’Het licht is in de wereld gekomen’
„Dit . . . is de basis voor het oordeel, dat het licht in de wereld is gekomen, maar de mensen hebben de duisternis meer liefgehad dan het licht.” — JOHANNES 3:19.
1. Waarom zou iedereen zich moeten bekommeren om Gods oordeel?
DE MEESTE mensen in deze tijd maken zich niet erg druk om Gods oordeel. Sommigen nemen als vanzelfsprekend aan dat Gods oordeel ten aanzien van hen gunstig zal uitvallen als zij maar geregeld naar de kerk gaan en hun naasten geen kwaad berokkenen. Voor velen hebben de leringen van de christenheid betreffende hellevuur en vagevuur het hele idee van een goddelijk oordeel aan geloofwaardigheid doen inboeten. Maar een wijdverbreide apathie en de leugens van de christenheid doen niet af aan het feit dat ieder mens uiteindelijk door God geoordeeld zal worden (Romeinen 14:12; 2 Timotheüs 4:1; Openbaring 20:13). En van dit oordeel zal veel afhangen. Degenen wie een gunstig oordeel ten deel valt, zullen Gods gave van eeuwig leven ontvangen, terwijl zij voor wie het oordeel ongunstig is, het volledige loon der zonde zullen ontvangen, namelijk de dood. — Romeinen 6:23.
2. Wat is de basis voor Gods oordeel?
2 Vandaar dat ware christenen zich om Gods oordeel bekommeren en hem oprecht wensen te behagen. Hoe kunnen zij dit? In Johannes 3:19 geeft Jezus ons de sleutel. Hij zegt: „Dit . . . is de basis voor het oordeel, dat het licht in de wereld is gekomen, maar de mensen hebben de duisternis meer liefgehad dan het licht, omdat hun werken goddeloos waren.” Ja, Gods oordeel zal gebaseerd zijn op de vraag of wij het licht liefhebben in plaats van de duisternis.
„God is licht”
3. Wat is de duisternis, en wat is het licht?
3 In een geestelijke zin heeft duisternis te maken met de onwetendheid en uitzichtloosheid die er in Satans rijk heersen — hoewel Satan zich vaak voordoet als „een engel des lichts” (2 Korinthiërs 4:4; 11:14; Efeziërs 6:12). Licht daarentegen heeft te maken met het inzicht en de verlichting die van Jehovah God afkomstig zijn. Paulus had het over het licht toen hij schreef: „Want het is God die gezegd heeft: ’Het licht schijne uit de duisternis’, en hij heeft op ons hart geschenen om het te verlichten met de glorierijke kennis van God door het aangezicht van Christus” (2 Korinthiërs 4:6). Geestelijk licht wordt zo sterk met Jehovah God geïdentificeerd dat de apostel Johannes schreef: ’God is licht.’ — 1 Johannes 1:5; Openbaring 22:5.
4. (a) Hoe heeft Jehovah licht beschikbaar gesteld? (b) Op welke wijze kunnen wij liefde voor het licht aan de dag leggen?
4 Jehovah heeft licht beschikbaar gesteld door middel van zijn woord, dat in deze tijd in ruime mate in geschreven vorm beschikbaar is in de Heilige Schrift (Psalm 119:105; 2 Petrus 1:19). Vandaar dat de psalmist in werkelijkheid zijn liefde voor het licht tot uitdrukking bracht toen hij schreef: „Waarlijk, hoe lief heb ik uw wet! De gehele dag heeft ze mijn intense belangstelling. Mijn ziel heeft uw vermaningen onderhouden, en ik heb ze buitengewoon lief” (Psalm 119:97, 167). Hebt u het licht evenzeer lief als met de psalmist zo duidelijk het geval was? Leest u geregeld Gods Woord, mediteert u erover, en doet u uw best om toe te passen wat erin staat? (Psalm 1:1-3) Zo ja, dan streeft u ernaar een gunstig oordeel van Jehovah te ontvangen.
