-
Bevrijding nabij voor mensen van godvruchtige toewijding!De Wachttoren 1990 | 15 april
-
-
Bevrijding nabij voor mensen van godvruchtige toewijding!
„Jehovah [weet] mensen van godvruchtige toewijding uit beproeving te bevrijden, maar onrechtvaardigen te bewaren voor de dag van het oordeel om afgesneden te worden.” — 2 PETRUS 2:9.
1. (a) Met welke beangstigende omstandigheden wordt de mensheid in deze tijd geconfronteerd? (b) Welke vragen gaan wij met het oog hierop beschouwen?
VOOR de hele mensheid nemen de problemen van het leven toe. Het maakt daarbij niet uit of men te midden van materiële overvloed of te midden van schaarste leeft. Overal heerst onzekerheid. Alsof de instabiele economische situatie nog niet genoeg is om ons zorgen over te maken, kampt de planeet Aarde nu met ernstige milieuproblemen, zo zelfs dat alle leven erop bedreigd wordt. Ziekten grijpen om zich heen. Besmettelijke ziekten, hartkwalen en de gesel van kanker eisen een zware tol. Immoraliteit heeft een enorme schade toegebracht aan de menselijke gevoelens en aan het gezinsleven. En dan is de wereld ook nog doortrokken van geweld. Met het oog op alles waarvoor de mensenmaatschappij zich geplaatst ziet, is het realistisch ons af te vragen: Is er een deugdelijke basis op grond waarvan wij binnenkort bevrijding kunnen verwachten? En zo ja, hoe zal die bevrijding dan komen, en voor wie? — Vergelijk Habakuk 1:2; 2:1-3.
2, 3. (a) Waarom is datgene wat in 2 Petrus 2:9 staat een geruststelling voor ons in deze tijd? (b) Op welke specifieke daden van bevrijding wijst de bijbel als een basis voor aanmoediging?
2 Wat er in onze tijd plaatsvindt, herinnert ons aan zekere andere hoogst betekenisvolle periodes in de menselijke geschiedenis. De apostel Petrus vestigt de aandacht op de daden van bevrijding die God bij die gelegenheden heeft verricht en verbindt daar dan deze geruststellende conclusie aan: „Jehovah [weet] mensen van godvruchtige toewijding uit beproeving te bevrijden” (2 Petrus 2:9). Merk op in welke context die verklaring staat, in 2 Petrus 2:4-10:
3 „Stellig, indien God zich er niet van heeft weerhouden de engelen die zondigden te straffen, maar hen, door hen in Tártarus te werpen, aan afgronden van dikke duisternis heeft overgeleverd om voor het oordeel bewaard te worden; en hij zich er niet van heeft weerhouden een wereld uit de oudheid te straffen, maar Noach, een prediker van rechtvaardigheid, met zeven anderen veilig heeft bewaard toen hij een geweldige vloed over een wereld van goddeloze mensen bracht; en hij de steden Sodom en Gomorra, door ze in de as te leggen, heeft veroordeeld, waardoor hij ze voor goddelozen tot een voorbeeld gesteld heeft van komende dingen; en hij de rechtvaardige Lot heeft bevrijd, die zwaar gekweld werd door het losbandig gedrag van de mensen die de wet trotseerden — want die rechtvaardige man heeft door wat hij zag en hoorde toen hij onder hen woonde, dag aan dag zijn rechtvaardige ziel gefolterd wegens hun wetteloze daden — dan weet Jehovah mensen van godvruchtige toewijding uit beproeving te bevrijden, maar onrechtvaardigen te bewaren voor de dag van het oordeel om afgesneden te worden, vooral echter hen die het vlees achternagaan met de begeerte het te verontreinigen en die op heerschappij neerzien.” Zoals dat schriftgedeelte laat zien, heeft wat er in Noachs dagen en in de tijd van Lot plaatsvond, grote betekenis voor ons.
De geest die in Noachs dagen heerste
4. Waarom was in Noachs dagen de aarde in Gods ogen verdorven? (Psalm 11:5)
4 Het historische verslag in Genesis hoofdstuk 6 vertelt ons dat in Noachs tijd de aarde in de ogen van de ware God verdorven was geworden. Hoe kwam dit? Vanwege geweld. Dit was geen kwestie van incidentele geweldmisdrijven. Genesis 6:11 bericht dat ’de aarde met geweldpleging vervuld werd’.
5. (a) Welke houding van de mensen droeg bij tot het geweld in Noachs tijd? (b) Waarvoor had Henoch gewaarschuwd in verband met goddeloosheid?
5 Wat stak hierachter? Het zojuist geciteerde schriftgedeelte in 2 Petrus spreekt over goddeloze mensen. Ja, de menselijke aangelegenheden waren doortrokken van een geest van goddeloosheid. Dit hield niet slechts een algemeen negeren van de goddelijke wet in, maar was een opstandige houding tegen God zelf.a En wanneer mensen zich opstandig tegenover God opstellen, hoe kan er dan verwacht worden dat zij hun medemens met goedheid en vriendelijkheid zullen bejegenen? Al voordat Noach geboren was, trad deze goddeloosheid zo sterk op de voorgrond dat Jehovah Henoch had doen profeteren waar het op uit zou lopen (Judas 14, 15). Hun tarten van God zou stellig leiden tot de voltrekking van een goddelijk oordeel.
6, 7. Welke situatie waar engelen bij betrokken waren, was een belangrijke factor in de slechte toestanden die zich vóór de Vloed ontwikkelden?
