Redding behoort Jehovah toe
„De ware God is voor ons een God van reddingsdaden.” — PSALM 68:20.
1, 2. (a) Waarom kunnen wij zeggen dat Jehovah de Bron van redding is? (b) Hoe zou u Spreuken 21:31 uitleggen?
JEHOVAH is de Redder van mensen die hem liefhebben (Jesaja 43:11). Israëls beroemde koning David wist dit uit persoonlijke ervaring, en hij zong vol overgave: „Redding behoort Jehovah toe” (Psalm 3:8). De profeet Jona gebruikte dezelfde woorden in een vurig gebed terwijl hij zich in de buik van de grote vis bevond. — Jona 2:9.
2 Davids zoon Salomo wist ook dat Jehovah de Bron van redding is, want hij zei: „Het paard is iets dat wordt gereedgemaakt voor de dag van strijd, maar redding behoort Jehovah toe” (Spreuken 21:31). In de oudheid trokken ossen in het Midden-Oosten de ploeg, droegen ezels vrachten, reden mensen op muildieren en werden paarden in de oorlogvoering gebruikt. Maar voordat de Israëlieten het Beloofde Land binnentrokken, gebood God dat hun toekomstige koning „voor zich geen paarden [diende] te vermeerderen” (Deuteronomium 17:16). Strijdrossen zouden niet nodig zijn omdat Jehovah zijn volk zou bevrijden.
3. Welke vragen verdienen onze aandacht?
3 De Soevereine Heer Jehovah is „een God van reddingsdaden” (Psalm 68:20). Wat een aanmoedigende gedachte! Maar welke „reddingsdaden” heeft Jehovah verricht? En wie heeft hij gered?
Jehovah redt de oprechten
4. Hoe weten wij dat Jehovah godvruchtige mensen redt?
4 Allen die als Gods opgedragen dienstknechten een oprechte levenswijze volgen, kunnen troost putten uit de woorden van de apostel Petrus: „Jehovah [weet] mensen van godvruchtige toewijding uit beproeving te bevrijden, maar onrechtvaardigen te bewaren voor de dag van het oordeel om afgesneden te worden.” Petrus bewees dit punt door te zeggen dat God „zich er niet van heeft weerhouden een wereld uit de oudheid te straffen, maar Noach, een prediker van rechtvaardigheid, met zeven anderen veilig heeft bewaard toen hij een geweldige vloed over een wereld van goddeloze mensen bracht”. — 2 Petrus 2:5, 9.
5. Onder welke omstandigheden diende Noach als „een prediker van rechtvaardigheid”?
5 Stel u eens de toestanden voor die in Noachs tijd heersten. Er bevinden zich gematerialiseerde demonen op aarde. De nakomelingen van deze ongehoorzame engelen behandelen mensen wreed en ’de aarde is met geweldpleging vervuld’ (Genesis 6:1-12). Maar Noach kan er niet door intimidatie toe worden gebracht Jehovah’s dienst te verzaken. Hij is veeleer „een prediker van rechtvaardigheid”. Hij en zijn gezin bouwen een ark, zonder er ooit aan te twijfelen dat goddeloosheid tijdens hun leven geëlimineerd zal worden. Noachs geloof veroordeelt die wereld (Hebreeën 11:7). De hedendaagse toestanden komen overeen met die van Noachs tijd en kenmerken onze tijd als de laatste dagen van dit goddeloze samenstel van dingen (Mattheüs 24:37-39; 2 Timotheüs 3:1-5). Zult u dus, net als Noach, getrouw blijken te zijn als een prediker van rechtvaardigheid die samen met Gods volk dienst verricht, terwijl u de redding van Jehovah verwacht?
6. Hoe bewijst 2 Petrus 2:7, 8 dat Jehovah de oprechten redt?
6 Petrus verschaft verdere bewijzen dat Jehovah de oprechten redt. De apostel zegt: „[God heeft] de rechtvaardige Lot . . . bevrijd, die zwaar gekweld werd door het losbandig gedrag van de mensen die de wet trotseerden — want die rechtvaardige man heeft door wat hij zag en hoorde toen hij onder hen woonde, dag aan dag zijn rechtvaardige ziel gefolterd wegens hun wetteloze daden” (2 Petrus 2:7, 8; Genesis 19:1-29). Seksuele immoraliteit is voor miljoenen personen in deze laatste dagen een levenswijze geworden. Wordt u, net als Lot, ’zwaar gekweld door het losbandig gedrag’ van zovelen in deze tijd? Als dit zo is en als u rechtvaardigheid oefent, kunt u tot degenen behoren die door Jehovah worden gered wanneer er een eind wordt gemaakt aan dit goddeloze samenstel.
