Houd Jehovah’s dag goed in gedachte
„In de laatste dagen [zullen er] spotters . . . komen.” — 2 PETRUS 3:3.
1. Welk gevoel van dringendheid had een hedendaagse christen?
EEN broeder die al meer dan 66 jaar in de volle-tijddienst is, schreef: „Ik [heb altijd] een sterk gevoel van dringendheid gehad. Armageddon kon, zo dacht ik altijd, overmorgen beginnen (Openbaring 16:14, 16). Net als mijn vader, en vóór hem zijn vader, heb ik mijn leven geleid met, zoals de apostel [Petrus] aanspoorde, ’de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah goed in gedachte’. Ik heb de beloofde nieuwe wereld altijd beschouwd als een ’werkelijkheid die echter niet wordt gezien’.” — 2 Petrus 3:11, 12; Hebreeën 11:1; Jesaja 11:6-9; Openbaring 21:3, 4.
2. Wat betekent het Jehovah’s dag goed in gedachte te houden?
2 De uitdrukking „goed in gedachte houdend” die Petrus in verband met Jehovah’s dag gebruikt, betekent dat wij die in onze geest niet uitstellen. Wij dienen niet te vergeten dat de dag waarop Jehovah als voorspel van de vestiging van zijn beloofde nieuwe wereld dit samenstel van dingen zal vernietigen, heel nabij is. Die dag dient zo werkelijk voor ons te zijn, dat wij hem duidelijk zien, als vlak vóór ons liggend. Zo werkelijk was hij voor Gods profeten uit de oudheid, en dikwijls spraken zij over die dag als een dag die nabij was. — Jesaja 13:6; Joël 1:15; 2:1; Obadja 15; Zefanja 1:7, 14.
3. Waardoor werd Petrus’ raad betreffende Jehovah’s dag kennelijk ingegeven?
3 Waarom drukte Petrus ons op het hart de dag van Jehovah te bezien alsof die om zo te zeggen „overmorgen” zou kunnen komen? Omdat sommigen kennelijk de spot waren gaan drijven met de gedachte van Christus’ beloofde tegenwoordigheid, gedurende welke tijd kwaaddoeners gestraft zouden worden (2 Petrus 3:3, 4). Daarom beantwoordt Petrus in hoofdstuk 3 van zijn tweede brief, dat wij nu zullen beschouwen, de aanvallen van deze spotters.
Hartverwarmende oproep om niet vergeetachtig te worden
4. Waaraan wil Petrus ons doen terugdenken?
4 Petrus toont zijn genegenheid voor zijn broeders door hen in dit hoofdstuk herhaaldelijk als „geliefden” aan te spreken. In een hartverwarmend beroep dat hij op hen doet om niet te vergeten wat hun was geleerd, begint Petrus: „Geliefden, . . . [ik wek] door herinnering uw vermogen om helder te denken [op], opdat gij zoudt terugdenken aan de woorden die vroeger door de heilige profeten gesproken zijn en aan het door bemiddeling van uw apostelen meegedeelde gebod van de Heer en Redder.” — 2 Petrus 3:1, 2, 8, 14, 17; Judas 17.
5. Wat hebben sommige profeten over Jehovah’s dag gezegd?
5 Aan welke „woorden die vroeger door de heilige profeten gesproken zijn” wil Petrus zijn lezers doen terugdenken? Natuurlijk aan die over de tegenwoordigheid van Christus in Koninkrijksmacht en het oordeel over de goddelozen. Petrus had al eerder de aandacht op deze woorden gevestigd (2 Petrus 1:16-19; 2:3-10). Judas maakt gewag van Henoch, de eerste in de bijbel vermelde profeet die waarschuwde voor het ongunstige oordeel van God over boosdoeners (Judas 14, 15). Na Henoch volgden andere profeten, en Petrus wil dat wij niet vergeten wat zij geschreven hebben. — Jesaja 66:15, 16; Zefanja 1:15-18; Zacharia 14:6-9.
