Hoe de doop ons kan redden
„De onderdompeling . . . redt ons.” — 1 PETRUS 3:21, The Emphatic Diaglott.
1, 2. Wat is noodzakelijk voordat iemand de waterdoop ondergaat?
JEHOVAH heeft specifieke vereisten voor degenen die redding zoeken. Zij moeten nauwkeurige kennis verwerven, geloof oefenen, berouw hebben van hun zonden, zich bekeren, zich opdragen aan God en zich als gelovigen laten dopen (Johannes 3:16; 17:3; Handelingen 3:19; 18:8). Doopkandidaten moeten in het openbaar belijden dat zij op basis van Jezus’ offer berouw hebben van hun zonden en zich aan Jehovah hebben opgedragen. Zij moeten tevens begrijpen dat de opdracht en de doop hen identificeren als getuigen van Jehovah.
2 De hele doopregeling, met inbegrip van deze openbare uiting van geloof, is van essentieel belang voor redding (Romeinen 10:10). Dit werd bevestigd toen de apostel Petrus schreef: „De onderdompeling . . . redt ons” (1 Petrus 3:21, ED). Maar hoe moeten wij deze woorden precies begrijpen? Wat blijkt uit de context?
Hoe de doop redt
3. Hoe zou u 1 Petrus 3:18-21 met eigen woorden samenvatten?
3 Petrus gaf te kennen dat Jezus als een uit de doden opgewekt geestelijk schepsel een oordeelsboodschap predikte tot de goddeloze geesten in de gevangenis, demonen die met eeuwige banden worden bewaard voor het oordeel van Jehovah’s grote dag. Zij waren ongehoorzaam geweest door zich in een vleselijk lichaam te materialiseren en gemeenschap te hebben met vrouwen „toen het geduld van God wachtte in de dagen van Noach, terwijl de ark werd gebouwd, waarin weinigen, namelijk acht zielen [Noach, zijn vrouw, zijn zonen en hun vrouwen], veilig door het water heen werden gevoerd”. Petrus voegde eraan toe: „Ook nu wordt gij gered door dat wat hiermee overeenkomt, namelijk de doop (niet [slechts het noodzakelijke] wegdoen van de vuiligheid van het vlees, maar het verzoek aan God om een goed geweten), krachtens de opstanding van Jezus Christus.” — 1 Petrus 3:18-21; Genesis 6:1, 2; 2 Petrus 2:4; 2 Korinthiërs 7:1.
4. Waarop doelde Petrus met de woorden: „Dat wat hiermee overeenkomt”?
4 Wat bedoelde Petrus met de woorden: „Dat wat hiermee overeenkomt”? Hij bedoelde dat de op geloof gebaseerde doop overeenkomt met het behoud van Noach en zijn gezinsleden, die veilig door het water van de Vloed heen gevoerd werden, terwijl allen die zich buiten de ark bevonden, omkwamen. Zoals Noach geloof nodig had om de ark te bouwen, zo moeten allen die gedoopte discipelen van Jezus Christus en getuigen van Jehovah worden, geloof hebben om weerstand te kunnen bieden aan de druk die op hen wordt uitgeoefend door deze ongelovige wereld en haar god, Satan de Duivel. — Hebreeën 11:6, 7; 1 Johannes 5:19.
5. Hoe is redding alleen mogelijk „krachtens de opstanding van Jezus Christus”?
5 Niet de doop op zich biedt redding. En hoewel wij ’de vuiligheid van het vlees moeten wegdoen’, worden wij hierdoor alleen niet gered. Redding is daarentegen alleen mogelijk „krachtens de opstanding van Jezus Christus”. Doopkandidaten moeten geloven dat redding alleen mogelijk is doordat Gods Zoon een offerandelijke dood heeft ondergaan en uit de doden werd opgewekt. Ook moeten zij Jezus aanvaarden als hun Heer, die de autoriteit bezit om de levenden en de doden te oordelen. „Hij is aan Gods rechterhand,” zei Petrus, „want hij is heengegaan naar de hemel, en engelen en autoriteiten en krachten werden aan hem onderworpen.” — 1 Petrus 3:22.