6 Er was ook nog een andere invloed die bijdroeg tot het geweld van die dagen. Genesis 6:1, 2 richt daar de aandacht op wanneer er gezegd wordt: „Nu geschiedde het toen de mensen talrijk begonnen te worden op de oppervlakte van de aardbodem en er dochters aan hen werden geboren, dat de zonen van de ware God de dochters der mensen gingen gadeslaan en bemerkten dat zij mooi waren; en zij gingen zich vrouwen nemen, namelijk allen die zij verkozen.” Wie waren die zonen van de ware God? Geen gewone mensen. Mensen hadden al eeuwenlang mooie vrouwen opgemerkt en gehuwd. Deze zonen van God waren engelen die zich materialiseerden. In Judas vers 6 worden zij beschreven als „engelen die hun oorspronkelijke positie niet hebben behouden maar hun eigen juiste woonplaats hebben verlaten”. — Vergelijk 1 Petrus 3:19, 20.
7 Wat was het gevolg toen deze bovenmenselijke schepselen die zich als mannen materialiseerden, betrekkingen hadden met de dochters der mensen? „De Nefilim bleken in die dagen op de aarde te zijn, en ook nog daarna, toen de zonen van de ware God betrekkingen met de dochters der mensen bleven hebben en dezen hun zonen baarden; dit waren de sterke mannen die er oudtijds waren, de mannen van vermaardheid.” Ja, uit die tegennatuurlijke verbintenis kwamen de Nefilim voort, sterke mannen die hun superieure kracht gebruikten om anderen te tiranniseren. — Genesis 6:4.
8. Hoe reageerde Jehovah op de slechte toestanden op aarde?
8 Hoe erg werd de situatie? Het kwam zo ver dat „Jehovah [zag] dat de slechtheid van de mens overvloedig was op de aarde en dat elke neiging van de gedachten van zijn hart te allen tijde alleen maar slecht was”. Hoe reageerde God hierop? „Jehovah gevoelde spijt dat hij mensen op de aarde gemaakt had, en het krenkte hem in zijn hart.” Dit betekent niet dat God van mening was dat hij een vergissing had gemaakt door de mensheid te scheppen. Hij betreurde het echter dat nadat hij mensen had gemaakt, hun gedrag zo slecht werd dat hij genoodzaakt was hen te vernietigen. — Genesis 6:5-7.
De handelwijze die tot bevrijding leidde
9. (a) Waarom werd Noach door God goedgunstig bejegend? (b) Waarvan werd Noach door God van tevoren op de hoogte gebracht?
9 Wat Noach betreft, hij „vond gunst in de ogen van Jehovah. . . . Noach was een rechtvaardig man. Hij betoonde zich onberispelijk onder zijn tijdgenoten. Noach wandelde met de ware God” (Genesis 6:8, 9). Jehovah stelde Noach er daarom van tevoren van in kennis dat Hij een wereldomvattende vloed zou teweegbrengen en gaf hem de opdracht een ark te bouwen. De gehele mensheid, met uitzondering van Noach en zijn gezin, zou van het aardoppervlak weggevaagd worden. Zelfs de dierlijke schepping zou vernietigd worden, behalve die weinige exemplaren van elke basissoort die Noach in de ark zou nemen. — Genesis 6:13, 14, 17.
10. (a) Welke voorbereidingen moesten er met het oog op hun behoud getroffen worden, en hoe omvangrijk was het karwei? (b) Wat verdient onze aandacht in de wijze waarop Noach zich van zijn toewijzing kweet?
10 Deze voorkennis legde Noach een zware verantwoordelijkheid op. De ark moest gebouwd worden. Deze moest de vorm van een enorme kist krijgen, met zo’n 40.000 kubieke meter inhoud. Noach moest de ark bevoorraden met voedsel en vervolgens dieren, ook vogels, bijeenbrengen — „alle soort van vlees” — opdat ze bewaard zouden blijven. Het was een project waar jaren van werk mee gemoeid waren. Hoe reageerde Noach? Hij ging te werk „naar alles wat God hem geboden had. Juist zo deed hij.” — Genesis 6:14-16, 19-22; Hebreeën 11:7.
11. Welke zeer belangrijke verantwoordelijkheid rustte er op Noach met betrekking tot zijn eigen huisgezin?
11 Terwijl Noach met dat werk bezig was, moest hij ook tijd besteden aan de opbouw van de geestelijke gezindheid van zijn gezin. Zij moesten behoed worden voor het overnemen van de gewelddadige wegen en opstandige geesteshouding van de mensen om hen heen. Het was belangrijk dat zij zich niet overmatig in beslag lieten nemen door de alledaagse bezigheden van het leven. God had een werk voor hen te doen, en het was van vitaal belang dat zij dit centraal stelden in hun leven. Wij weten dat Noachs gezin gunstig reageerde op zijn onderricht en zijn geloof deelde, want Noach, zijn vrouw, hun drie zonen en de vrouwen van die zonen — acht personen in totaal — worden in de Schrift met goedkeuring genoemd. — Genesis 6:18; 1 Petrus 3:20.
12. Welke verantwoordelijkheid is Noach blijkens 2 Petrus 2:5 getrouw nagekomen?
12 Noach had nog een andere verantwoordelijkheid — te waarschuwen voor de komende Vloed en bekend te maken waarom die kwam. Het is duidelijk dat hij zich getrouw van die verantwoordelijkheid kweet, want hij wordt in Gods Woord aangeduid als „een prediker van rechtvaardigheid”. — 2 Petrus 2:5.