6. Welke woorden van Christus en zijn apostelen lichten ons in over Jehovah’s dag?
6 Bovendien zegt Petrus dat zijn lezers aan het „gebod van de Heer en Redder” moeten terugdenken. Tot Jezus’ gebod behoort de aansporing: „Schenkt . . . aandacht aan uzelf, dat uw hart nooit bezwaard wordt . . . en die dag plotseling, in een ogenblik, over u komt als een strik.” „Blijft toezien, blijft wakker, want gij weet niet wanneer de bestemde tijd is” (Lukas 21:34-36; Markus 13:33). Petrus drukt ons ook op het hart acht te geven op de woorden van de apostelen. De apostel Paulus bijvoorbeeld schreef dat „Jehovah’s dag precies zo komt als een dief in de nacht. Laten wij dan ook niet doorslapen zoals de overigen, maar laten wij wakker blijven en onze zinnen bij elkaar houden.” — 1 Thessalonicenzen 5:2, 6.
De begeerten van spotters
7, 8. (a) Wat voor mensen zijn het die Gods waarschuwingsboodschappen bespotten? (b) Wat beweren de spotters?
7 Zoals eerder werd opgemerkt, is de reden voor Petrus’ vermaning dat sommigen waren gaan spotten over zulke waarschuwingen, net als de Israëlieten uit vroeger tijden de draak hadden gestoken met Jehovah’s profeten (2 Kronieken 36:16). Petrus zet uiteen: „Want dit weet gij in de eerste plaats, dat er in de laatste dagen spotters zullen komen met hun spotternij, die overeenkomstig hun eigen begeerten te werk gaan” (2 Petrus 3:3). Judas zegt dat de begeerten van deze spotters „naar goddeloze dingen” uitgaan. Hij noemt hen „dierlijke mensen, die geen geestelijke gezindheid hebben”. — Judas 17-19.
8 De valse leraren van wie Petrus zei dat zij „het vlees achternagaan met de begeerte het te verontreinigen”, behoren waarschijnlijk tot deze spotters die geen geestelijke gezindheid hebben (2 Petrus 2:1, 10, 14). Smalend vragen zij aan getrouwe christenen: „Waar is nu de beloofde tegenwoordigheid van hem? Ach wat, van de dag af dat onze voorvaders zijn ontslapen, blijven alle dingen precies zo als sedert het begin der schepping.” — 2 Petrus 3:4.
9. (a) Waarom proberen spotters het gevoel van dringendheid waarvan het Woord van God doortrokken is te ondermijnen? (b) Hoe is het een bescherming voor ons Jehovah’s dag goed in gedachte te houden?
9 Waarom dit gespot? Waarom suggereren dat Christus’ tegenwoordigheid misschien wel nooit zal komen, dat God nog nooit in menselijke aangelegenheden heeft ingegrepen en het ook nooit zal doen? Welnu, door het gevoel van dringendheid waarvan het Woord van God doortrokken is te ondermijnen, proberen deze dierlijke spotters anderen in slaap te sussen zodat zij in een toestand van geestelijke apathie geraken en aldus tot een gemakkelijke prooi voor zelfzuchtige verleidingen worden gemaakt. Wat een krachtige aanmoediging voor ons in deze tijd om geestelijk wakker te blijven! Mogen wij Jehovah’s dag goed in gedachte houden en altijd bedenken dat zijn ogen op ons gevestigd zijn! Aldus zullen wij ertoe worden bewogen Jehovah met ijver te dienen en onze morele zuiverheid te bewaren. — Psalm 11:4; Jesaja 29:15; Ezechiël 8:12; 12:27; Zefanja 1:12.
Moedwillig en verachtelijk
10. Hoe bewijst Petrus dat de spotters ongelijk hebben?
10 Zulke spotters negeren een belangrijk feit. Zij negeren het opzettelijk en proberen te bereiken dat anderen het vergeten. Waarom? Om de mensen gemakkelijker te kunnen verleiden. „Want overeenkomstig hun wens”, zo schrijft Petrus, „ontgaat dit feit hun aandacht.” Welk feit? „Dat er door het woord van God van oudsher hemelen waren en een aarde, compact staande uit het water en te midden van water; en door die middelen werd de toenmalige wereld vernietigd toen ze door water werd overstroomd” (2 Petrus 3:5, 6). Ja, in de vloed van Noachs dagen heeft Jehovah de aarde wel degelijk van goddeloosheid gezuiverd, een feit waarop ook Jezus de nadruk legde (Mattheüs 24:37-39; Lukas 17:26, 27; 2 Petrus 2:5). Dus in tegenstelling tot wat spotters zeggen, zijn alle dingen niet „precies zo [gebleven] als sedert het begin der schepping”.