Jehovah redt zijn volk van onderdrukkers
7. Hoe bewijzen Jehovah’s bemoeienissen met de Israëlieten in Egypte dat hij zijn volk van onderdrukking bevrijdt?
7 Zolang dit oude samenstel blijft bestaan, zullen Jehovah’s dienstknechten vervolging en vijandelijke onderdrukking ondergaan. Maar zij kunnen het vaste vertrouwen hebben dat Jehovah hen zal bevrijden, want hij heeft zijn onderdrukte volk in het verleden gered. Veronderstel eens dat u een Israëliet was die in Mozes’ tijd door toedoen van de Egyptenaren werd onderdrukt (Exodus 1:1-14; 6:8). God slaat Egypte met de ene plaag na de andere (Exodus 8:5–10:29). Wanneer de doodaanbrengende tiende plaag het leven van de Egyptische eerstgeborenen opeist, laat Farao Israël vertrekken maar mobiliseert later zijn strijdkrachten en zet hen achterna. Hij en zijn mannen worden echter al gauw in de Rode Zee vernietigd (Exodus 14:23-28). U zingt met Mozes en heel Israël het volgende lied mee: „Jehovah is een manlijk persoon van oorlog. Jehovah is zijn naam. Farao’s wagens en zijn strijdkrachten heeft hij in de zee geworpen, en de keur van zijn krijgslieden is verzonken in de Rode Zee. De woelige wateren bedekten hen ten slotte; zij zonken in de diepten als een steen” (Exodus 15:3-5). Een overeenkomstige ramp wacht alle onderdrukkers van Gods volk in deze laatste dagen.
8, 9. Geef uit het boek Rechters een voorbeeld waaruit blijkt dat Jehovah zijn volk van onderdrukkers redt.
8 Jaren nadat de Israëlieten het Beloofde Land binnentrokken, spraken rechters recht onder hen. Het volk had soms van onderdrukking door andere volken te lijden, nochtans gebruikte God getrouwe rechters om hen te bevrijden. Hoewel wij misschien op overeenkomstige wijze ’kermen over verdrukkers en onze verdringers’, zal Jehovah ook ons als zijn loyale dienstknechten redden (Rechters 2:16-18; 3:9, 15). In feite geeft het bijbelboek Rechters ons hiervan de verzekering en van de grotere redding waarin God door bemiddeling van zijn aangestelde Rechter, Jezus Christus, zal voorzien.
9 Laten wij eens teruggaan naar de dagen van rechter Barak. Wegens valse aanbidding en Gods misnoegen hebben de Israëlieten twintig jaar hardvochtige overheersing door de Kanaänitische koning Jabin te verduren gehad. Sisera is de overste van de grote Kanaänitische vijandelijke legermacht. Maar ’een schild is er niet te zien, noch een lans, onder veertigduizend in Israël’, hoewel de natie misschien wel vier miljoen zielen telt (Rechters 5:6-8). De Israëlieten roepen berouwvol tot Jehovah. Op aanwijzing van God bij monde van de profetes Debora vergadert Barak 10.000 man op de berg Tabor, en Jehovah laat de vijand het onder de verheven Tabor gelegen dal intrekken. Met luid geraas komen Sisera’s strijdkrachten en 900 oorlogswagens door het dal en de droge rivierbedding van de Kison. Maar een stortregen doet de wateren van de Kison zeer sterk aanzwellen. Wanneer Barak en zijn mannen onder dekking van de storm de berg Tabor afdalen, zijn zij getuige van de verwoesting die Jehovah’s losgebroken woede heeft aangericht. Baraks mannen kunnen de doodsbange, vluchtende Kanaänieten één voor één neerslaan en geen enkele ontkomt. Wat een waarschuwing voor onze onderdrukkers die zich vermeten tegen God te strijden! — Rechters 4:3-16; 5:19-22.