6. Wat moet een doopkandidaat gedaan hebben om een goed geweten te verkrijgen?
6 Petrus bracht de doop ook in verband met „het verzoek aan God om een goed geweten”. Om een goed geweten te verkrijgen, moet een doopkandidaat berouw hebben van zijn zonden, een verkeerde levenswandel de rug toekeren en zich door bemiddeling van Jezus Christus onvoorwaardelijk en onder gebed aan Jehovah God opdragen. Indien een gedoopte dat goede geweten behoudt door zich naar Gods maatstaven te schikken, blijft hij in een geredde toestand, waardoor hij zich niet Jehovah’s veroordeling op de hals zal halen.
Voor de doop in aanmerking komen
7. Wat hebben de zendelingen der christenheid met betrekking tot de doop gedaan?
7 Toen Jezus zijn volgelingen opdroeg discipelen te dopen, zei hij hun niet dat zij ongelovigen bij duizenden moesten besprenkelen. Maar wat hebben de zendelingen der christenheid gedaan? Betreffende India schreef de jezuïet Franciscus Xaverius in 1545: „In het koninkrijk Travancore . . . heb ik in enkele maanden tijd meer dan tienduizend mannen, vrouwen en kinderen gedoopt. . . . Ik ging van dorp tot dorp en maakte hen tot christenen.” Dat is niet de wijze waarop Jezus ’christenen maakte’. Men moet voor de doop in aanmerking komen.
8. Wat werd er in de zogenaamde kerkelijke richtlijnen van Paulus gezegd over degenen die zich voor de doop aanboden?
8 Zelfs zekere belijdende christenen uit de postapostolische periode geloofden dat degenen die zich voor de doop aanboden, aan strenge vereisten moesten voldoen. Met betrekking tot zulke doopkandidaten zeggen niet-bijbelse kerkelijke richtlijnen, die ten onrechte aan de apostel Paulus worden toegeschreven: „Laat een onderzoek worden ingesteld naar hun gedrag en hun levenswijze . . . Indien zij ongehuwd zijn, laten zij dan leren geen hoererij te bedrijven, maar een wettelijk huwelijk aan te gaan. . . . Indien er een hoer komt, laat zij de prostitutie vaarwelzeggen, of laat zij anders afgewezen worden. Indien er een maker van afgodsbeelden komt, laat hij hetzij zijn werk opgeven of afgewezen worden. . . . Hij die schuldig is aan zonden die niet genoemd dienen te worden, . . . een magiër, een tovenaar, een astroloog, een wichelaar, iemand die toverspreuken gebruikt, . . . iemand die amuletten maakt, een bezweerder, een voorspeller, een waarzegger, een handlezer . . ., laten dezen enige tijd getoetst worden . . . en indien zij die praktijken laten varen, laten zij aanvaard worden; maar indien zij daar niet mee instemmen, laten zij afgewezen worden.”
9. Waarom houden gemeenteouderlingen besprekingen met iemand die gedoopt wil worden?
9 Jehovah’s Getuigen laten zich niet leiden door onschriftuurlijke geschriften, zoals het bovenaangehaalde, maar wel houden ouderlingen besprekingen met degenen die gedoopt willen worden. Waarom? Om zich ervan te vergewissen dat deze personen gelovigen zijn die aan de goddelijke vereisten voldoen en die zich aan Jehovah hebben opgedragen (Handelingen 4:4; 18:8; 2 Thessalonicenzen 3:2). Het bespreken van de vragen in het boek Georganiseerd om onze bediening te volbrengen is een hulp om te bepalen of iemand voor de doop in aanmerking komt. Mocht de kandidaat sommige punten niet duidelijk begrijpen of zijn leven niet met de goddelijke maatstaven in overeenstemming hebben gebracht, dan zullen de ouderlingen graag geestelijke hulp bieden.
10. Welke houding dienen wij te hebben indien wij gedoopt willen worden?
10 Indien wij beseffen wat een goedheid het van Gods zijde is ons te helpen zijn voornemens te leren kennen, zullen wij zijn als de mensen tot wie Paulus in Antiochíë (Klein-Azië) predikte. „Toen zij die uit de natiën [heidenen] waren . . . hoorden [van de gelegenheid om door God aanvaard te worden], gingen zij zich verheugen en verheerlijkten het woord van Jehovah, en allen die de juiste gezindheid voor het eeuwige leven bezaten, werden gelovigen”, en dit ondanks tegenstand van de zijde der joden (Handelingen 13:48). Zulke gelovigen werden gedoopt.