’Ik ben het licht der wereld’
5. Op wie is goddelijk licht geconcentreerd?
5 Levenschenkend licht van Jehovah concentreert zich op de persoon van Jezus Christus. In de inleiding van Johannes’ evangelie lezen wij: „Door bemiddeling van [Jezus] was leven, en het leven was het licht der mensen. En het licht schijnt in de duisternis, maar de duisternis heeft het niet overweldigd” (Johannes 1:4, 5). Ja, Jezus is zo nauw verbonden met het licht dat hij wordt aangeduid als „het ware licht, dat alle soorten van mensen licht geeft” (Johannes 1:9). Jezus zelf zei: „Zolang ik in de wereld ben, ben ik het licht der wereld.” — Johannes 9:5.
6. Wat moet men doen teneinde een gunstig oordeel te ontvangen dat tot eeuwig leven leidt?
6 Vandaar dat degenen die het licht liefhebben, Jezus liefhebben en geloof in hem stellen. Het is onmogelijk met voorbijgaan van Jezus een gunstig oordeel te verwerven. Ja, alleen door naar hem op te zien als het door God aangewezen middel tot redding kunnen wij een gunstig oordeel verkrijgen. Jezus zei: „Hij die geloof oefent in de Zoon, heeft eeuwig leven; hij die de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de gramschap Gods blijft op hem” (Johannes 3:36). Wat betekent het echter geloof te oefenen in Jezus?
7. In wie nog meer moet men geloven als men geloof stelt in Jezus?
7 Ten eerste, zoals Jezus zelf heeft gezegd: „Wie geloof stelt in mij, stelt niet alleen geloof in mij, maar ook in hem die mij heeft gezonden; en hij die mij aanschouwt, aanschouwt ook hem die mij heeft gezonden. Ik ben als een licht in de wereld gekomen, opdat een ieder die geloof stelt in mij, niet in de duisternis blijft” (Johannes 12:44-46). Degenen die Jezus liefhebben en geloof in hem oefenen, moeten ook diepe liefde hebben voor en geloof stellen in de God en Vader van Jezus, Jehovah (Mattheüs 22:37; Johannes 20:17). Wie Jezus’ naam in hun aanbidding gebruiken maar nalaten grotere eer te schenken aan Jehovah, geven niet blijk van ware liefde voor het licht. — Psalm 22:27; Romeinen 14:7, 8; Filippenzen 2:10, 11.
Gods „Voornaamste Bewerker”
8. Hoe werd er al vóór Jezus’ menselijke geboorte goddelijk licht op hem geconcentreerd?
8 Geloof oefenen in Jezus betekent ook zijn rol in Jehovah’s voornemens volledig te aanvaarden. De belangrijkheid van deze rol werd heel duidelijk belicht toen de engel tot Johannes zei: „Het is het getuigenis afleggen omtrent Jezus dat tot profeteren inspireert” (Openbaring 19:10; Handelingen 10:43; 2 Korinthiërs 1:20). Vanaf de allereerste profetie in Eden hebben alle door God geïnspireerde profetieën uiteindelijk met Jezus en zijn plaats in de verwezenlijking van Gods voornemens te maken. In dezelfde lijn ligt wat Paulus de christenen in Galatië vertelde, namelijk dat het Wetsverbond ’een leermeester was die tot Christus leidde’ (Galaten 3:24). Dat oude Wetsverbond was bedoeld om de natie voor te bereiden op Jezus’ komst als Messias. Al vóór zijn menselijke geboorte concentreerde het licht van Jehovah zich dus op Jezus.
9. Wat was er sinds 33 G.T. bij het liefhebben van het licht betrokken?
9 In 29 G.T. bood Jezus zich voor de doop aan en werd hij met heilige geest gezalfd, waardoor hij de beloofde Messias werd. In 33 G.T. stierf hij als volmaakt mens, werd opgewekt, voer ten hemel en bood daar de waarde van zijn leven aan ten behoeve van onze zonden (Hebreeën 9:11-14, 24). Deze reeks van gebeurtenissen markeerde een keerpunt in Gods bemoeienissen met mensen. Jezus was nu „de Voornaamste Bewerker van het leven”, ’de Voornaamste Bewerker van redding’, „de Voornaamste Bewerker en Volmaker van ons geloof” (Handelingen 3:15; Hebreeën 2:10; 12:2; Romeinen 3:23, 24). Sinds 33 G.T. hebben degenen die het licht liefhebben, erkend en aanvaard dat er buiten Jezus „in niemand anders redding [is], want er is onder de hemel geen andere naam die onder de mensen is gegeven waardoor wij gered moeten worden”. — Handelingen 4:12.