13. Met wat voor omstandigheden had Noach te maken terwijl hij zich kweet van zijn van God ontvangen toewijzing?
13 Welnu, denk eens aan de omstandigheden waaronder Noach die toewijzing heeft uitgevoerd! Verplaats uzelf in zijn positie. Als u Noach of een lid van zijn gezin was geweest, zou u omringd zijn geweest door het geweld dat werd bedreven door de Nefilim en de goddeloze mensen. U zou rechtstreeks geconfronteerd zijn geweest met de invloed van opstandige engelen. Terwijl u aan de ark bouwde, zou u het voorwerp van spot zijn geweest. En jaar na jaar, terwijl u waarschuwde voor de komende Vloed, zou u hebben bemerkt dat de mensen zo opgingen in de dagelijkse bezigheden van het leven dat zij ’er geen acht op sloegen’ — dat wil zeggen „totdat de vloed kwam en hen allen wegvaagde”. — Matthéüs 24:39; Lukas 17:26, 27.
Wat betekent Noachs ervaring voor u?
14. Waarom is het voor ons in deze tijd niet moeilijk de situatie te begrijpen waarmee Noach en zijn gezin geconfronteerd werden?
14 Voor de meeste van onze lezers is het beslist niet moeilijk zich zo’n situatie voor te stellen. Waarom niet? Omdat de toestanden in onze tijd heel veel lijken op die welke in de dagen van Noach heersten. Jezus Christus zei dat dit verwacht kon worden. In zijn uitvoerige profetie over de tijd van zijn tegenwoordigheid gedurende het besluit van het samenstel van dingen voorzei Jezus: „Net zoals de dagen van Noach waren, zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn.” — Matthéüs 24:37.
15, 16. (a) Hoe kan er gezegd worden dat net als in Noachs tijd ook nu de aarde vervuld is met geweldpleging? (b) Aan welk geweld in het bijzonder zijn Jehovah’s dienstknechten blootgesteld?
15 Is zijn voorzegging uitgekomen? Is de hedendaagse wereld met geweldpleging vervuld? Ja! Meer dan honderd miljoen mensen zijn gestorven in de oorlogen van deze eeuw. Sommige van onze lezers hebben de uitwerking hiervan aan den lijve ondervonden. Nog velen meer zijn bedreigd door misdadigers die uit waren op hun geld of andere waardevolle bezittingen. En jongeren zijn op school aan geweld blootgesteld.
16 Jehovah’s dienstknechten ervaren echter meer dan oorlogsverwoestingen en geweldmisdrijven in het algemeen. Zij zijn ook blootgesteld aan geweld omdat zij geen deel van de wereld zijn maar ernaar streven mensen van godvruchtige toewijding te zijn (2 Timótheüs 3:10-12). Soms neemt dat geweld simpelweg de vorm aan van weggeduwd worden of een klap krijgen; andere keren gaat het om de vernieling van eigendommen, afranselingen en zelfs moordpartijen. — Matthéüs 24:9.
17. Viert goddeloosheid thans hoogtij? Licht dit toe.
17 Tijdens dergelijke geweldplegingen hebben goddeloze mensen soms op schaamteloze wijze hun minachting voor God geuit. In een gebied in Afrika verklaarden politiefunctionarissen: „Wíj regeren hier. Gaan jullie maar naar God, als er een bestaat, en vraag hem maar om jullie te komen helpen.” In gevangenissen en concentratiekampen zijn Jehovah’s Getuigen geconfronteerd met mannen als Baranowsky, in Sachsenhausen (Duitsland), die spotte: „Ik ben een gevecht aangegaan met Jehovah. We zullen eens zien wie de sterkste is, ik of Jehovah.” Kort daarna werd Baranowsky ziek en stierf; maar anderen gaan ermee voort een soortgelijke houding aan de dag te leggen. Overheidsfunctionarissen die een vervolgingscampagne op touw zetten, zijn niet de enigen die tonen God te willen tarten. Over de hele aarde krijgen dienstknechten van God dingen te horen en te zien waaruit blijkt dat degenen die zich hieraan overgeven, geen vrees voor God in hun hart hebben.
18. Op welke manieren dragen goddeloze geesten tot de onrust in de mensheid bij?
18 In deze dagen die zoveel op de tijd van Noach lijken, zijn wij ook getuige van inmenging door goddeloze geesten (Openbaring 12:7-9). Deze demonen zijn dezelfde engelen die zich in de dagen van Noach materialiseerden als mensen en vrouwen huwden. Toen de Vloed kwam, werden hun vrouwen en kinderen vernietigd, maar die ongehoorzame engelen werden gedwongen terug te keren naar het geestenrijk. Zij hadden niet langer een plaats in Jehovah’s heilige organisatie maar werden overgeleverd aan Tártarus, een toestand van dikke duisternis, afgesneden van goddelijke verlichting (2 Petrus 2:4, 5). Opererend onder Satans leiding zijn zij ermee voortgegaan nauw contact met mensen te onderhouden en, hoewel zij zich niet langer kunnen materialiseren, hebben zij geprobeerd mannen, vrouwen en zelfs kinderen onder hun controle te krijgen. Gedeeltelijk gebeurt dit via occulte praktijken. Zij zetten de mensheid ook aan tot vernietigingsdaden jegens elkaar die alle menselijke bevatting te boven gaan. Maar dat is niet alles.