10. Waarom kunnen wij er zeker van zijn dat God zijn hedendaagse dienstknechten van al hun onderdrukkers zal redden?
10 Jehovah zal zijn hedendaagse dienstknechten van al hun onderdrukkende vijanden redden, evenals hij de godvrezende Israëlieten in gevaarlijke tijden redde (Jesaja 43:3; Jeremia 14:8). God bevrijdde David „uit de handpalm van al zijn vijanden” (2 Samuël 22:1-3). Dus ook al worden wij als Jehovah’s dienstknechten onderdrukt of vervolgd, laten wij moedig zijn, want zijn Messiaanse Koning zal ons van verdrukking bevrijden. Ja, „de zielen van de armen zal hij redden. Van onderdrukking en van geweld zal hij hun ziel verlossen” (Psalm 72:13, 14). Die verlossing is inderdaad nabij.
God redt degenen die op hem vertrouwen
11. Welk voorbeeld van vertrouwen op Jehovah verschafte de jonge David?
11 Om de redding van Jehovah te zien, moeten wij moedig op hem vertrouwen. David gaf er blijk van zich moedig op God te verlaten toen hij de reus Goliath tegemoet trad. Stelt u zich eens die reusachtige Filistijn voor, staande voor de jonge David, die uitroept: „Gij komt tot mij met een zwaard en met een speer en met een werpspies, maar ik kom tot u met de naam van Jehovah der legerscharen, de God van de gevechtslinies van Israël, die gij gehoond hebt. Deze dag zal Jehovah u in mijn hand overleveren, en ik zal u stellig neerslaan en uw hoofd van u wegnemen; en op deze dag zal ik stellig de lijken van het legerkamp der Filistijnen aan het gevogelte van de hemel en aan de wilde dieren der aarde geven; en mensen van heel de aarde zullen weten dat er een God bestaat die aan Israël toebehoort. En deze hele gemeente zal weten dat Jehovah niet met zwaard of speer redt, want Jehovah behoort de strijd toe.” Kort daarop is Goliath dood en worden de Filistijnen op de vlucht gedreven. Het is duidelijk dat Jehovah zijn volk redde. — 1 Samuël 17:45-54.
12. Waarom kan het nuttig zijn u Davids sterke man Eleazar te binnen te brengen?
12 Wanneer wij met vervolgers worden geconfronteerd, moeten wij misschien ’moed verzamelen’ en vollediger op God vertrouwen (Jesaja 46:8-13; Spreuken 3:5, 6). Merk op welk incident zich voordeed op een plaats genaamd Pas-Dammim. Israël heeft zich voor de Filistijnse strijdkrachten teruggetrokken. Maar Eleazar, een van de drie belangrijkste sterke mannen van David, wordt niet door vrees verlamd. Hij gaat op een gerstveld staan en slaat helemaal alleen de Filistijnen met het zwaard neer. Aldus ’redt Jehovah Israël met een grote redding’ (1 Kronieken 11:12-14; 2 Samuël 23:9, 10). Niemand verwacht van ons dat wij helemaal alleen een strijdmacht verslaan. Toch kunnen wij soms alleen staan en door vijanden onder druk gezet worden. Zullen wij ons gebedsvol verlaten op Jehovah, de God van reddingsdaden? Zullen wij zijn hulp zoeken om te voorkomen dat wij onze medegelovigen aan vervolgers verraden?
Jehovah redt rechtschapenheidbewaarders
13. Waarom was het moeilijk in het tienstammenrijk Israël rechtschapenheid jegens God te bewaren?
13 Om de redding van Jehovah te ervaren, moeten wij tot elke prijs onze rechtschapenheid jegens hem bewaren. Gods volk uit de oudheid verduurde velerlei beproevingen. Denk u eens in waarmee u wellicht was geconfronteerd als u in het tienstammenrijk Israël had gewoond. Rehabeams hardvochtigheid bewoog de tien stammen ertoe hem niet langer te ondersteunen en het noordelijke koninkrijk Israël te vormen (2 Kronieken 10:16, 17; 11:13, 14). Van zijn vele koningen was Jehu de beste, maar zelfs hij ’wandelde niet met geheel zijn hart in de wet van Jehovah’ (2 Koningen 10:30, 31). Niettemin had het tienstammenrijk zijn rechtschapenheidbewaarders (1 Koningen 19:18). Zij oefenden geloof in God en hij bewees met hen te zijn. Bewaart u, ondanks beproevingen op uw geloof, uw rechtschapenheid jegens Jehovah?