10. Waarom is het zo belangrijk naar Jezus’ woorden te luisteren en ze te gehoorzamen?
10 Geloof oefenen in Jezus betekent ook hem te aanvaarden als „het Woord” en de ’Wonderbare Raadgever’ (Johannes 1:1; Jesaja 9:6). Wat Jezus zegt, weerspiegelt altijd goddelijke waarheid (Johannes 8:28; Openbaring 1:1, 2). Naar hem luisteren is een zaak van leven of dood. Jezus zei de joden van zijn tijd: „Wie mijn woord hoort en hem gelooft die mij heeft gezonden, heeft eeuwig leven, en hij komt niet in het oordeel, maar is uit de dood tot het leven overgegaan” (Johannes 5:24). In de eerste eeuw G.T. werden degenen die handelden op grond van Jezus’ woorden, gered uit de duisternis van Satans wereld en kwamen als het ware tot leven. Zij werden rechtvaardig verklaard teneinde medeërfgenamen met hem te zijn in zijn hemelse koninkrijk (Efeziërs 1:1; 2:1, 4-7). In deze tijd maakt het gehoorzamen van Jezus’ woorden het voor velen mogelijk rechtvaardig verklaard te worden om Armageddon te kunnen overleven en in de nieuwe wereld tot volmaakt menselijk leven te geraken. — Openbaring 21:1-4; vergelijk Jakobus 2:21, 25.
„Hoofd over alle dingen”
11. Welke verheven autoriteit werd Jezus in 33 G.T. gegeven?
11 Na zijn opstanding onthulde Jezus aan zijn volgelingen een ander facet van het licht. Hij zei: „Alle autoriteit in de hemel en op aarde is mij gegeven” (Mattheüs 28:18). Jezus werd aldus verheven tot een allesovertreffende positie in Jehovah’s universele organisatie. Paulus geeft verdere details wanneer hij zegt: ’[God] wekte [Jezus] uit de doden op en deed hem aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten zitten, hoog boven elke regering en autoriteit en kracht en heerschappij en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in dit samenstel van dingen, maar ook in het toekomende. Ook heeft hij alle dingen onder zijn voeten onderworpen en heeft hem hoofd over alle dingen gemaakt met betrekking tot de gemeente, welke zijn lichaam is’ (Efeziërs 1:20-23; Filippenzen 2:9-11). Sinds 33 G.T. omvatte het liefhebben van het licht ook het erkennen van deze verheven positie van Jezus.
12. Wat hebben gezalfde christenen vanaf het begin met vreugde aanvaard, en hoe hebben zij dit op een praktische wijze laten zien?
12 Uiteindelijk zal de hele mensheid Jezus’ autoriteit moeten erkennen (Mattheüs 24:30; Openbaring 1:7). Zij die het licht liefhebben, hebben die positie echter met vreugde van het begin af erkend. Gezalfde leden van de christelijke gemeente aanvaarden Jezus als „het hoofd van het lichaam, de gemeente” (Kolossenzen 1:18; Efeziërs 5:23). Wanneer zij deel worden van dat lichaam, worden zij ’bevrijd van de autoriteit der duisternis en overgezet in het koninkrijk van de Zoon van Gods liefde’ (Kolossenzen 1:13). Van dat moment af volgen zij oprecht Jezus’ leiderschap in elk aspect van hun leven, en in onze tijd hebben zij de „andere schapen” geleerd hetzelfde te doen (Johannes 10:16). Erkenning van Jezus’ leiderschap is een sleutelvereiste voor het ontvangen van een gunstig oordeel.
