Je bent een beheerder die Gods vertrouwen heeft!
’Gij behoort uzelf niet toe.’ — 1 KORINTHIËRS 6:19.
1. Waar denken de meeste mensen aan bij slavernij?
ZO’N 2500 jaar geleden schreef een Griekse toneelschrijver: „Niemand draagt het slavenjuk vrijwillig.” Velen zullen het daarmee eens zijn. Slavernij roept beelden op van mensen die worden gedwongen anderen te dienen en die onderdrukt worden. De enigen die van hun werk profiteren zijn hun meesters.
2, 3. (a) Wat voor positie hebben bereidwillige dienaren van Christus? (b) Welke vragen over ’beheer’ gaan we bespreken?
2 Toch gaf Jezus aan dat zijn discipelen nederige dienaren, slaven, zouden zijn. Deze slavernij van ware christenen is niet vernederend of onderdrukkend. Ze hebben een positie waarin ze eer, vertrouwen en respect genieten. Denk bijvoorbeeld aan wat Jezus kort voor zijn dood over een „slaaf” zei. Hij voorzei dat hij taken zou toewijzen aan een „getrouwe en beleidvolle slaaf” (Matth. 24:45-47).
3 Het is interessant dat deze slaaf in een parallelverslag een „beheerder” wordt genoemd. (Lees Lukas 12:42-44.) De meeste ware christenen in deze tijd zijn geen leden van die getrouwe beheerderklasse. Maar de Bijbel laat zien dat al Gods aanbidders een beheer toevertrouwd hebben gekregen. Welke verantwoordelijkheden zijn daarbij betrokken? Hoe moeten die bezien worden? Om daarachter te komen gaan we bekijken wat beheerders in Bijbelse tijden deden.
DE TAKEN VAN EEN BEHEERDER
4, 5. Welke verantwoordelijkheden hadden beheerders in Bijbelse tijden? Geef voorbeelden.
4 In Bijbelse tijden was een beheerder vaak een vertrouwde slaaf die het opzicht had over de huishouding of de zakelijke belangen van zijn meester. Meestal zorgde hij voor de bezittingen en het geld van zijn meester en had hij de leiding over de andere bedienden. Een voorbeeld hiervan is Eliëzer. Hij had het beheer over Abrahams vele bezittingen. Hij kan degene geweest zijn die door Abraham naar Mesopotamië werd gestuurd om een vrouw voor zijn zoon Isaäk te zoeken. Dat was een belangrijke toewijzing! — Gen. 13:2; 15:2; 24:2-4.
5 Abrahams achterkleinzoon Jozef ging over de huishouding van Potifar (Gen. 39:1, 2). Later kreeg hij zijn eigen beheerder, die was aangesteld „over Jozefs huis”. Die beheerder trof regelingen om Jozefs tien broers onderdak te bieden. En op Jozefs bevel ensceneerde hij de situatie met de ’gestolen’ zilveren beker. Dat laat zien dat beheerders veel vertrouwen genoten van hun meester (Gen. 43:19-25; 44:1-12).
6. Welke verschillende verantwoordelijkheden kunnen ouderlingen hebben?
6 Eeuwen later schreef Paulus dat christelijke opzieners ’Gods beheerders’ zijn (Tit. 1:7). Als herders van „de kudde Gods” nemen ze de leiding in de gemeenten (1 Petr. 5:1, 2). Natuurlijk zijn er verschillende verantwoordelijkheden. Zo dienen de meeste opzieners in één gemeente. Reizende opzieners bedienen meerdere gemeenten. En bijkantoorcomitéleden zorgen voor alle gemeenten in een land. Toch wordt van alle ouderlingen verwacht dat ze hun taken trouw verrichten; ze moeten allemaal ’rekenschap afleggen’ aan God (Hebr. 13:17).
7. Hoe weten we dat alle christenen beheerders zijn?
7 Hoe weten we dat de vele trouwe christenen die geen ouderling zijn, ook beheerders zijn? Petrus schreef aan christenen in het algemeen: „Gebruikt de gave, naarmate een ieder die heeft ontvangen, om elkaar ermee te dienen als voortreffelijke beheerders van Gods onverdiende goedheid, die op velerlei wijzen tot uitdrukking wordt gebracht” (1 Petr. 1:1; 4:10). In zijn onverdiende goedheid heeft God elk van ons gaven, mogelijkheden, bekwaamheden of talenten gegeven die we kunnen gebruiken om onze broeders en zusters te helpen. Iedereen die God dient is dus een beheerder, en die toewijzing gaat gepaard met eer, vertrouwen en verantwoordelijkheid.
WE BEHOREN GOD TOE
8. Wat is één belangrijk principe dat we in gedachte moeten houden?
8 Er zijn drie principes die we als beheerders in gedachte moeten houden. Ten eerste: we behoren God toe en zijn hem rekenschap verschuldigd. Paulus schreef: ’Gij behoort uzelf niet toe, want gij werdt met een prijs gekocht’, het leven dat Christus voor ons heeft geofferd (1 Kor. 6:19, 20). Omdat we Jehovah toebehoren, zijn we verplicht zijn geboden te gehoorzamen, en die geboden zijn geen zware last (Rom. 14:8; 1 Joh. 5:3). We zijn ook slaven van Christus. Net als beheerders in Bijbelse tijden hebben we veel vrijheid; maar onze vrijheid kent grenzen. We moeten richtlijnen opvolgen. Welk dienstvoorrecht we ook hebben, we zijn nog steeds dienaren van God en van Christus.