11. Welke voorbarige verwachtingen van de vroege christenen brachten sommigen ertoe hen te bespotten?
11 Het is heel goed mogelijk dat spotters getrouwe christenen hebben uitgelachen omdat dezen nog niet verwezenlijkte verwachtingen koesterden. Kort voordat Jezus stierf, „meenden [zijn discipelen] dat het koninkrijk Gods zich ogenblikkelijk ging vertonen”. Vervolgens, na zijn opstanding, vroegen zij of het Koninkrijk onmiddellijk zou worden opgericht. Ook waren ongeveer tien jaar voordat Petrus zijn tweede brief schreef, sommigen „opgewonden” geraakt door „een mondelinge boodschap” of „een brief” die van de apostel Paulus of zijn metgezellen afkomstig zou zijn, „hierop neerkomend, dat de dag van Jehovah reeds [was] aangebroken” (Lukas 19:11; 2 Thessalonicenzen 2:2; Handelingen 1:6). Zulke verwachtingen van Jezus’ discipelen waren echter niet onterecht, alleen maar voorbarig. Jehovah’s dag zou komen!
Gods Woord is betrouwbaar
12. Hoe is Gods Woord betrouwbaar gebleken wat de erin opgetekende profetieën over „de dag van Jehovah” betreft?
12 Zoals eerder werd opgemerkt, hebben voorchristelijke profeten dikwijls gewaarschuwd dat Jehovah’s dag van wraak nabij was. In 607 v.G.T. kwam er een „dag van Jehovah” in het klein, toen Jehovah wraak oefende aan zijn eigenzinnige volk (Zefanja 1:14-18). Later ondergingen andere natiën, waaronder Babylon en Egypte, zo’n „dag van Jehovah” (Jesaja 13:6-9; Jeremia 46:1-10; Obadja 15). Het einde van het eerste-eeuwse joodse samenstel van dingen was eveneens voorzegd, en het kwam toen Romeinse legers in 70 G.T. Judea verwoestten (Lukas 19:41-44; 1 Petrus 4:7). Maar Petrus wijst naar een toekomstige „dag van Jehovah”, een dag waarbij zelfs de wereldomvattende vloed qua omvang in het niet zal verzinken!
13. Welk historische voorbeeld demonstreert de zekerheid van het einde van dit samenstel van dingen?
13 Petrus leidt zijn beschrijving van die komende vernietiging in met de woorden: „Maar door hetzelfde woord.” Hij had zojuist gezegd dat „door het woord van God” de aarde van vóór de Vloed „uit het water en te midden van water” stond. Deze situatie, die in het bijbelse scheppingsverslag beschreven staat, maakte de geweldige vloed mogelijk toen de wateren op Gods bevel of woord neerstortten. Petrus vervolgt: „Door hetzelfde woord [van God] zijn de hemelen en de aarde van nu voor het vuur opgespaard en ze worden bewaard voor de dag van het oordeel en van de vernietiging der goddeloze mensen” (2 Petrus 3:5-7; Genesis 1:6-8). Wij hebben Jehovah’s betrouwbare woord dat dit zal gebeuren! Hij zal een eind maken aan „de hemelen en de aarde” — dit samenstel van dingen — in de brandende gramschap van zijn grote dag! (Zefanja 3:8) Maar wanneer?
Reikhalzend uitzien naar het einde
14. Waarom kunnen wij het vaste vertrouwen hebben dat wij nu in „de laatste dagen” leven?
14 Jezus’ discipelen wilden weten wanneer het einde zou komen, en daarom vroegen zij hem: „Wat zal het teken zijn van uw tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen?” Klaarblijkelijk vroegen zij ernaar wanneer het joodse samenstel zou eindigen, maar Jezus’ antwoord concentreerde zich voornamelijk op de tijd dat de huidige ’hemelen en aarde’ de vernietiging zouden ondergaan. Jezus voorzei toestanden zoals grote oorlogen, voedseltekorten, aardbevingen, ziekten en misdaad (Mattheüs 24:3-14; Lukas 21:5-36). Sinds het jaar 1914 hebben wij niet alleen het teken dat Jezus voor „het besluit van het samenstel van dingen” gaf in vervulling zien gaan, maar ook de dingen waardoor volgens de apostel Paulus „de laatste dagen” gekenmerkt zouden worden (2 Timotheüs 3:1-5). De bewijzen dat wij in de tijd van het einde van dit samenstel van dingen leven, zijn werkelijk overstelpend!