De doop op jeugdige leeftijd
11. Is het passend zich op jeugdige leeftijd aan God op te dragen, en waarom antwoordt u zo?
11 Tot degenen die ’de juiste gezindheid voor het eeuwige leven bezitten’, behoren ook heel wat jonge mensen. Er zij opgemerkt dat, ofschoon Samuël en Johannes de Doper reeds vóór hun geboorte aan God gewijd werden, de opdracht niet iets is wat ouders voor hun kinderen kunnen doen (1 Samuël 1:11, 24-28; 2:11, 18, 19; Lukas 1:15, 66). Maar als gevolg van een goede bijbelse opleiding maken veel jonge mensen vorderingen in de richting van de doop. Een zendelinge die als tiener werd gedoopt, schreef: „Het schijnt mij toe dat ik mij al vanaf de leeftijd dat ik besefte dat mijn Schepper bestond, opgedragen had om hem te dienen, maar toen ik enige nauwkeurige kennis omtrent hem en zijn voornemens verkreeg, wilde ik gedoopt worden als uiterlijk getuigenis van dat feit. Niettemin betwijfelde Moeder of ik wel wist wat ik deed, en daarom stelde zij voor dat ik zou wachten tot iemand anders gereed was om gedoopt te worden.” Er werd een vrouw gevonden die zich wilde laten dopen, en de zuster vertelt verder: „Er waren in die dagen geen speciale instructieklassen voor de kandidaten, hoewel de door het Genootschap aangestelde dienstleider . . . wel vriendelijk met mij heeft gesproken over de ernst van de stap die ik ging doen. Gretig stemde ik in met alle gestelde voorwaarden, en op een stralende zondagochtend in mei 1921 werden [de vrouw] en ik gedoopt.”
12. Hoe dacht broeder Russell over de opdracht van een minderjarige?
12 In 1914 ontving C. T. Russell (de toenmalige president van het Wachttorengenootschap) een brief waarin een medechristen vroeg of er bij zijn twaalfjarige zoon op moest worden aangedrongen zich aan God op te dragen. „Als ik jou was,” antwoordde Russell, „zou ik hem de wijding [opdracht] niet opdringen, maar ik zou hem die voorhouden als de enige passende handelwijze voor alle nadenkende mensen die God en zijn goedgunstige voornemens hebben leren kennen . . . Zonder wijding zal geen mens ooit eeuwig leven verwerven . . . Je zoon kan door de wijding niet worden geschaad, maar hij kan er wel zeer veel baat bij hebben. . . . Wie zal zeggen dat een kind van tien niet tot een volledig en algeheel besef kan komen van wat er in gedachte en in woord en daad bij een volledige wijding betrokken is? Terugkijkend kan ik zien dat ik mij feitelijk reeds volledig had gewijd toen ik maar een ietsje ouder was — ik was ruim twaalf.”
13. Wat werd zo’n 94 jaar geleden in dit tijdschrift tot jongeren gezegd?
13 In Zion’s Watch Tower van 1 juli 1894 werd gezegd: „De WACHTTOREN groet alle dierbare kinderen en jonge mensen die hun hart aan God hebben gegeven en die dagelijks trachten Jezus na te volgen. Wij kennen enkele heel kleine kinderen die Jezus liefhebben en die zich niet schamen om het voor Jezus op te nemen te midden van andere kinderen die hem niet liefhebben of proberen te behagen; en die dapper en trouw aan God zijn, ook al worden zij uitgelachen en door hun medescholieren aan wie zij het goede nieuws van het koninkrijk vertellen, als zonderling beschouwd. En wij zijn blij te zien hoe sommige jonge mensen die de wereld met haar ambities en genoegens dapper hebben afgezworen, tot de getrouwsten behoren van hen die hun leven aan de Heer hebben [opgedragen]. Sommigen die bij ons op kantoor werken alsook velen van de succesvolle colporteurs zijn nog jong van jaren.” Ook al ben je nog jong, waarom zou je niet met je ouders gaan praten over je opdracht aan Jehovah God?
De rol van de ouders
14. Welke voordelen genieten jonge mensen die zich aan Jehovah opdragen?
14 Beschouw eens welke voordelen kinderen genieten wanneer zij ouders hebben die hen helpen naar de doop toe te groeien (Efeziërs 6:4). Door na te denken over geestelijke aangelegenheden worden zij geholpen wereldse valstrikken en hindernissen te vermijden (1 Johannes 2:15-17). Zij blijven verschoond van de bittere oogst die het gevolg is van ’zaaien met het oog op het vlees’ (Galaten 6:7, 8). Aangezien hun geleerd is een godvruchtig leven te leiden, spreiden zij de vruchten van Gods geest tentoon (Galaten 5:22, 23). Omdat zij aan God zijn opgedragen, verheugen zij zich in een hechte verhouding met hem. En omdat zij geleerd hebben ’op Jehovah te vertrouwen’, worden zij door hemelse wijsheid geleid en bewandelen zij aangename en vredige wegen. — Spreuken 3:5, 6, 13, 17.
