Reizende opzieners — Gaven in mensen
„Toen hij naar boven opsteeg, heeft hij gevangenen meegevoerd; hij heeft gaven in mensen gegeven.” — EFEZIËRS 4:8.
1. Welk nieuwe werk werd in 1894 in dit tijdschrift aangekondigd?
MEER dan een eeuw geleden kondigde de Watch Tower iets nieuws aan. Het werd beschreven als „een andere tak van het werk”. Wat hield deze nieuwe activiteit in? Het was de hedendaagse invoering van het werk van reizende opzieners. In de uitgave van 1 september 1894 van dit tijdschrift werd uiteengezet dat voortaan bekwame broeders groepen Bijbelonderzoekers zouden bezoeken ’teneinde hen op te bouwen in de waarheid’.
2. Welke taken hebben kring- en districtsopzieners?
2 In de eerste eeuw G.T. werden christelijke gemeenten bezocht door opzieners als Paulus en Barnabas. Deze getrouwe mannen hadden het oogmerk om de gemeenten „op te bouwen” (2 Korinthiërs 10:8). In deze tijd zijn wij gezegend met duizenden mannen die dit op systematische wijze doen. Het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen heeft hen als kring- en districtsopzieners aangesteld. Een kringopziener bezoekt zo’n twintig gemeenten die hij ongeveer tweemaal per jaar een week lang bedient, waarbij hij de administratie doorneemt, lezingen houdt en met de plaatselijke Koninkrijksverkondigers aan de velddienst deelneemt. De districtsopziener is de voorzitter op elk van de jaarlijkse kringvergaderingen van een aantal kringen, neemt in de week van de kringvergadering met de gastgemeente aan de velddienst deel en verschaft aanmoediging in op de bijbel gebaseerde lezingen.
Hun zelfopofferende geest
3. Waarom moeten reizende opzieners een zelfopofferende geest hebben?
3 Reizende opzieners zijn constant onderweg. Dit op zich vergt een zelfopofferende geest. Van de ene gemeente naar de andere reizen, kan vaak moeilijk zijn, maar deze mannen en hun vrouwen doen dat met een vreugdevolle instelling. Eén kringopziener zei: „Mijn vrouw is een grote steun en klaagt niet . . . Zij verdient veel lof voor haar zelfopofferende geest.” Sommige kringopzieners moeten van gemeente tot gemeente meer dan 1000 kilometer afleggen. Velen rijden auto, maar anderen gaan van de ene plaats naar de andere met het openbaar vervoer, op de fiets, te paard of te voet. Eén Afrikaanse kringopziener moet zelfs met zijn vrouw op zijn schouders een rivier doorwaden om één gemeente te bereiken. Op zijn zendingsreizen moest de apostel Paulus het hoofd bieden aan hitte en koude, honger en dorst, slapeloze nachten, verscheidene gevaren en gewelddadige vervolging. Hij had ook „zorg voor alle gemeenten” — iets waar reizende opzieners in deze tijd over kunnen meepraten. — 2 Korinthiërs 11:23-29.
4. Welke uitwerking kunnen gezondheidsproblemen op het leven van reizende opzieners en hun vrouwen hebben?
4 Evenals Paulus’ metgezel Timotheüs kampen reizende opzieners en hun vrouwen soms met gezondheidsproblemen (1 Timotheüs 5:23). Dit vormt een extra belasting voor hen. De vrouw van een kringopziener schreef: „Altijd onder de broeders en zusters zijn, is best wel zwaar wanneer ik mij niet goed voel. Toen ik in de overgang kwam, heb ik dit als bijzonder moeilijk ervaren. Alleen al elke week al onze spullen moeten inpakken om ergens anders heen te gaan, vormt een ware uitdaging. Vaak moet ik even pauzeren en tot Jehovah bidden om mij de kracht te geven door te zetten.”
5. Welke geest leggen reizende opzieners en hun vrouwen, ondanks diverse beproevingen, aan de dag?
5 Ondanks gezondheidsproblemen en andere beproevingen putten reizende opzieners en hun vrouwen vreugde uit hun dienst en leggen zij zelfopofferende liefde aan de dag. Sommigen hebben hun leven geriskeerd om in tijden van vervolging of oorlog geestelijke hulp te bieden. Wanneer zij gemeenten bezoeken, leggen zij een soortgelijke geest aan de dag als Paulus, die tot de christenen in Thessalonika zei: „Wij zijn in uw midden vriendelijk geworden, zoals wanneer een zogende moeder haar eigen kinderen koestert. Daar wij dus tedere genegenheid voor u hadden, hebben wij u gaarne niet alleen het goede nieuws van God meegedeeld, maar ook onze eigen ziel, want gij zijt ons lief geworden.” — 1 Thessalonicenzen 2:7, 8.