15. Wat zijn christenen ondanks Jezus’ waarschuwing altijd geneigd geweest te doen?
15 Jehovah’s Getuigen hebben altijd graag willen weten wanneer de dag van Jehovah zal plaatsvinden. In hun vurige verlangen ernaar hebben zij soms geprobeerd uit te rekenen wanneer die zou kunnen komen. Maar door dat te doen, hebben zij net als Jezus’ vroege discipelen verzuimd acht te slaan op de waarschuwing van hun Meester dat wij „niet [weten] wanneer de bestemde tijd is” (Markus 13:32, 33). Spotters hebben getrouwe christenen uitgelachen om hun voorbarige verwachtingen (2 Petrus 3:3, 4). Niettemin zal Jehovah’s dag komen, zo verzekert Petrus, volgens Zijn tijdschema.
De noodzaak Jehovah’s zienswijze te hebben
16. Op welke aansporing zullen wij wijselijk acht geven?
16 Wij moeten Jehovah’s zienswijze ten aanzien van tijd hebben, waar Petrus ons nu opmerkzaam op maakt: „Laat dit ene feit echter niet aan uw aandacht ontgaan, geliefden, dat bij Jehovah één dag als duizend jaar is en duizend jaar als één dag.” Hoe kort is in vergelijking daarmee onze levensduur van zeventig of tachtig jaar! (2 Petrus 3:8; Psalm 90:4, 10) Als dus de vervulling van Gods beloften op zich schijnt te laten wachten, moeten wij de vermaning van Gods profeet aanvaarden: „Zelfs al zou [de bestemde tijd] op zich laten wachten, blijf er vol verwachting naar uitzien; want het [visioen] zal zonder mankeren uitkomen. Het zal niet te laat komen.” — Habakuk 2:3.
17. Welk vertrouwen kunnen wij hebben, ook al duren de laatste dagen langer voort dan velen hadden verwacht?
17 Waarom duren de laatste dagen van dit samenstel langer voort dan velen hadden verwacht? Om een voortreffelijke reden, zoals Petrus vervolgens uitlegt: „Jehovah is niet traag ten aanzien van zijn belofte, zoals sommigen traagheid beschouwen, maar hij is geduldig met u, omdat hij niet wenst dat er iemand vernietigd wordt, maar wenst dat allen tot berouw geraken” (2 Petrus 3:9). Jehovah neemt in aanmerking wat in het beste belang is van de hele mensheid. Wat hem ter harte gaat, is het leven van mensen, zoals hij zegt: „Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze, maar daarin dat een goddeloze zich afkeert van zijn weg en werkelijk blijft leven” (Ezechiël 33:11). Wij kunnen er dus op vertrouwen dat het einde op precies de juiste tijd zal komen om het voornemen van onze alwijze, liefdevolle Schepper te vervullen!
Wat zal voorbijgaan?
18, 19. (a) Waarom is Jehovah vastbesloten dit samenstel van dingen te vernietigen? (b) Hoe beschrijft Petrus het einde van dit samenstel, en wat zal er in feite worden vernietigd?
18 Omdat Jehovah degenen die hem dienen werkelijk liefheeft, zal hij allen die hun ellende bezorgen, wegvagen (Psalm 37:9-11, 29). Net zoals Paulus eerder had gedaan, merkt Petrus op dat deze vernietiging op een onverwacht tijdstip zou komen en schrijft: „Jehovah’s dag [zal] komen als een dief, waarop de hemelen met een sissend gedruis zullen voorbijgaan, maar de elementen, intens heet, zullen ontbonden worden, en de aarde en de werken daarop zullen ontdekt worden” (2 Petrus 3:10; 1 Thessalonicenzen 5:2). De letterlijke hemel en aarde zijn in de geweldige vloed niet vergaan, en dat zal ook gedurende Jehovah’s dag niet gebeuren. Wat zal er dan „voorbijgaan” of vernietigd worden?
19 Menselijke regeringen die de mensheid als „hemelen” hebben overheerst, zullen aan hun eind komen, en hetzelfde geldt voor de „aarde” of de goddeloze mensenmaatschappij. Het „sissend gedruis” wijst misschien op het snelle voorbijgaan van de hemelen. „De elementen” die de hedendaagse decadente mensenmaatschappij vormen, zullen worden „ontbonden” of vernietigd. En de „aarde”, met inbegrip van „de werken daarop”, zullen worden „ontdekt”. Jehovah zal de goddeloze daden van mensen volledig aan de kaak stellen wanneer hij een welverdiend einde maakt aan een heel wereldsamenstel.