9. Hoe illustreerde Jezus de relatie tussen een slaaf en een meester?
9 Jezus helpt ons de relatie tussen een slaaf en een meester te begrijpen. Hij vertelde zijn discipelen eens over een slaaf die thuiskomt na een dag werken. Zegt de meester dan: „Kom terstond hier aan tafel aanliggen?” Nee. Hij zegt: „Maak iets klaar voor mijn avondmaaltijd, en doe een schort voor en bedien mij totdat ik klaar ben met eten en drinken, en daarna kunt gij eten en drinken.” Hoe paste Jezus deze illustratie toe? „Zo moet ook gij, wanneer gij alles hebt gedaan wat u is opgedragen, zeggen: ’Wij zijn onnutte slaven. Wij hebben gedaan wat wij moesten doen’” (Luk. 17:7-10).
10. Waaruit blijkt dat Jehovah waardeert wat we voor hem doen?
10 Natuurlijk waardeert Jehovah alles wat we voor hem doen. De Bijbel belooft ons: „God is niet onrechtvaardig, zodat hij uw werk en de liefde die gij voor zijn naam hebt getoond (...) zou vergeten” (Hebr. 6:10). Jehovah is nooit onredelijk in wat hij van ons vraagt. En wat hij vraagt, is voor ons bestwil en is nooit te zwaar. Maar zoals Jezus zei, zal een slaaf niet in de eerste plaats aan zichzelf denken. Als we ons opdragen aan God, kiezen we ervoor om zijn belangen op de eerste plaats te zetten in ons leven.
WAT JEHOVAH VAN ONS ALLEMAAL VRAAGT
11, 12. Welke eigenschap moeten we als beheerders hebben, en wat moeten we vermijden?
11 Een tweede principe is: als beheerders houden we ons allemaal aan dezelfde normen. Het is waar dat sommige verantwoordelijkheden maar aan enkelen in de gemeente zijn toevertrouwd. Maar de meeste verantwoordelijkheden gelden voor ons allemaal. Als discipelen van Christus en als Getuigen van Jehovah zijn we bijvoorbeeld verplicht elkaar lief te hebben. Jezus zei dat liefde kenmerkend zou zijn voor ware christenen (Joh. 13:35). Maar we houden niet alleen van onze broeders en zusters. We doen ook ons best om liefde te tonen voor mensen die geen Getuigen zijn. Dat is iets wat we allemaal kunnen en moeten doen.
12 Jehovah vraagt ook een goed gedrag van ons. Gedrag en levenswijzen die hij in de Bijbel veroordeelt, willen we vermijden. Paulus schreef: „Noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch mannen die er voor tegennatuurlijke doeleinden op na worden gehouden, noch mannen die bij mannen liggen, noch dieven, noch hebzuchtige personen, noch dronkaards, noch beschimpers, noch afpersers zullen Gods koninkrijk beërven” (1 Kor. 6:9, 10). Het kost natuurlijk moeite om ons aan Gods rechtvaardige normen te houden. Maar het is het waard. Het levert veel voordelen op, zoals een gezonde levenswijze, een prettige verstandhouding met anderen en een goede band met God. (Lees Jesaja 48:17, 18.)
13, 14. Welk werk heeft God alle christenen gegeven, en hoe moeten we dat werk bezien?
13 Bedenk ook dat een beheerder werk te doen had. Dat geldt ook voor ons. We hebben een kostbaar geschenk gekregen: kennis van de waarheid. God verwacht van ons dat we die waarheid aan anderen onderwijzen (Matth. 28:19, 20). Paulus schreef: „Men beschouwe ons dan aldus: als ondergeschikten van Christus en beheerders van heilige geheimen Gods” (1 Kor. 4:1). Hij wist dat hij gewetensvol moest zorgen voor de „heilige geheimen” en die aan anderen moest onderwijzen, zoals de Meester, Jezus Christus, van hem vroeg (1 Kor. 9:16).
14 Anderen de waarheid onderwijzen is een blijk van liefde. Natuurlijk zijn we niet allemaal in dezelfde omstandigheden. Niet iedereen kan hetzelfde doen in de dienst. Jehovah begrijpt dat. Het belangrijkste is dat we alles doen wat we kunnen. Dan tonen we onzelfzuchtige liefde voor God en voor mensen.
HET BELANG VAN GETROUWHEID
15-17. (a) Waarom is het belangrijk dat een beheerder getrouw is? (b) Hoe illustreerde Jezus de gevolgen van ontrouw?
15 Een derde principe is: we moeten getrouw, betrouwbaar, zijn. Een beheerder kan veel goede eigenschappen en vaardigheden hebben, maar geen daarvan heeft waarde als hij onbetrouwbaar of deloyaal is. Getrouwheid is essentieel voor een succesvolle beheerder. Denk aan wat Paulus schreef: „Wat (...) van beheerders wordt verwacht is, dat elkeen getrouw wordt bevonden” (1 Kor. 4:2).