15. Wat kunnen christelijke ouders doen om het leven van hun kinderen vorm en inhoud te geven?
15 Aangezien het voor jonge mensen zo heilzaam is zich aan Jehovah op te dragen, dienen christelijke ouders al het mogelijke te doen om het leven van hun kinderen vorm en inhoud te geven. Net als Timótheüs kunnen jongeren van kindsbeen af in de Schrift worden onderwezen, zodat zij ’blijven in de dingen die zij hebben geleerd en waarin zij door overtuiging zijn gaan geloven’ (2 Timótheüs 3:14, 15). Godvruchtige ouders kunnen hun telgen omringen met de invloed van hun eigen voorbeeldige leven en kunnen hun kinderen alle kennis bijbrengen die zij dank zij hun eigen verhouding met God, hun ervaring en hun rijpe oordeel kunnen verschaffen. Wanneer deze inspanningen goed gericht zijn, missen ze hun uitwerking op de jongeren niet. — Spreuken 22:6.
16. Wat moeten uw kinderen in uw voorbeeld en in uw onderwijs zien?
16 Help uw kinderen door uw voorbeeld en uw onderwijs te zien hoe duidelijk de grens tussen Jehovah’s organisatie en die van Satan is afgebakend. Maak hun duidelijk dat er geen geschipper kan zijn met deze wereld, dat christenen moeten breken met haar achterbakse dingen, goddeloze genoegens, ambities en omgang (1 Korinthiërs 15:33; 2 Korinthiërs 4:2). Laat uw kinderen door uw houding, alsook door uw onderwijs en uw voorbeeld, zien hoe leeg wereldse genoegens zijn, hoe gefrustreerd mensen van de wereld zijn vergeleken bij Jehovah’s Getuigen. Leg uit hoe God u door middel van zijn heilige geest heeft geleid, u ervan heeft weerhouden af te dwalen en wegen te gaan bewandelen die tot narigheid zouden leiden, en u ook in tijden van kommer en verdriet heeft geschraagd. Bega nooit de fout te denken dat uw kinderen, indien hun wordt toegestaan wereldse wegen van trots, ambitie, lichtzinnigheid en dwaasheid te bewandelen, gelovigen zullen worden. Bescherm uw kinderen tegen de walgelijke invloeden van deze wereld voordat zij erdoor verstrikt kunnen worden, en help hen al hun genegenheid en hoop op Jehovah te richten.
Verder kijken dan de doop
17. (a) Waarom vallen sommige gedoopte christenen geestelijk terug? (b) Hoe dienen wij onze opdracht te bezien?
17 Of een doopkandidaat nu jong of oud is, ongetwijfeld wil hij Jehovah trouw blijven. Hoe komt het dan dat sommige gedoopte christenen geestelijk terugvallen? Ook al kunnen er verschillende factoren in het spel zijn, er schijnt één grondoorzaak te zijn — niet ten volle begrepen te hebben wat de opdracht allemaal inhoudt. Het is geen kwestie van ons aan een werk opdragen. Dat zou ons wel bezighouden, maar zou ons niet tot geestelijk gezinde personen maken. Wij moeten bedenken dat wij niet opgedragen zijn aan een werk maar aan een Persoon — Jehovah God. Dit helpt ons niet in de fout te vervallen dat wij onze opdracht zien als een plichtmatige stap die wij moesten doen voordat wij met het werk verder konden gaan. Onze opdracht dienen wij te bezien als het aangaan van een uitermate belangrijke verhouding, die voortdurend behoed en in stand gehouden moet worden. In dit opzicht hebben wij het voorbeeld van Jezus Christus. De volgende profetische woorden brengen tot uitdrukking met welke oprechte houding hij zich aan Jehovah aanbood: „Ik ben gekomen . . . In het doen van uw wil, o mijn God, heb ik behagen geschept, en uw wet is in mijn inwendige delen.” — Psalm 40:6-8; Hebreeën 10:5-10.