19. (a) Tegen wie vooral richten de demonen hun haat? (b) Waartoe proberen de demonen ons te dwingen?
19 De bijbel onthult dat de demonen oorlog voeren tegen degenen „die de geboden van God onderhouden en het werk hebben dat bestaat in het getuigenis afleggen omtrent Jezus” (Openbaring 12:12, 17). Die goddeloze geesten zijn de voornaamste aanstichters van de vervolging van Jehovah’s dienstknechten (Efeziërs 6:10-13). Zij gebruiken elk denkbare middel om getrouwe mensen te dwingen of te verlokken hun rechtschapenheid jegens Jehovah prijs te geven en ermee op te houden Jehovah’s koninkrijk met Jezus als de Messiaanse Koning bekend te maken.
20. Hoe proberen de demonen mensen te verhinderen zich uit hun macht los te breken? (Jakobus 4:7)
20 De demonen spannen zich in om belemmeringen op te werpen voor mensen die smachten naar verlichting van hun onderdrukkende invloed. Een voormalig spiritiste in Brazilië vertelt dat toen de Getuigen bij haar aan de deur kwamen, demonenstemmen haar bevel gaven niet open te doen; zij deed het echter wel en vernam de waarheid. In veel gebieden maken de demonen rechtstreeks gebruik van beoefenaars van toverij in een poging het werk van Jehovah’s Getuigen een halt toe te roepen. Zo namen bijvoorbeeld in een dorp in Suriname tegenstanders van Jehovah’s Getuigen contact op met een spiritist die grote vermaardheid genoot omdat hij in staat was de plotselinge dood van mensen te veroorzaken door alleen maar zijn toverstok naar hen uit te steken. Met zijn hele gevolg van dansers en drummers trad de spiritist, door een demon bezeten, Jehovah’s Getuigen tegemoet. Hij uitte zijn magische formules en wees met zijn stok naar hen. De dorpelingen verwachtten dat de Getuigen dood zouden neervallen, maar het was de spiritist die flauwviel en ijlings door zijn in verlegenheid gebrachte volgelingen weggevoerd moest worden.
21. Hoe reageert net als in Noachs tijd de meerderheid van de mensen op onze prediking, en waarom?
21 Zelfs in gebieden waar toverij en hekserij niet zo openlijk worden beoefend, heeft iedere getuige van Jehovah wel ervaren wat het betekent te proberen tot mensen te prediken die zo in beslag worden genomen door hun dagelijkse bezigheden van het leven dat zij niet gestoord willen worden. Net als in de dagen van Noach is het zo dat de overgrote meerderheid ’er geen acht op slaat’ (Matthéüs 24:37-39). Wellicht bewonderen sommigen onze eenheid en prestaties. Maar ons geestelijke bouwproject — waar uren van persoonlijke studie, geregeld vergaderingsbezoek en velddienst in gaan zitten — is volkomen dwaasheid voor hen. Zij drijven de spot met ons vertrouwen in de beloften van Gods Woord, omdat hun leven opgebouwd is rond de materiële bezittingen en zinnelijke genoegens die zij nu kunnen hebben.
22, 23. Hoe verschaffen de gebeurtenissen van Noachs tijd een betrouwbare verzekering dat Jehovah mensen van godvruchtige toewijding uit beproeving zal bevrijden?
22 Zullen Jehovah’s loyale dienstknechten altijd het mikpunt blijven van spot van hen die geen liefde voor God hebben? Zeker niet! Wat gebeurde er in Noachs dagen? Op Gods aanwijzing ging Noach de voltooide ark binnen. Toen, op de door God vastgestelde tijd, „werden alle bronnen van de grote waterdiepte opengebroken en werden de sluizen van de hemel geopend”. De Vloed hield aan tot zelfs de bergen bedekt werden (Genesis 7:11, 17-20). De engelen die hun juiste woonplaats hadden verlaten, waren gedwongen hun gematerialiseerde menselijke lichaam achter te laten en terug te keren naar het geestenrijk. De Nefilim en alle overigen van die wereld van goddeloze mensen, met inbegrip van degenen die te onverschillig waren om Noachs waarschuwing op te volgen, werden vernietigd. Maar Noach en zijn vrouw en hun drie zonen en de vrouwen van die zonen werden gered. Zo bevrijdde Jehovah Noach en zijn gezin uit de beproeving die zij zo veel jaren loyaal hadden verduurd.
23 Zal Jehovah hetzelfde doen voor mensen van godvruchtige toewijding in deze tijd? Dat lijdt volstrekt geen twijfel. Hij heeft het beloofd, en hij kan niet liegen. — Titus 1:2; 2 Petrus 3:5-7.
[Voetnoten]
a „Anomia is een minachten of trotseren van Gods wetten; asebeia [de substantiefsvorm van het woord dat is weergegeven met ’goddeloze mensen’] is een zelfde houding tegenover de Persoon van God.” — Vine’s Expository Dictionary of Old and New Testament Words, Deel 4, blz. 170.
-
-
Ons voorbereiden op een bevrijding die ons in een nieuwe wereld brengtDe Wachttoren 1990 | 15 april
-
-
Ons voorbereiden op een bevrijding die ons in een nieuwe wereld brengt
„Denkt aan de vrouw van Lot.” — LUKAS 17:32.
1. Welk historisch voorbeeld van goddelijke bevrijding wordt in onze studie van vandaag naar voren gehaald, en hoe kan dit ons tot nut strekken?