16 Als we getrouw zijn, zal God ons belonen; dat staat vast. Als we niet getrouw zijn, verliezen we zijn goedkeuring. Dat zien we terug in Jezus’ illustratie van de talenten. De slaven die getrouw zaken deden met het geld van de meester werden geprezen en rijk gezegend. De onbetrouwbare slaaf werd beoordeeld als slecht, lui en nutteloos. Het talent werd van hem afgenomen en hij werd de deur uit gezet. (Lees Mattheüs 25:14-18, 23, 26, 28-30.)
17 Ook bij een andere gelegenheid wees Jezus op de gevolgen van ontrouw. Hij zei: „Een zeker mens was rijk en hij had een beheerder, en deze werd er bij hem van beschuldigd dat hij verkwistend met zijn goederen omsprong. Hij riep hem dus en zei tot hem: ’Wat hoor ik daar van u? Leg rekenschap af van uw beheer, want gij kunt het huis niet langer besturen’” (Luk. 16:1, 2). Omdat de beheerder de bezittingen van zijn meester verkwistte, besloot zijn meester hem weg te sturen. Dat is een waardevolle les voor ons. We willen altijd trouw ons best doen in alles wat God van ons vraagt.
IS HET VERSTANDIG JEZELF MET ANDEREN TE VERGELIJKEN?
18. Waarom moeten we onszelf niet met anderen vergelijken?
18 We kunnen ons allemaal afvragen: hoe bezie ik mijn verantwoordelijkheid als beheerder? Het is niet verstandig onszelf met anderen te vergelijken. De Bijbel zegt: „Laat een ieder zich ervan vergewissen wat zijn eigen werk is, en dan zal hij alleen met betrekking tot zichzelf, en niet in vergelijking met de andere persoon, reden tot opgetogenheid hebben” (Gal. 6:4). In plaats van ons werk te vergelijken met dat van anderen, moeten we alleen naar ons eigen werk kijken. Dat is niet alleen een bescherming tegen trots maar ook tegen ontmoediging. En we moeten beseffen dat omstandigheden kunnen veranderen. Misschien kunnen we door gezondheidsproblemen, ouderdom of bepaalde verplichtingen niet meer zo veel doen als we gewend waren. Of misschien kunnen we juist meer doen. Als dat zo is, waarom zou je dan niet proberen je activiteiten uit te breiden?
19. Waarom moeten we niet ontmoedigd zijn als we een bepaald voorrecht niet krijgen?
19 Nog een aspect om te overdenken zijn de verantwoordelijkheden die we hebben of zouden willen hebben. Een broeder wil misschien graag ouderling worden of aandelen op kringen en congressen krijgen. Het is goed er hard aan te werken voor zulke voorrechten in aanmerking te komen, maar we moeten niet ontmoedigd raken als we ze niet zo snel krijgen als we gehoopt hadden. Om redenen die we misschien niet direct begrijpen, zou het veel langer kunnen duren dan we verwacht hadden. Zo leek Mozes er klaar voor de Israëlieten uit Egypte te leiden, maar hij moest veertig jaar wachten voordat hij dat mocht doen. Dat gaf hem genoeg tijd om de eigenschappen te ontwikkelen die hij nodig had om een eigenwijs en opstandig volk te leiden (Hand. 7:22-25, 30-34).
20. Wat leren we uit de ervaring van Jonathan?
20 Soms krijgen we een bepaald voorrecht helemaal niet. Dat was zo met Jonathan. Hij was de zoon van Saul en zou koning over heel Israël worden. Maar God koos David, een veel jongere man. Hoe reageerde Jonathan? Hij accepteerde het en steunde David met gevaar voor eigen leven. Hij zei tegen David: „Gíȷ́ zult koning zijn over Israël, en ík zal na u de tweede worden” (1 Sam. 23:17). Zie je waar het om gaat? Jonathan accepteerde zijn situatie en hij werd, in tegenstelling tot zijn vader, niet jaloers op David. In plaats van jaloers te zijn op wat anderen mogen doen, kunnen we ons concentreren op de verantwoordelijkheden die we wel hebben. We kunnen er zeker van zijn dat Jehovah er in de nieuwe wereld voor zal zorgen dat de wensen van al zijn aanbidders vervuld worden.
21. Hoe moeten we het beheer dat ons is toevertrouwd, bezien?
21 Laten we altijd in gedachte houden dat we als Gods beheerders geen slaven zijn die gedwongen worden een wrede meester te dienen. Integendeel, Jehovah vertrouwt ons en geeft ons de eer een belangrijk werk te doen dat nooit meer terugkomt: de prediking van het goede nieuws in deze laatste dagen. En hij geeft ons veel vrijheid in de manier waarop we onze taken vervullen. Laten we daarom trouwe beheerders zijn. We mogen nooit vergeten dat het een enorme eer is Jehovah, de grootste Persoon in het hele universum, te dienen.