6, 7. Welke positieve invloed kan er van hardwerkende reizende opzieners uitgaan?
6 Net als andere ouderlingen in de christelijke gemeente ’werken reizende opzieners hard wat spreken en onderwijzen betreft’. Al zulke ouderlingen moet „dubbele eer waardig worden geacht” (1 Timotheüs 5:17). Hun voorbeeld kan heilzaam blijken te zijn als ’wij, lettend op het einde van hun wandel, hun geloof navolgen’. — Hebreeën 13:7.
7 Welke invloed hebben bepaalde reizende ouderlingen op anderen uitgeoefend? „Wat een goede invloed heeft broeder P—— op mijn leven gehad!”, schreef een getuige van Jehovah. „Hij was sinds 1960 een reizende opziener in Mexico. Als kind zag ik vol verwachting en vreugde naar zijn bezoeken uit. Toen ik tien jaar was, zei hij tegen mij: ’Jij wordt ook nog wel eens kringopziener.’ Tijdens de moeilijke tienerjaren zocht ik hem vaak op, omdat hij altijd een paar wijze woorden voor me had. Hij ging helemaal op in het weiden van de kudde! Nu ik zelf kringopziener ben, probeer ik altijd tijd opzij te zetten voor de jongeren en hen, net als hij dat ten aanzien van mij deed, theocratische doeleinden voor ogen te stellen. Zelfs in de laatste jaren van zijn leven was broeder P——, ondanks het feit dat hij een hartkwaal had, er altijd op uit om een woord van aanmoediging te geven. Slechts één dag voordat hij in februari 1995 stierf, vergezelde hij mij naar een speciale dagvergadering en stelde een broeder die architect is voortreffelijke doeleinden voor ogen. De broeder vulde onmiddellijk een aanvraagformulier voor de Betheldienst in.”
Zij worden gewaardeerd
8. Wie zijn de in Efeziërs hoofdstuk 4 beschreven „gaven in mensen”, en hoe zijn zij een zegen voor de gemeente?
8 Reizende opzieners en andere ouderlingen die door Gods onverdiende goedheid met diensttoewijzingen zijn begunstigd, worden „gaven in mensen” genoemd. Als Jehovah’s vertegenwoordiger en Hoofd van de gemeente heeft Jezus in deze geestelijk gezinde mannen voorzien opdat wij persoonlijk opgebouwd kunnen worden en tot rijpheid kunnen geraken (Efeziërs 4:8-15). Elke gave verdient een uiting van waardering. Dit geldt vooral met betrekking tot een gave die ons sterkt om Jehovah te blijven dienen. Hoe kunnen wij dus blijk geven van onze waardering voor het werk van reizende opzieners? Op welke manieren kunnen wij tonen dat wij ’dat soort van mannen dierbaar blijven achten’? — Filippenzen 2:29.
9. Op welke manieren kunnen wij blijk geven van waardering voor reizende opzieners?
9 Wanneer het bezoek van de kringopziener wordt aangekondigd, kunnen wij plannen beginnen te maken om een volledig aandeel aan de gemeentelijke activiteiten voor die week te hebben. Misschien kunnen wij extra tijd vrijmaken om tijdens het bezoek de velddienstregelingen te ondersteunen. Wij kunnen die maand misschien in de hulppioniersdienst staan. Wij zullen beslist de suggesties van de kringopziener in praktijk willen brengen teneinde onze bediening te verbeteren. Zo’n ontvankelijke geest zal ons baat verschaffen en zal hem de verzekering geven dat zijn bezoek nut afwerpt. Ja, reizende opzieners bezoeken de gemeente om ons op te bouwen, maar ook zij moeten geestelijk opgebouwd worden. Paulus had af en toe aanmoediging nodig, en vaak vroeg hij medechristenen om voor hem te bidden (Handelingen 28:15; Romeinen 15:30-32; 2 Korinthiërs 1:11; Kolossenzen 4:2, 3; 1 Thessalonicenzen 5:25). Hedendaagse reizende opzieners hebben eveneens onze gebeden en aanmoediging nodig.