NADAT de apostel Petrus had verteld van de schitterende bevrijding die Jehovah voor Noach en zijn gezin had bewerkt, noemde hij nog een historisch voorbeeld. Hij vestigde de aandacht op het behoud van de rechtvaardige Lot toen Sodom en Gomorra in de as werden gelegd, zoals wij lezen in 2 Petrus 2:6-8. De details werden tot nut van ons bewaard (Romeinen 15:4). Als wij ter harte nemen wat daar in samenhang met die bevrijding gebeurde, kan dat ons helpen in aanmerking te komen voor behoud dat ons in Gods nieuwe wereld brengt.
Hoe wij reageren op de levenswijze van de wereld
2. Welk gedrag in Sodom en Gomorra leidde tot hun vernietiging door God?
2 Waarom werden die steden en hun inwoners vernietigd? De apostel Petrus zegt dat zij zich overgaven aan „losbandig gedrag” (2 Petrus 2:7). Zoals wordt aangeduid door het gebruik van de Griekse term waarvan die uitdrukking een vertaling vormt, gaven de mensen van Sodom en Gomorra zich over aan kwaaddoen op een manier die getuigde van schaamteloos gebrek aan eerbied, minachting zelfs, voor wet en autoriteit. Judas vers 7 zegt dat zij ’buitensporig hoererij bedreven en vlees achternagingen voor tegennatuurlijk gebruik’. De grove zondigheid van hun gedrag trad duidelijk aan het licht toen de mannen van Sodom, „van knaap tot grijsaard, het hele volk in één samenscholing”, het huis van Lot omsingelden en eisten dat hij zijn gasten aan de mannen van Sodom overleverde opdat zij hun perverse verlangens konden bevredigen. En zij schreeuwden Lot veroordelingen toe omdat hij hun ontaarde verlangens in de weg stond. — Genesis 13:13; 19:4, 5, 9.
3. (a) Hoe waren Lot en zijn gezin in zo’n verdorven omgeving als Sodom komen te wonen? (b) Wat was Lots reactie op het losbandige gedrag van de inwoners van Sodom?
3 Lot was oorspronkelijk naar het gebied bij Sodom getrokken vanwege de kans op materiële welvaart die de streek bood. Mettertijd ging hij in de stad zelf wonen (Genesis 13:8-12; 14:12; 19:1). Maar hij was het niet eens met de smerige praktijken van de mannen van de stad, en zij beschouwden hem niet als een van hen, kennelijk omdat Lot en zijn gezin geen deel hadden aan hun sociale leven. Zoals 2 Petrus 2:7, 8 zegt, ’werd Lot zwaar gekweld door het losbandig gedrag van de mensen die de wet trotseerden — want die rechtvaardige man heeft door wat hij zag en hoorde toen hij onder hen woonde, dag aan dag zijn rechtvaardige ziel gefolterd wegens hun wetteloze daden.’ Die omstandigheden vormden een zware beproeving voor Lot omdat hij, als een rechtvaardig man, zulk gedrag verafschuwde.
4. (a) In welke opzichten zijn de toestanden nu net als die in het oude Sodom? (b) Hoe reageren wij op de huidige verdorven omstandigheden indien wij als de rechtvaardige Lot zijn?
4 Ook in onze tijd is het morele peil van de mensenmaatschappij heel laag. In veel landen gaan steeds meer mensen voorechtelijke of buitenechtelijke seks bedrijven. Zelfs veel jonge mensen op school zijn al diep verwikkeld in deze levensstijl, en zij bespotten degenen die zich niet bij hen aansluiten. Homoseksuelen komen er openlijk voor uit dat zij dit zijn en hebben marsen gehouden door de straten van grote steden om erkenning te eisen. Ook de geestelijkheid doet mee aan de pret. Officieel zijn er niet veel kerken die homoseksuelen en hoereerders ordineren. Maar in werkelijkheid is het, zoals nieuwsberichten bij herhaling hebben aangetoond, helemaal niet moeilijk om homoseksuelen, hoereerders en overspelers in de rijen van de geestelijkheid te vinden. Sommige religieuze leiders zijn zelfs overgeplaatst naar andere steden of gedwongen hun ambt neer te leggen vanwege seksschandalen. Zij die rechtvaardigheid liefhebben, staan niet welwillend tegenover zulke goddeloze verdorvenheid; zij ’hebben een afschuw van wat goddeloos is’ (Romeinen 12:9). Het doet hen vooral pijn wanneer het gedrag van mensen die beweren God te dienen, smaad brengt op zijn naam en oningelichte mensen ertoe brengt zich vol weerzin van alle religie af te keren. — Romeinen 2:24.
5. Welke vraag wordt door Jehovah’s vernietiging van Sodom en Gomorra voor ons beantwoord?
5 Jaar na jaar wordt de situatie erger. Zal er ooit een eind aan komen? Ja, inderdaad! Wat Jehovah deed met het oude Sodom en Gomorra, laat duidelijk zien dat hij op zijn bestemde tijd een oordeel zal voltrekken. Hij zal de goddelozen totaal vernietigen, maar zijn loyale dienstknechten bevrijden.
Wie of wat komt het eerst in ons leven?
6. (a) Welke zeer van pas komende les ligt opgesloten in het verslag over de jonge mannen die Lots dochters zouden huwen? (b) Hoe vormde de houding van hun aanstaande mannen een test voor Lots dochters?