18. In welk opzicht was Gods wet in Jezus’ „inwendige delen”?
18 In welk opzicht was Jehovah’s wet in Jezus’ „inwendige delen”? Tot een joodse schriftgeleerde zei hij dat Jehovah onze God één is en dat er geen ander is, waarmee hij de nadruk legde op Jehovah’s oppermacht. Vervolgens toonde Jezus aan dat het wezen van Gods wet is dat wij Jehovah moeten liefhebben met heel ons hart, ons verstand en onze kracht, terwijl wij onze naaste liefhebben als onszelf (Markus 12:28-34). Dat is de fundamentele reden waarom Jezus kon zeggen: ’Ik schep behagen in het doen van Gods wil.’ Hij kon ondanks de grootste beproevingen en het zwaarste lijden getrouw in zijn loopbaan volharden, niet alleen omdat hij dit als een goed werk beschouwde maar omdat hij een hechte verhouding met Jehovah God had. Indien wij insgelijks Jehovah’s oppermacht erkennen en hem met een onverbreekbare trouw liefhebben, zullen wij in overeenstemming met onze opdracht en doop leven.
19. Welk verband bestaat er tussen onze verhouding met Jehovah en het werk dat wij doen?
19 Natuurlijk bestaat er verband tussen onze verhouding met God en het werk dat wij doen. Wij leggen liefde voor Jehovah aan de dag door het Koninkrijkspredikingswerk te verrichten. In dit verband heeft wijlen Grant Suiter, een voormalig lid van het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen, eens geschreven: „Terwijl ik [een zekere reizende opziener] hoorde spreken over het voorrecht Jehovah te dienen en de verantwoordelijkheid dit te doen, besefte ik wat ik moest doen en wat ik wilde doen. Dus droeg ik mij persoonlijk aan Jehovah op en omstreeks dezelfde tijd deden de andere gezinsleden dit ook. Op 10 oktober 1926 symboliseerden wij allemaal tegelijk in San José (Californië) onze opdracht aan Jehovah God door de waterdoop te ondergaan. . . . Na de doop . . . zei mijn vader tegen de ouderling die de leiding over de doop had: ’Jullie trekken er toch op uit met de lectuur? Dat werk willen wij nu ook gaan doen.’ En zo zette ons gezin de eerste schreden in de velddienst.” Tegenwoordig beginnen personen die geschikt worden geacht, al voordat zij gedoopt worden een zinvol aandeel aan de velddienst te hebben.
De doop kan ons redden
20, 21. (a) Op welke wijze worden slaven van Jehovah ’gekentekend’? (b) Wat is dit „kenteken”, en wat betekent het bezitten ervan?
20 Door onze werken kunnen wij tonen dat ’wij Jehovah toebehoren’. Ja, redding is afhankelijk van onze getrouwe dienst als zijn opgedragen slaven! (Romeinen 6:20-23; 14:7, 8) In oude tijden werden slaven dikwijls aan hun voorhoofd gekentekend. Door middel van het predikingswerk in deze tijd ’kentekent’ de tegenbeeldige ’in linnen geklede man’ — het overblijfsel van Jezus’ gezalfde volgelingen — degenen die het einde van dit samenstel zullen overleven. In dit werk worden de gezalfden bijgestaan door hun metgezellen, de „andere schapen” (Ezechiël 9:1-7; Johannes 10:16). En wat is het „kenteken”? Het is het bewijs dat wij ons aan Jehovah hebben opgedragen en Jezus’ gedoopte discipelen zijn die een christelijke persoonlijkheid hebben.
21 Nu in het bijzonder is het van levensbelang dat wij het „kenteken” hebben en behouden, want wij bevinden ons ver in „de tijd van het einde” (Daniël 12:4). Om gered te worden, moeten wij ’volharden tot het einde’ van ons huidige leven of van dit samenstel (Matthéüs 24:13). Alleen indien wij aldus getrouw blijven als getuigen van Jehovah zal de doop ons redden.
Overzichtsvragen
◻ Wat moeten wij doen om gered te worden?
◻ Waarom houden ouderlingen besprekingen met degenen die gedoopt willen worden?
◻ Wat kunnen ouders doen om hun kinderen in geestelijk opzicht te helpen naar de doop toe te groeien?
◻ Dragen wij ons op aan een werk?
◻ Hoe kan de doop ons redden?
[Illustratie op blz. 16]
Weet u hoe de doop overeenkomt met de redding van Noach en zijn gezin in de ark?
[Illustratie op blz. 18]
Opdracht en doop strekken jongeren tot voordeel. Weet u hoe?