Hoofdstuk 8
Wie zullen de overlevenden zijn?
1. (a) Waarvan zal het afhangen of iemand de wereldvernietiging overleeft en Gods vredige nieuwe ordening binnengaat? (b) Hoe beschrijft Openbaring hoofdstuk 7 degenen die gespaard zullen blijven en op aarde in het Paradijs zullen leven?
HET overleven van de komende wereldvernietiging zal geen kwestie van toeval zijn, zoals zo vaak het geval is in menselijke oorlogen. Het zal niet worden bepaald door de plaats waar iemand woont, noch door de snelheid waarmee hij een schuilkelder of een andere schuilplaats weet te bereiken als het waarschuwende geloei van een sirene klinkt. Overleving zal van Gods barmhartigheid afhangen, alsook van de keuze die elk doet voordat „de grote verdrukking” begint. Hoe kunt u de keuze doen waardoor u tot de overlevenden zult behoren en op aarde in Gods vredige, paradijselijke nieuwe ordening zult leven? — Openbaring 7:9, 10, 14, 15.
2. Wie stelt de voorwaarden voor overleving, en waar vinden wij ze?
2 De bijbel voorzegt niet alleen dat er overlevenden van de komende wereldvernietiging zullen zijn, maar verschaft ook een patroon aan de hand waarvan wij kunnen weten wat voor personen dat zullen zijn. Aangezien God de overleving mogelijk maakt, is terecht hij degene die de voorwaarden stelt.
3. Waarom is het noodzakelijk dat de boosdoeners worden afgesneden, wil er vrede en zekerheid zijn?
3 In zijn wijsheid en rechtvaardigheid zal God erop toezien dat de overlevenden een aanwinst voor zijn nieuwe ordening zullen zijn, geen mensen die er schade zouden aanrichten. Als hij onrechtvaardigen in leven zou laten, zou er voor de rechtvaardigen geen vrede en zekerheid zijn. Hun huizen en persoonlijke veiligheid zouden nog steeds gevaar lopen. Maar de bijbel belooft: „De boosdoeners zelf zullen afgesneden worden, maar wie op Jehovah hopen, díe zullen de aarde bezitten.” Alleen als God die in Psalm 37:9-11 vermelde maatstaf aanhoudt, zullen de overlevenden ’hun heerlijke verrukking in de overvloed van vrede kunnen vinden’. Hoe God dit zal doen, blijkt uit vroegere gelegenheden waarbij de goddeloosheid van de mensen God noodzaakte vernietiging over hen te brengen.
Vroegere voorbeelden van overleving
4-6. (a) Wat getuigt ervan dat de verwoesting van Jeruzalem in 70 G.T. een historisch feit is? (b) Waarom kwam die verwoesting? (c) Waardoor was het voor de discipelen van Jezus mogelijk te ontkomen?
4 In Rome staat heden ten dage nog altijd een triomfboog uit de eerste eeuw van de gewone tijdrekening, de Titusboog. Daarop staat afgebeeld hoe voorwerpen uit de tempel in Jeruzalem na de verwoesting in 70 G.T. werden weggedragen. Die verwoesting is dus een historisch feit. Even historisch is het feit dat Jezus Christus tientallen jaren vóór die verwoesting had voorzegd dat ze zou komen en hoe overleving mogelijk was.
5 Het joodse volk had zich van God afgekeerd; het was mensen gaan volgen en hield zich aan door mensen ingevoerde religieuze overleveringen (Matthéüs 15:3-9). Zij stelden hun vertrouwen in menselijke politieke heersers in plaats van in Gods beloofde koninkrijk (Johannes 19:15). Zij gingen zo ver dat zij de waarheid die door Gods Zoon en zijn apostelen werd verkondigd, verwierpen en bestreden. Jezus waarschuwde voor de gevolgen van een dergelijke handelwijze. — Matthéüs 23:37, 38; 24:1, 2.