14. Welke redding bewerkte Jehovah in de dagen van koning Hizkia, en wat leidde tot de verovering van Juda door Babylon?
14 Wijdverbreide minachting voor Gods Wet bracht rampspoed over het koninkrijk Israël. Toen de Assyriërs het in 740 v.G.T. veroverden, vluchtten afzonderlijke personen uit de tien stammen ongetwijfeld naar het tweestammenrijk Juda, waar zij Jehovah in zijn tempel konden aanbidden. Vier van de negentien koningen van Juda uit Davids geslachtslijn — Asa, Josafat, Hizkia en Josia — waren God bijzonder toegewijd. In de dagen van de rechtschapenheidbewaarder Hizkia trokken de Assyriërs met een machtig leger tegen Juda op. Als antwoord op Hizkia’s smeekbeden bediende God zich van slechts één engel om in één nacht 185.000 Assyriërs te doden, waardoor hij Zijn aanbidders redding verschafte! (Jesaja 37:36-38) Later leidde het verzuim van het volk om de Wet te houden en aandacht te schenken aan de waarschuwingen van Gods profeten, in 607 v.G.T. tot de verovering van Juda door Babylon en de verwoesting van de hoofdstad, Jeruzalem, en de tempel.
15. Waarom hadden de joodse ballingen in Babylon volharding nodig, en hoe bewerkte Jehovah uiteindelijk een bevrijding?
15 Terwijl de joodse ballingen zich ongeveer zeventig droevige jaren in Babylonische gevangenschap bevonden, hadden zij volharding nodig om hun rechtschapenheid jegens God te bewaren (Psalm 137:1-6). Eén vermeldenswaardige rechtschapenheidbewaarder was de profeet Daniël (Daniël 1:1-7; 9:1-3). Denkt u zich zijn vreugde eens in toen in 537 v.G.T. het decreet van de Perzische koning Cyrus van kracht werd waardoor het de joden werd toegestaan naar Juda terug te keren om de tempel te herbouwen! (Ezra 1:1-4) Daniël en anderen hadden jarenlang volhard, maar uiteindelijk zagen zij dat Babylon werd omvergeworpen en Jehovah’s volk werd bevrijd. Dit dient ons te helpen volharding aan de dag te leggen terwijl wij uitzien naar de vernietiging van „Babylon de Grote”, het wereldrijk van valse religie. — Openbaring 18:1-5.
Jehovah redt zijn volk altijd
16. Welke bevrijding bracht God in de dagen van koningin Esther tot stand?
16 Jehovah redt zijn dienstknechten altijd wanneer zij getrouw blijven aan zijn naam (1 Samuël 12:22; Jesaja 43:10-12). Denk eens terug aan de dagen van koningin Esther — de vijfde eeuw v.G.T. Koning Ahasveros (Xerxes I) heeft Haman tot eerste minister aangesteld. Woedend omdat de jood Mordechai weigert voor hem te buigen, beraamt Haman het snode plan om hem en alle joden in het Perzische Rijk te verdelgen. Hij schildert hen af als wetsovertreders, maakt zijn verzoek financieel aantrekkelijk en het wordt hem toegestaan de zegelring van de koning te gebruiken ter verzegeling van een document dat hun uitroeiing verordent. Esther onthult moedig aan de koning dat zij een jodin is en stelt Hamans moorddadige plan aan de kaak. Weldra hangt Haman aan de paal die hij nu juist voor Mordechais terechtstelling had opgericht. Mordechai wordt tot eerste minister aangesteld en wordt gemachtigd de joden toe te staan zich tegen hun vijanden te verdedigen. Zij behalen een grote overwinning op hun vijanden (Esther 3:1–9:19). Deze gebeurtenis dient ons geloof te versterken dat Jehovah reddingsdaden zal verrichten ten behoeve van zijn gehoorzame dienstknechten in deze tijd.