13. Wanneer begon Jezus Koninkrijksautoriteit uit te oefenen, en wat is daar hier op aarde op gevolgd?
13 Bij zijn hemelvaart in 33 G.T. oefende Jezus niet onmiddellijk zijn autoriteit in volledige mate uit. Hoewel hij Hoofd was over de christelijke gemeente, wachtte hij op de juiste tijd om volledige autoriteit over de mensheid in het algemeen uit te oefenen (Psalm 110:1; Handelingen 2:33-35). Die tijd kwam in 1914, toen Jezus op de troon werd geplaatst als Koning van Gods koninkrijk en „de laatste dagen” van deze wereld begonnen (2 Timotheüs 3:1). Sinds 1919 is het bijeenvergaderen van de resterende gezalfden voortgegaan en heeft zijn voltooiing bereikt. In het bijzonder vanaf 1935 is Jezus de mensheid aan het verdelen in „de schapen” die ’het koninkrijk zullen beërven dat voor hen is bereid’, en „de bokken” die zullen „heengaan in de eeuwige afsnijding”. — Mattheüs 25:31-34, 41, 46.
14. Hoe heeft een grote schare liefde voor het licht aan de dag gelegd, en wat zal daarvan voor hen het resultaat zijn?
14 Gelukkigerwijs blijken de schapen in deze laatste dagen talrijk te zijn. Een grote schare van inmiddels reeds miljoenen is op het wereldtoneel verschenen, afkomstig „uit alle natiën en stammen en volken en talen”. Net als hun metgezellen, de gezalfden, hebben deze met schapen te vergelijken personen liefde voor het licht. Zij hebben „hun lange gewaden gewassen en hebben ze wit gemaakt in het bloed van het Lam” en zij roepen met een luide stem: „Redding hebben wij te danken aan onze God, die op de troon is gezeten, en aan het Lam.” Om deze reden zal de grote schare als groep een gunstig oordeel ontvangen. Haar leden ’komen uit de grote verdrukking’, zodat zij de vernietiging overleven die met Armageddon hun ten deel valt die de duisternis liefhebben. — Openbaring 7:9, 10, 14.
„Kinderen van het licht”
15. Hoe tonen onze daden dat wij onderworpen zijn aan de Koning, Jezus Christus?
15 Maar hoe wordt nu in de praktijk door hen die het licht liefhebben, gezalfden zowel als andere schapen, getoond dat zij zich onderwerpen aan Jezus als degene die door God op de troon is geplaatst als Koning en aangesteld om als Rechter te fungeren? Eén manier is door te proberen het soort mensen te zijn dat door Jezus wordt goedgekeurd. Terwijl hij op aarde was, toonde Jezus waardering voor hoedanigheden als oprechtheid, onverdeeldheid van hart en enthousiasme voor de waarheid, en hij was zelf de belichaming van die hoedanigheden (Markus 12:28-34, 41-44; Lukas 10:17, 21). Als wij een gunstig oordeel willen ontvangen, moeten wij zulke hoedanigheden ontwikkelen.
16. Waarom is het uitermate belangrijk de werken van de duisternis af te leggen?
16 Dit is vooral zo omdat de duisternis van Satans wereld dieper wordt naarmate het einde dichterbij komt (Openbaring 16:10). De woorden die Paulus aan de Romeinen schreef, zijn dan ook heel passend: „De nacht is ver gevorderd; de dag is nabij gekomen. Laten wij daarom de werken die tot de duisternis behoren, afleggen en de wapenen van het licht aandoen. Laten wij betamelijk wandelen, zoals overdag, niet in brasserijen en drinkgelagen, niet in ongeoorloofde gemeenschap en losbandig gedrag, niet in twist en jaloezie” (Romeinen 13:12, 13). Hoewel eeuwig leven een gave is van God, geven wij door onze daden blijk van de echtheid van ons geloof en onze liefde voor het licht (Jakobus 2:26). Het oordeel dat wij zullen ontvangen, zal er dan ook in hoge mate van afhangen in hoeverre wij voortreffelijke werken verrichten en goddeloze werken mijden.
17. Wat betekent het ’de Heer Jezus Christus aan te doen’?
17 Na zijn raad in Romeinen 13:12, 13 besluit de apostel Paulus met te zeggen: „Doet de Heer Jezus Christus aan en maakt niet van tevoren plannen voor de begeerten van het vlees” (Romeinen 13:14). Wat betekent het ’de Heer Jezus Christus aan te doen’? Het betekent dat christenen Jezus nauwkeurig moeten volgen, zich als het ware bekledend met zijn voorbeeld en zijn gezindheid, ernaar strevend te zijn als Christus. „Gij werdt . . . tot deze loopbaan geroepen,” zei Petrus, „want ook Christus heeft voor u geleden, u een model nalatend opdat gij nauwkeurig in zijn voetstappen zoudt treden.” — 1 Petrus 2:21.