6 De gevolgen waren precies zoals was voorzegd. In het jaar 66 G.T. kwamen de joden tegen Rome in opstand. Een eerste aanval op Jeruzalem door de Romeinen werd gevolgd door hun onverwachte aftocht. Dit was voor degenen die Jezus geloofden het signaal en de gelegenheid om te doen wat hij had gezegd: Vlucht — verlaat de ten ondergang gedoemde stad en de hele provincie Judéa, wat er ook achtergelaten moet worden. De ware discipelen van Jezus deden dat. Daarna, in het jaar 70 G.T., keerden de Romeinen terug en werd Jeruzalem, na een belegering, verwoest; degenen die de waarschuwing in de wind hadden geslagen, werden verdelgd. Een ooggetuige, de joodse geschiedschrijver Josephus, zegt dat er 1.100.000 personen in Jeruzalem omkwamen door honger, ziekte, burgertwisten of het zwaard van de Romeinen. Maar de christenen die concrete stappen deden, ontkwamen. — Lukas 19:28, 41-44; 21:20-24; Matthéüs 24:15-18.
7. Wat moesten de mensen doen om in leven te blijven toen Babylon de Israëlitische natie te gronde richtte?
7 Een soortgelijke situatie had zich bijna zeven eeuwen eerder voorgedaan, toen God de Babylonische strijdkrachten onder koning Nebukadnezar (II) toestond de Israëlitische natie te gronde te richten. Ook die vernietiging is gedocumenteerde geschiedenis. Al jarenlang had God het afvallige volk bij monde van zijn profeten gewaarschuwd dat hun handelwijze op een ramp uitliep. „Keert u af, keert u af van uw slechte wegen, want waarom zoudt gij sterven?” luidde het beroep dat God op hen deed (Ezechiël 33:11). De meerderheid hechtte geen geloof aan de waarschuwing, en zelfs toen Jeruzalem door de Babylonische strijdkrachten werd belegerd, hoopten die Israëlieten nog dat de verwoesting zou uitblijven. Maar ze vond wel degelijk plaats, precies zoals was voorzegd. God zag er echter op toe dat degenen die door gehoorzaamheid van geloof blijk hadden gegeven, gespaard bleven. — Jeremia 39:15-18; Zefanja 2:2, 3.
8-10. (a) Waarom bracht Jehovah in de dagen van Noach een wereldvernietiging teweeg? (b) Waarom bleven Noach en zijn gezin gespaard?
8 Verder terug in de menselijke geschiedenis vinden wij de vroegste beschrijving van het goddelijke patroon voor overleving. Dat was geen kwestie van slechts de vernietiging van een natie maar een kwestie van wereldvernietiging. En ook dat is een historisch feit, want het betreft hier de wereldomvattende vloed in de jaren 2370/2369 v.G.T., in de dagen van Noach. Over de toestanden die vóór die wereldvernietiging heersten, zegt de bijbel: „Dientengevolge zag Jehovah dat de slechtheid van de mens overvloedig was op de aarde en dat elke neiging van de gedachten van zijn hart te allen tijde alleen maar slecht was. En de aarde werd verdorven in de ogen van de ware God en de aarde werd met geweldpleging vervuld.” — Genesis 6:5, 11.
9 De goddeloosheid en het geweld noodzaakten God handelend op te treden. Alleen Noach en zijn gezin toonden geloof en gehoorzaamheid. Uit barmhartigheid met hen, en om recht en gerechtigheid op aarde in stand te houden, weerhield Jehovah God ’zich er niet van een wereld van goddeloze mensen uit de oudheid te straffen’. Het gevolg was dat „de toenmalige wereld [werd] vernietigd toen ze door water werd overstroomd”. — 2 Petrus 2:5; 3:5-7.
10 Maar Noach en zijn gezin bleven in leven. Waarom? In de eerste plaats omdat zij niet met die „wereld van goddeloze mensen” in hun onrechtvaardigheid meegingen. Zij gingen niet zo op in de gewone dingen van het leven — eten, drinken en trouwen — dat zij ongevoelig werden voor Gods wil of doof voor zijn waarschuwing. Noach ’wandelde met God’ in rechtvaardigheid. Dit betekende niet dat hij en zijn gezin zich er alleen van weerhielden slechte dingen te doen. Nee, zij deden positieve stappen om het goede te doen. Zij geloofden werkelijk wat God zei, en zij toonden dit door een reusachtige, uit drie verdiepingen bestaande ark te bouwen die meer dan honderd twintig meter lang was. Noach handelde ook positief in de zin dat hij „een prediker van rechtvaardigheid” was; hij vertelde anderen over Gods voornemens en kwam op voor de weg der rechtvaardigheid. — Genesis 6:9, 13-16; Matthéüs 24:37-39; Hebreeën 11:7.