17. Hoe speelde gehoorzaamheid een rol in de bevrijding van eerste-eeuwse joodse christenen die in Judea woonden?
17 Nog een reden waarom God zijn dienstknechten redt, is dat zij hem en zijn Zoon gehoorzamen. Verplaats u eens in de situatie waarin Jezus’ eerste-eeuwse joodse discipelen zich bevonden. Hij vertelt hun: „Wanneer gij . . . Jeruzalem door legerkampen ingesloten ziet, weet dan dat haar verwoesting nabij gekomen is. Laten dan zij die in Judea zijn, naar de bergen vluchten” (Lukas 21:20-22). Jaren gaan voorbij, en u vraagt u af wanneer deze woorden in vervulling zullen gaan. Dan breekt er in 66 G.T. een joodse opstand uit. Romeinse strijdkrachten onder Cestius Gallus omsingelen Jeruzalem en zien kans tot aan de tempelmuren door te stoten. Plotseling trekken de Romeinen zich zonder aanwijsbare reden terug. Wat zullen joodse christenen doen? In zijn Ecclesiastical History (Boek III, hoofdstuk V, 3) zegt Eusebius dat zij uit Jeruzalem en Judea vluchtten. Zij werden gespaard omdat zij gehoor gaven aan Jezus’ profetische waarschuwing. Bent u evenzeer bereid u te voegen naar schriftuurlijke leiding waarin wordt voorzien door ’de getrouwe beheerder’ die over al Jezus’ „bezittingen” is aangesteld? — Lukas 12:42-44.
Redding tot eeuwig leven
18, 19. (a) Welke redding werd door Jezus’ dood mogelijk gemaakt, en voor wie? (b) Wat was de apostel Paulus vastbesloten te doen?
18 Acht slaan op Jezus’ waarschuwing redde het leven van joodse christenen in Judea. Maar door Jezus’ dood wordt redding tot eeuwig leven voor „alle soorten van mensen” mogelijk gemaakt (1 Timotheüs 4:10). De noodzaak van een losprijs voor de mensheid rees toen Adam zondigde, waardoor hij het leven voor zichzelf verloor en het mensengeslacht in slavernij aan zonde en dood verkocht (Romeinen 5:12-19). De dierenoffers die onder de Mozaïsche wet werden gebracht, bedekten de zonden slechts in symbolische zin (Hebreeën 10:1-4). Aangezien Jezus geen menselijke vader had en Gods heilige geest Maria ’overschaduwde’ — kennelijk vanaf het tijdstip van de ontvangenis tot aan Jezus’ geboorte — werd hij geboren zonder dat er door overerving zonde of onvolmaaktheid aan hem kleefde (Lukas 1:35; Johannes 1:29; 1 Petrus 1:18, 19). Toen Jezus als een volmaakte rechtschapenheidbewaarder stierf, offerde hij zijn eigen volmaakte leven om de mensheid terug te kopen en te bevrijden (Hebreeën 2:14, 15). Aldus heeft Christus „zichzelf gegeven . . . als een overeenkomstige losprijs voor allen” (1 Timotheüs 2:5, 6). Niet allen zullen zich deze voorziening tot redding ten nutte maken, maar God hecht er zijn goedkeuring aan dat de voordelen ervan worden aangewend voor degenen die haar in geloof aanvaarden.
19 Door de waarde van zijn loskoopoffer aan God in de hemel aan te bieden, kocht Christus Adams nakomelingen terug (Hebreeën 9:24). Jezus verwerft aldus een bruid, die uit zijn 144.000 tot hemels leven opgewekte gezalfde volgelingen bestaat (Efeziërs 5:25-27; Openbaring 14:3, 4; 21:9). Hij wordt ook een „Eeuwige Vader” voor degenen die zijn offer aanvaarden en eeuwig aards leven ontvangen (Jesaja 9:6, 7; 1 Johannes 2:1, 2). Wat een liefdevolle regeling! Paulus’ waardering ervoor blijkt duidelijk uit zijn tweede geïnspireerde brief aan de christenen in Korinthe, zoals wij in het volgende artikel zullen zien. In feite was Paulus vastbesloten zich er door niets van te laten weerhouden mensen te helpen om zich Jehovah’s wonderbare voorziening voor redding tot eeuwig leven ten nutte te maken.
Wat zou u antwoorden?
◻ Welk schriftuurlijk bewijs is er dat God zijn oprechte dienstknechten redt?
◻ Hoe weten wij dat Jehovah degenen die op hem vertrouwen en hun rechtschapenheid bewaren redt?
◻ Welke voorziening heeft God voor redding tot eeuwig leven getroffen?
[Illustratie op blz. 12]
David vertrouwde op Jehovah, de „God van reddingsdaden”. U ook?
[Illustratie op blz. 15]
Jehovah redt zijn volk altijd, zoals hij in de tijd van koningin Esther bewees