18. Welke radicale veranderingen kunnen nodig zijn als wij een gunstig oordeel wensen te ontvangen?
18 Dit heeft vaak radicale veranderingen in het leven van een christen meegebracht. „Want eens waart gij duisternis,” zei Paulus, „maar nu zijt gij licht in verband met de Heer. Blijft als kinderen van het licht wandelen, want de vrucht van het licht bestaat in elke soort van goedheid en rechtvaardigheid en waarheid” (Efeziërs 5:8, 9). Wie werken der duisternis beoefenen, hebben het licht niet lief en zullen geen gunstig oordeel ontvangen tenzij zij een verandering aanbrengen.
„Gij zijt het licht der wereld”
19. Op welke verschillende manieren kan een christen het licht weerkaatsen?
19 Ten slotte betekent het licht liefhebben ook het licht weerkaatsen zodat anderen het kunnen zien en ertoe aangetrokken kunnen worden. „Gij zijt het licht der wereld”, zei Jezus. En hij voegde eraan toe: „Laat . . . uw licht voor de mensen schijnen, opdat zij uw voortreffelijke werken mogen zien en uw Vader, die in de hemelen is, heerlijkheid geven” (Mattheüs 5:14, 16). De voortreffelijke werken van een christen omvatten het aan de dag leggen van elke soort van goedheid en rechtvaardigheid en waarheid, aangezien zo’n voortreffelijk gedrag een krachtig getuigenis ten gunste van de waarheid vormt (Galaten 6:10; 1 Petrus 3:1). Vooral omvatten ze met anderen te spreken over de waarheid. In deze tijd betekent dat een aandeel te hebben aan de wereldwijde prediking van „dit goede nieuws van het koninkrijk . . . op de gehele bewoonde aarde . . . tot een getuigenis voor alle natiën”. Het betekent ook geduldig belangstellenden opnieuw te bezoeken, de bijbel met hen te bestuderen en hen te helpen op hun beurt de werken voort te brengen die tot het licht behoren. — Mattheüs 24:14; 28:19, 20.
20. (a) Hoe helder schijnt het licht thans? (b) Welke rijke zegeningen genieten degenen die gunstig op het licht reageren?
20 In onze tijd wordt dank zij de ijverige prediking van getrouwe christenen het goede nieuws gehoord in meer dan 200 landen, en het licht schijnt als nooit tevoren. Jezus zei: „Ik ben het licht der wereld. Wie mij volgt, zal geenszins in duisternis wandelen, maar zal het licht des levens bezitten” (Johannes 8:12). Wat een vreugde is het een aandeel te hebben aan de vervulling van die belofte! Onze levens zijn zoveel rijker nu wij niet meer verkommeren in de duisternis van Satans wereld. En onze vooruitzichten zijn werkelijk schitterend terwijl wij vooruitzien naar een gunstig oordeel van Jehovah’s aangestelde Rechter (2 Timotheüs 4:8). Wat een tragedie zou het zijn als wij na tot het licht te zijn gekomen weer zouden afdrijven de duisternis in en dan een ongunstig oordeel zouden ontvangen! In het volgende artikel zullen wij bespreken hoe wij vast in het geloof kunnen blijven.
Kunt u dit uitleggen?
◻ Wat is de basis voor Gods oordeel?
◻ Welke centrale rol speelt Jezus in Gods voornemens?
◻ Hoe demonstreren wij dat wij onderworpen zijn aan Jezus als degene die door God op de troon is geplaatst als Koning?
◻ Hoe kunnen wij ons „kinderen van het licht” betonen?
◻ Hoe schijnt in deze duistere wereld het licht als nooit tevoren?
[Illustratie op blz. 10]
Uiteindelijk zal de gehele mensheid Jezus’ autoriteit moeten erkennen
[Illustratie op blz. 12]
Wij tonen onze liefde voor het licht wanneer wij het naar anderen weerkaatsen