11. Wat moeten wij, zoals uit deze waarschuwende voorbeelden blijkt, doen om de komende wereldvernietiging te overleven?
11 Deze acht personen bleven in leven wegens hun geloof en hun werken die uit geloof voortsproten. Jezus en zijn apostelen spraken over die wereldvernietiging als iets wat profetisch was voor hetgeen mensen in deze „tijd van het einde” te wachten staat. Het is dus duidelijk dat ook wij ons, net als Noach en zijn gezin, moeten losmaken van een wereld die haar vernietiging tegemoetgaat. Ook wij moeten in overeenstemming met Gods wil leven. Wij kunnen ons niet eenvoudig door onze eigen maatstaven laten leiden en dan verwachten in leven te blijven. Gods Woord zegt: „Er bestaat een weg die recht is voor het aangezicht van een man, maar de wegen van de dood zijn er naderhand het einde van” (Spreuken 16:25). Een oppervlakkige schijn van rechtvaardigheid zal al evenmin overleving betekenen, want Jehovah God ziet wat in het hart is. — Spreuken 24:12; Lukas 16:15.
Waarnaar Jehovah in mensenharten zoekt
12, 13. (a) Vanwege welke toestanden zouden veel mensen heus wel een verandering willen? (b) Waarom is dat niet voldoende om zich van overleving en een plaats in Gods nieuwe ordening te verzekeren? (c) Wat moet de reden zijn voor onze bedroefdheid om de huidige slechte toestanden, willen wij tot de overlevenden behoren?
12 Velen zijn ongelukkig met de huidige omstandigheden en zij tonen dit door te klagen, door demonstraties en in sommige landen door gewelddadige opstanden. Velen zijn verbolgen over de hoge belastingen en de omhoogvliegende kosten van levensonderhoud. Zij jammeren om het gevaar van de misdaad. Vrees maakt dat zij een verandering willen. Is dat echter voldoende om zich van overleving en een plaats in Gods nieuwe ordening te verzekeren? Nee. Waarom niet?
13 Omdat men deze toestanden kan betreuren en toch zelfzuchtig kan zijn. Men zou zelfs bepaalde vormen van oneerlijkheid en immoraliteit kunnen goedkeuren — zolang men er zelf geen last van ondervindt. Rechtgeaarde mensen zien de dingen echter anders. Wanneer zij de bijbel bestuderen, zien zij dat slechte toestanden alleen maar de uiterlijke tekenen zijn van de ziekte waaraan de wereld in werkelijkheid lijdt. Zij onderscheiden dat achter deze symptomen een gebrek aan belangstelling schuilt om Jehovah’s wil te leren kennen en te doen en om naar zijn rechtvaardige maatstaven te leven. Zij zijn dan ook in eerste instantie niet bedroefd om het sociale onrecht, de misdaad, vervuiling of de oorlogsdreiging. Zulke rechtgeaarde personen zijn veeleer vooral bedroefd omdat zij zien dat Gods naam door het verdorven gedrag van de mensheid wordt gesmaad. En zij zijn bedroefd omdat anderen, en niet alleen zijzelf, als gevolg daarvan zoveel leed ondervinden.