Houd uw hoop duidelijk voor ogen
20. Welke invloed dient onze kennis van de gebeurtenissen die in het verschiet liggen, op ons leven te hebben?
20 Aangezien deze dramatische gebeurtenissen ophanden zijn, zegt Petrus dat wij bezig behoren te zijn met „heilige gedragingen en daden van godvruchtige toewijding, verwachtend en goed in gedachte houdend de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah”. Er kan geen twijfel over bestaan! „De hemelen [zullen] brandend ontbonden . . . worden en de elementen, intens heet, zullen smelten!” (2 Petrus 3:11, 12) Het feit dat deze dramatische gebeurtenissen morgen zouden kunnen beginnen te geschieden, dient van invloed te zijn op alles wat wij doen of van plan zijn te doen.
21. Wat zal er voor de huidige hemelen en aarde in de plaats komen?
21 Petrus vertelt ons nu wat er voor het oude samenstel in de plaats zal komen, door te zeggen: „Maar er zijn nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, die wij overeenkomstig zijn belofte verwachten, en daarin zal rechtvaardigheid wonen” (2 Petrus 3:13; Jesaja 65:17). Wat een geweldige opluchting! Christus en zijn 144.000 mederegeerders zullen „nieuwe” regerings-„hemelen” vormen, en de „nieuwe aarde” zal bestaan uit de mensen die het einde van deze wereld overleven. — 1 Johannes 2:17; Openbaring 5:9, 10; 14:1, 3.
Behoud een gevoel van dringendheid en blijf moreel zuiver
22. (a) Wat zal ons helpen welke geestelijke vlek of smet maar ook te vermijden? (b) Voor welk gevaar waarschuwt Petrus?
22 „Daarom, geliefden,” zo vervolgt Petrus, „aangezien gij deze dingen verwacht, doet uw uiterste best om ten slotte door hem onbevlekt en onbesmet en in vrede bevonden te worden. Beschouwt bovendien het geduld van onze Heer als redding.” Met vurig verlangen wachten en ieder schijnbaar uitblijven van Jehovah’s dag beschouwen als een uiting van goddelijk geduld zal ons helpen welke geestelijke vlek of smet maar ook te vermijden. Toch bestaat er gevaar! Petrus waarschuwt dat in de geschriften van „onze geliefde broeder Paulus . . . sommige dingen moeilijk te begrijpen [zijn], die de niet-onderwezenen en onstandvastigen verdraaien, zoals zij dat ook met de overige Schriften doen, tot hun eigen vernietiging”. — 2 Petrus 3:14-16.
23. Welke slotvermaning geeft Petrus?
23 Valse leraren verdraaiden kennelijk de dingen die Paulus over Gods onverdiende goedheid geschreven had en gebruikten ze als een excuus voor losbandig gedrag. Misschien heeft Petrus dit in gedachten als hij zijn slotvermaning schrijft: „Gij daarom, geliefden, weest, nu gij dit vooruit weet, op uw hoede dat gij u niet met hen laat meeslepen door de dwaling van personen die de wet trotseren en uw eigen standvastigheid verliest.” Vervolgens besluit hij zijn brief met de dringende aansporing: „Gaat voort te groeien in de onverdiende goedheid en kennis van onze Heer en Redder Jezus Christus.” — 2 Petrus 3:17, 18.
24. Wat dient de houding van al Jehovah’s dienstknechten te zijn?
24 Het is duidelijk dat Petrus zijn broeders wil versterken. Hij wenst dat allen de houding hebben die onder woorden werd gebracht door de aan het begin aangehaalde getrouwe 82-jarige Getuige: „Ik [heb] mijn leven geleid met, zoals de apostel aanspoorde, ’de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah goed in gedachte’. Ik heb de beloofde nieuwe wereld altijd beschouwd als een ’werkelijkheid die echter niet wordt gezien’.” Mogen wij allen ons leven op dezelfde wijze leiden.
Wat zou u antwoorden?
◻ Wat betekent het Jehovah’s dag ’goed in gedachte te houden’?
◻ Wat negeren spotters opzettelijk, en waarom?
◻ Om welke reden hebben spotters getrouwe christenen uitgelachen?
◻ Aan welke zienswijze moeten wij vasthouden?
[Illustratie op blz. 23]
Houd Jehovah’s dag goed in gedachte . . .
[Illustratie op blz. 24]
. . . en de nieuwe wereld die daarop volgt