6 Alleen zij die ware godvruchtige toewijding tonen, zullen gespaard worden. Beschouw in dit verband wat Jehovah’s engelen tot Lot zeiden voordat Sodom en Gomorra vernietigd werden. „Hebt gij hier nog iemand anders? Schoonzoon en uw zonen en uw dochters en al de uwen in de stad, breng hen uit de plaats! Want wij verderven deze plaats.” Derhalve sprak Lot met de jonge mannen die met zijn dochters zouden trouwen. Hij drong er herhaaldelijk bij hen op aan: „Staat op! Gaat uit deze plaats, want Jehovah verderft de stad!” Hun relatie tot het huisgezin van Lot bood hun een speciale gelegenheid voor bevrijding, maar zij moesten persoonlijk actie ondernemen. Zij moesten een tastbaar bewijs leveren van gehoorzaamheid aan Jehovah. In plaats daarvan scheen Lot in hun ogen „als iemand te zijn die schertste” (Genesis 19:12-14). U kunt u voorstellen hoe Lots dochters zich voelden toen zij vernamen wat er gebeurd was. Het stelde hun loyaliteit jegens God op de proef.
7, 8. (a) Wat was Lots reactie toen de engelen er bij hem op aandrongen om met zijn gezin te vluchten, en waarom was dit onverstandig? (b) Wat was voor Lot en zijn gezin van het grootste belang om gered te worden?
7 De volgende morgen bij het aanbreken van de dag gingen de engelen bij Lot aandringen. Zij zeiden: „Sta op! Neem uw vrouw en uw twee dochters, die zich hier bevinden, opdat gij niet in de dwaling van de stad wordt weggevaagd!” Maar „hij bleef talmen” (Genesis 19:15, 16). Waarom? Wat hield hem tegen? Waren het materiële belangen die hij daar in Sodom had — precies datgene wat hem daar oorspronkelijk heen gelokt had? Als hij daaraan vasthield, zou hij met Sodom vernietigd worden.
8 Uit mededogen grepen de engelen hem en zijn gezinsleden bij de hand en brachten hen haastig buiten de stad. In de buitenwijken gebood Jehovah’s engel: „Ontkom ter wille van uw ziel! Kijk niet achter u en sta in het gehele District niet stil! Ontkom naar het bergland, opdat gij niet wordt weggevaagd!” Nog aarzelde Lot. Ten slotte, nadat er was overeengekomen dat hij naar een minder ver verwijderde plek mocht gaan, vluchtten hij en zijn gezin (Genesis 19:17-22). Verder uitstel was niet mogelijk; gehoorzaamheid was van levensbelang.
9, 10. (a) Waarom vormde het geen voldoende verzekering van behoud voor Lots vrouw dat zij bij haar man was? (b) Welke verdere toets betekende het voor Lot en zijn dochters toen zijn vrouw werd gedood?
9 De bevrijding was echter nog geen voldongen feit toen zij zich van Sodom hadden verwijderd. Genesis 19:23-25 vertelt ons: „De zon was over het land opgegaan toen Lot te Zoar aankwam. Toen liet Jehovah zwavel en vuur van Jehovah, uit de hemel, op Sodom en op Gomorra regenen. Aldus ging hij ertoe over deze steden ondersteboven te keren, ja, het gehele District en alle inwoners der steden en de planten van de aardbodem.” Maar waar was Lots vrouw?
10 Zij was met haar man gevlucht. Maar was zij het volledig eens met wat hij deed? Er is niets waaruit blijkt dat zij ook maar in enig opzicht de immoraliteit van Sodom goedkeurde. Maar was haar liefde voor God sterker dan haar gehechtheid aan haar huis en de materiële dingen die zij daar had? (Vergelijk Lukas 17:31, 32.) Onder druk kwam aan het licht wat er in haar hart was. Kennelijk waren zij al dicht bij Zoar, misschien op het punt de stad binnen te gaan, toen zij ongehoorzaam was en achteromkeek. En, zo zegt het bijbelse verslag, „zij werd een zoutpilaar” (Genesis 19:26). Nu stonden Lot en zijn dochters voor een verdere toets op hun loyaliteit. Was Lots gehechtheid aan zijn gestorven huwelijkspartner of de gehechtheid van de meisjes aan hun overleden moeder sterker dan hun liefde voor Jehovah, die deze rampspoed teweeg had gebracht? Zouden zij God blijven gehoorzamen ook al bleek iemand die hun heel na stond, hem deloyaal te zijn? Met het volste vertrouwen in Jehovah keken zij niet om.
11. Wat hebben wij hier geleerd over de bevrijding die Jehovah verschaft?
11 Ja, Jehovah weet mensen van godvruchtige toewijding uit beproeving te bevrijden. Hij weet hele gezinnen die verenigd zijn in de zuivere aanbidding, te bevrijden; hij weet ook individuele personen te bevrijden. Wanneer zij hem werkelijk liefhebben, toont hij grote consideratie in zijn bemoeienissen met hen. „Hijzelf weet zeer goed hoe wij zijn gevormd, gedachtig dat wij stof zijn” (Psalm 103:13, 14). Maar zijn bevrijding is alleen voor hen die mensen van godvruchtige toewijding zijn, degenen wier toewijding echt is, degenen wier gehoorzaamheid een uiting van loyaliteit is.
Liefdevolle voorbereidingen voor een grotere bevrijding
12. Welke liefdevolle voorbereidingen zou Jehovah gaan treffen voordat hij de bevrijding zou brengen waar wij met zoveel verlangen naar uitzien?
