeken.
18, 19. (a) Wat moeten we vastbesloten zijn te doen? (b) Hoe zullen we gezegend worden als we krachtig ons standpunt tegen de Duivel innemen en Jehovah blijven zoeken?
18 Satan doet alles wat in zijn macht ligt om Jehovah’s volk van alle kanten te bestoken met vervolging, tegenstand en druk. Hij tracht onze vrede te verstoren en onze goede positie voor het aangezicht van onze God teniet te doen. Hij wil niet dat we ermee doorgaan om oprechte mensen te zoeken en hen te helpen naar Jehovah’s zijde van de strijdvraag inzake de universele soevereiniteit over te stappen. Maar we moeten vastbesloten zijn loyaal aan Jehovah te blijven in het vertrouwen dat hij ons van de goddeloze zal bevrijden. Wanneer we ons door Gods Woord laten leiden en actief blijven in zijn zichtbare organisatie, kunnen we er zeker van zijn dat hij er altijd zal zijn om ons te steunen. — Jesaja 41:8-13.
19 Mogen we daarom allen krachtig ons standpunt innemen tegen de Duivel en zijn listige daden, terwijl we altijd onze liefdevolle God, Jehovah, zoeken die ons beslist ’standvastig, sterk zal maken’ (1 Petrus 5:8-11). Aldus zullen we ’onszelf bewaren in Gods liefde, in afwachting van de barmhartigheid van onze Heer Jezus Christus, met eeuwig leven in het vooruitzicht’. — Judas 21.
Wat zou u antwoorden?
• Wat betekent het woord „Duivel”, en hoe beantwoordt de Duivel aan die beschrijving?
• Hoe verschilt Jehovah van de Duivel in de wijze waarop Hij de bewoners der aarde gadeslaat?
• Waarom moet iemand de losprijs aanvaarden om Jehovah te kunnen naderen?
• Wat betekent het Jehovah ’aan te hangen’, en hoe kunnen we hem blijven zoeken?
[Illustratie op blz. 15]
Job kwam in weerwil van zijn beproevingen te weten dat Jehovah voor hem zorgde
[Illustraties op blz. 16, 17]
Door dagelijks de bijbel te lezen, geregeld aanwezig te zijn op christelijke vergaderingen en een ijverig aandeel te hebben aan het predikingswerk, worden we eraan herinnerd dat Jehovah voor ons zorgt