14. Wie werden er voor overleving ’gekentekend’ ten tijde van Jeruzalems verwoesting door Babylon?
14 Om de komende wereldvernietiging te overleven, moeten wij zijn als degenen die gespaard bleven toen Babylon in 607 v.G.T. Jeruzalem verwoestte, mensen die, zo zegt de beschrijving, ’zuchtten en kermden over al de verfoeilijkheden’ die in die stad werden bedreven (Ezechiël 9:4). De toestanden waren in verscheidene opzichten ’verfoeilijk’. De armen bijvoorbeeld werden onderdrukt; sommigen werden zelfs in strijd met de wet door hun landgenoten in slavernij gehouden (Jeremia 34:13-16). De morele situatie in het koninkrijk Juda was nog erger geworden dan die in het noordelijke koninkrijk Israël, waarover de profeet Hosea eerder had geschreven: „Het uitspreken van vervloekingen en beoefenen van bedrog en moorden en stelen . . ., dát is losgebroken, en daden van bloedvergieting hebben aan andere daden van bloedvergieting geraakt” (Hosea 4:2; Ezechiël 16:2, 51). Alleen degenen die bedroefd van hart waren wegens deze wantoestanden en het gebrek aan respect voor God dat eruit sprak, werden voor overleving ’gekentekend’. — Ezechiël 9:3-6.
15. Wat weerhoudt sommigen ervan de veranderingen aan te brengen die nodig zijn om de komende wereldvernietiging te overleven?
15 Hoewel velen thans graag voor eeuwig in vrede, voorspoed en comfort van het leven op aarde zouden genieten, wensen zij niet de veranderingen in hun levenswijze aan te brengen die uit het leren kennen en het naleven van het bijbelse patroon voor een juiste levenswijze zouden voortvloeien. Diep in hun hart hebben zij in werkelijkheid geen liefde voor rechtvaardigheid of oprechte bezorgdheid voor hun medemensen. Aangezien Gods nieuwe ordening een nieuwe maatschappij tot stand zal brengen waarin ’rechtvaardigheid zal wonen’, oefent het goede nieuws daaromtrent alleen aantrekkingskracht uit op degenen die rechtvaardigheid liefhebben. Anderen voelen zich erdoor veroordeeld. — 2 Petrus 3:13; 2 Korinthiërs 2:14-17.
Wat u nu kunt doen
16-18. (a) Hoe wordt iemand voor overleving ’gekentekend’? (b) Welke stappen moet hij doen ten aanzien van valse aanbidding en vervolgens ten aanzien van de ware aanbidding? (c) Hoe moet hij politieke instellingen zoals de VN bezien?
16 Jehovah zal alleen degenen sparen die in alle oprechtheid onder zijn rechtvaardige heerschappij willen leven. Hij zal niemand ertoe dwingen dan onder omstandigheden te leven die zij zelf niet wensen. Daarom zullen degenen die gespaard blijven, nu moeten bewijzen dat zij zijn goddelijke heerschappij werkelijk aanvaarden. Zij worden voor overleving ’gekentekend’ door een christelijke „nieuwe persoonlijkheid” aan te doen, door hun leven in overeenstemming te brengen met Gods wegen en te bewijzen dat zij discipelen van Gods Zoon zijn. Op die manier ’kiezen zij het leven’ en zegeningen, niet de dood (Kolossenzen 3:5-10; Deuteronomium 30:15, 16, 19). Wat kiest u?
17 Bij uw keuze is ook onderwerping aan God op het terrein van de aanbidding betrokken. Jezus zei: „Het uur komt, en is nu, waarin de ware aanbidders de Vader met geest en waarheid zullen aanbidden, ja, want de Vader zoekt zulke mensen om hem te aanbidden” (Johannes 4:23). Het overleven van de komende wereldvernietiging vereist derhalve dat men alle valse aanbidding de rug toekeert en deelneemt aan de ware aanbidding. De overlevenden zullen ook niet worden aangetroffen onder degenen die hun vertrouwen stellen in de Verenigde Naties of in andere politieke instellingen, daar die deel uitmaken van de wereld die vernietigd zal worden. — Openbaring 17:11; 18:17-21.
18 Nimmer eindigende zegeningen wachten degenen die de handelwijze gaan volgen die tot overleving leidt. Beschouw nu eens enkele van de grootse dingen die God belooft aan hen die geloof stellen in zijn Woord en dat geloof bewijzen door positieve stappen te doen.
[Illustratie op blz. 87]
„Een grote schare” overleeft de wereldvernietiging om op aarde in Gods nieuwe ordening te leven