12 Door wat Jehovah in de dagen van Noach en van Lot deed, verwijderde hij alle goddelozen niet voor eeuwig. Zoals de schriftplaats zegt, diende dit slechts als een voorbeeld van komende dingen. Voordat die dingen gingen gebeuren, was Jehovah van zins nog veel meer te doen ten behoeve van mensen die hem liefhebben. Hij zou zijn eniggeboren Zoon, Jezus Christus, naar de aarde zenden. Hier zou Jezus Gods naam van smaad zuiveren door de soort van toewijding aan de dag te leggen die Adam als een volmaakt mens jegens God had moeten en ook had kunnen tonen; maar Jezus zou dat onder veel moeilijker omstandigheden doen. Jezus zou zijn volmaakte menselijke leven als een slachtoffer afleggen opdat de nakomelingen van Adam die geloof oefenden, zouden kunnen bezitten wat Adam had verloren. Vervolgens zou een „kleine kudde” van loyale mensen door God uitgekozen worden om met Christus in zijn hemelse koninkrijk te delen en zou „een grote schare” uit alle natiën bijeenvergaderd worden om het fundament te vormen voor een nieuwe mensenmaatschappij (Lukas 12:32; Openbaring 7:9). Wanneer dat verwezenlijkt was, zou God de grootse bevrijding bewerkstelligen waarvan de gebeurtenissen in verband met de Vloed en de verwoesting van Sodom en Gomorra een voorbeeld waren.
Waarom zonder uitstel en resoluut te handelen
13, 14. Wat kunnen wij leren uit het feit dat Petrus de vernietiging van goddeloze mensen in de dagen van Lot en van Noach als voorbeeld gebruikte?
13 Onderzoekers van Gods Woord weten dat Jehovah bij vele gelegenheden daden van bevrijding voor zijn dienstknechten heeft verricht. Maar in de meeste gevallen zegt de bijbel niet: ’Zoals het was in die tijd, zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn.’ Waarom heeft de apostel Petrus dan onder inspiratie van de heilige geest slechts twee voorbeelden geïsoleerd? Wat was er zo anders aan de gebeurtenissen in de dagen van Lot en van Noach?
14 Een duidelijke aanwijzing wordt gevonden in Judas vers 7, waar wij lezen dat „Sodom en Gomorra en de omliggende steden . . . ons tot een waarschuwend voorbeeld [zijn] gesteld doordat ze de gerechtelijke straf van eeuwig vuur ondergaan”. Ja, de vernietiging van de grove zondaars in die steden was eeuwig, zoals dat ook het geval zal zijn met de vernietiging van de goddelozen aan het einde van het huidige samenstel van dingen (Matthéüs 25:46). Ook de vloed van Noachs dagen wordt aangehaald in contexten die handelen over eeuwige oordelen (2 Petrus 2:4, 5, 9-12; 3:5-7). Door de vernietiging van goddeloze mensen in de dagen van Noach en van Lot demonstreerde Jehovah dus dat hij zijn dienstknechten zal bevrijden door degenen die onrechtvaardigheid beoefenen, voor eeuwig te vernietigen. — 2 Thessalonicenzen 1:6-10.
15. (a) Welke dringende waarschuwing wordt er gegeven aan degenen die goddeloze praktijken beoefenen? (b) Waarom zullen allen die volharden in onrechtvaardigheid, hun gerechte straf ondergaan?
15 De vernietiging van de goddelozen verschaft Jehovah geen vreugde, net zomin als het zijn dienstknechten vreugde verschaft. Door bemiddeling van zijn Getuigen spoort Jehovah de mensen aan: „Keert u af, keert u af van uw slechte wegen, want waarom zoudt gij sterven?” (Ezechiël 33:11) Wanneer de mensen echter niet van zins blijken aan deze liefdevolle oproep gehoor te geven maar in hun eigen zelfzuchtige levenswijze volharden, vereisen Jehovah’s respect voor zijn eigen heilige naam en zijn liefde voor zijn loyale dienstknechten die smaad ondergaan door toedoen van goddeloze mensen, dat hij hun hun gerechte straf laat ondergaan.
16. (a) Waarom kunnen wij het vertrouwen hebben dat de voorzegde bevrijding heel nabij is? (b) Waaruit zullen wij bevrijd worden en waarin zal die bevrijding ons brengen?
16 Gods tijd om bevrijding te brengen is heel nabij! De mentaliteit en de gebeurtenissen die Jezus voorzei als het teken van zijn tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen zijn duidelijk waar te nemen. De verschillende facetten van dat teken begonnen zich meer dan 75 jaar geleden voor het eerst voor te doen, en Jezus zei dat „dit geslacht” geenszins zou voorbijgaan voordat Gods oordeelsvoltrekking over deze goddeloze wereld zou komen. Wanneer Jehovah bepaalt dat de Koninkrijksboodschap in voldoende mate op de gehele bewoonde aarde is gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, zal het einde van deze goddeloze wereld komen en daarmee ook de bevrijding voor mensen van godvruchtige toewijding (Matthéüs 24:3-34; Lukas 21:28-33). Bevrijding waaruit? Uit de beproevingen die zij door toedoen van de goddelozen hebben moeten ondergaan, en uit omstandigheden die dag aan dag een bron van kwelling voor hen vormden omdat zij rechtvaardigheid liefhebben. Daarbij zal het een bevrijding zijn die hen zal brengen in een nieuwe wereld waar ziekte en de dood dingen zullen zijn die tot het verleden behoren.
Goddelijke hulp met het oog op bevrijding
17. (a) Welke ernstig stemmende vraag dienen wij onszelf te stellen? (b) Hoe kunnen wij laten blijken dat wij ons net als Noach laten aandrijven door „godvruchtige vrees”?
17 De vraag die wij individueel dienen te beschouwen, is of wij gereed zijn voor die daad van God. Als wij op onszelf of op onze eigen opvatting van rechtvaardigheid vertrouwen, zijn wij niet gereed. Maar als wij ons net als Noach laten aandrijven door „godvruchtige vrees”, dan reageren wij in geloof op de leiding die Jehovah ons geeft, en dat zal onze bevrijding tot gevolg hebben. — Hebreeën 11:7.
18. Waarom is het aanleren van werkelijk respect voor theocratische autoriteit zo’n belangrijk onderdeel van onze voorbereiding op een bevrijding die ons in de nieuwe wereld brengt?
18 In een prachtige beschrijving van degenen die de bescherming ervaren die Jehovah nu reeds geeft, zegt Psalm 91:1, 2: „Al wie in de schuilplaats van de Allerhoogste woont, zal zich overnachting verschaffen onder de schaduw zelf van de Almachtige. Ik wil tot Jehovah zeggen: ’Gij zijt mijn toevlucht en mijn vesting, mijn God, op wie ik wil vertrouwen.’” Hier is een groep mensen die door God wordt beschermd als jonge vogels onder de sterke vleugels van de oudervogel. Zij hebben het volste vertrouwen in Jehovah. Zij erkennen dat hij de Allerhoogste is, de Almachtige. Het gevolg is dat zij respect hebben voor theocratische autoriteit en zich eraan onderwerpen, of deze nu uitgeoefend wordt door ouders of door „de getrouwe en beleidvolle slaaf” (Matthéüs 24:45-47). Kan dat van ieder van ons worden gezegd? Leren wij, net als Noach, ’alles te doen wat Jehovah ons gebiedt’ en de dingen op zijn manier te doen? (Genesis 6:22) Zo ja, dan reageren wij gunstig op de voorbereiding die Jehovah ons geeft om bevrijding te ontvangen en zijn rechtvaardige nieuwe wereld te mogen binnengaan.
19. (a) Wat is ons figuurlijke hart, en waarom is het van het grootste belang dat wij er aandacht aan schenken? (Spreuken 4:23) (b) Hoe kunnen wij voordeel trekken van Lots voorbeeld als het aankomt op onze reactie op wereldse verlokkingen?
19 Die voorbereiding houdt ook in dat wij aandacht schenken aan ons figuurlijke hart. „Jehovah is de onderzoeker van harten” (Spreuken 17:3). Hij helpt ons te beseffen dat het niet gaat om wat wij uiterlijk schijnen te zijn, maar veeleer om de innerlijke persoon, het hart. Het mag dan zijn dat wij ons niet zoals de wereld om ons heen overgeven aan geweld en immoraliteit, maar wij moeten er ook voor waken ons door deze dingen te laten verlokken of amuseren. Net als voor Lot moet alleen al het feit dat zulke wetteloze daden bedreven worden, een kwelling voor ons zijn. Degenen die het slechte haten, zullen niet naar wegen zoeken om zich eraan over te geven; maar mensen die het niet haten, zullen zich er wellicht van weerhouden deze dingen echt te doen terwijl zij in gedachten er graag een aandeel aan zouden hebben. „O gij die Jehovah liefhebt, haat het slechte.” — Psalm 97:10.
20. (a) Op welke manieren waarschuwt de bijbel ons voor een materialistische levenswijze? (b) Hoe kunnen wij vaststellen of de zo belangrijke bijbelse lessen ten aanzien van materialisme zich in ons hart hebben geworteld?
20 Jehovah leert ons liefdevol niet alleen immoreel gedrag te mijden, maar ook een materialistische levenswijze. ’Wees tevreden met voedsel, kleding en onderdak’, luidt de raad in zijn Woord (1 Timótheüs 6:8). Noach en zijn zonen moesten hun huis achterlaten toen zij in de ark gingen. Ook Lot en zijn gezin moesten huis en bezittingen in de steek laten om hun leven te redden. Waarop hebben wij onze genegenheden gezet? „Denkt aan de vrouw van Lot” (Lukas 17:32). Jezus gaf de aansporing: „Blijft dan eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken” (Matthéüs 6:33). Doen wij dat? Als Jehovah’s rechtvaardige maatstaven ons tot richtlijn dienen en de bekendmaking van het goede nieuws van zijn koninkrijk de eerste plaats in ons leven inneemt, dan reageren wij inderdaad gunstig op zijn voorbereiding van een volk dat bevrijding en daarna een nieuwe wereld deelachtig zal worden.
21. Waarom kunnen wij terecht verwachten dat Jehovah’s belofte van bevrijding spoedig vervuld zal worden?
21 Tot mensen van godvruchtige toewijding die de vervulling van het teken van zijn tegenwoordigheid in Koninkrijksmacht zouden zien, zei Jezus: „Richt u . . . rechtop en heft uw hoofd omhoog, omdat uw bevrijding nabij komt” (Lukas 21:28). Hebt u dat teken gezien terwijl het zich in elk detail ontvouwt? Heb dan vertrouwen dat de vervulling van Jehovah’s belofte van bevrijding heel nabij is! Wees er volledig van overtuigd dat ’Jehovah mensen van godvruchtige toewijding uit beproeving weet te bevrijden’. — 2 Petrus 2:9.
-