10. Hoe kunnen wij ertoe bijdragen het werk van een reizende opziener tot een vreugde te maken?
10 Hebben wij de kringopziener en zijn vrouw verteld hoezeer wij hun bezoeken waarderen? Bedanken wij hem voor de nuttige raad die hij ons geeft? Laten wij het hem weten wanneer zijn suggesties voor de velddienst onze vreugde in de bediening vergroten? Zo ja, dan zal dit ertoe bijdragen zijn werk tot een vreugde te maken (Hebreeën 13:17). Een kringopziener in Spanje liet zich er vooral over uit hoezeer hij en zijn vrouw de bedankbriefjes op prijs stellen die zij na hun bezoek aan gemeenten hebben ontvangen. „Wij bewaren deze briefjes en lezen ze wanneer wij neerslachtig zijn”, zegt hij. „Ze zijn een bron van werkelijke aanmoediging.”
11. Waarom dienen wij de vrouwen van kring- en districtsopzieners te laten weten dat zij geliefd zijn en gewaardeerd worden?
11 De vrouw van de reizende opziener kan een paar prijzende woorden beslist goed gebruiken. Zij heeft grote offers gebracht om haar man in deze tak van dienst te steunen. Deze getrouwe zusters hebben afstand gedaan van het natuurlijke verlangen om hun eigen huis te hebben en, in veel gevallen, ook om kinderen te hebben. Jefta’s dochter was een van Jehovah’s dienstknechten die er wegens een door haar vader afgelegde eed bereidwillig afstand van deed een echtgenoot en een gezin te hebben (Rechters 11:30-39). Hoe werd haar offer bezien? Rechters 11:40 zegt: „Van jaar tot jaar waren de dochters van Israël gewoon de dochter van de Gileadiet Jefta vier dagen in het jaar lof te gaan toezwaaien.” Wat is het geweldig wanneer wij er moeite voor doen om tegen de vrouwen van kring- en districtsopzieners te zeggen dat zij geliefd zijn en gewaardeerd worden!
„Vergeet de gastvrijheid niet”
12, 13. (a) Welke schriftuurlijke basis is er om reizende opzieners en hun vrouwen gastvrijheid te betonen? (b) Illustreer hoe een dergelijke gastvrijheid voor beide partijen zegeningen kan afwerpen.
12 Gastvrijheid betonen is nog een manier om van liefde en waardering blijk te geven voor degenen die in het christelijke reizende werk zijn (Hebreeën 13:2). De apostel Johannes prees Gajus omdat hij gastvrijheid verleende aan degenen die de gemeente als reizende zendelingen bezochten. Johannes schreef: „Geliefde, gij doet een getrouw werk in al wat gij voor de broeders doet, en dat nog wel voor vreemden, die ten overstaan van de gemeente van uw liefde getuigenis hebben afgelegd. Wees zo goed hen op weg te zenden op een wijze die God waardig is. Want ten behoeve van zijn naam zijn zij uitgegaan, zonder iets van de mensen uit de natiën aan te nemen. Wij zijn daarom verplicht zulke personen gastvrij te ontvangen, opdat wij medewerkers in de waarheid mogen worden” (3 Johannes 5-8). In deze tijd kunnen wij de Koninkrijksprediking bevorderen door reizende opzieners en hun vrouwen soortgelijke gastvrijheid te verlenen. Natuurlijk dienen plaatselijke ouderlingen zich ervan te vergewissen dat de aangeboden huisvesting geschikt is, maar één districtsopziener zei: „Onze omgang met de broeders en zusters kan niet gebaseerd zijn op wie iets voor ons kan doen. Wij zouden die indruk niet eens willen wekken. Wij moeten bereid zijn de gastvrijheid van al onze broeders en zusters, rijk of arm, te aanvaarden.”
13 Gastvrijheid kan voor beide partijen zegeningen afwerpen. „Bij ons thuis bestond de gewoonte om reizende opzieners te logeren te hebben”, weet Jorge, een voormalige kringopziener die nu op Bethel dient, zich te herinneren. „Ik denk dat deze bezoeken mij meer hebben geholpen dan ik destijds besefte. Tijdens mijn puberteit had ik geestelijke problemen. Mijn moeder maakte zich zorgen hierover, maar wist niet precies hoe zij hulp moest bieden en vroeg daarom de kringopziener om met mij te praten. Aanvankelijk ging ik hem uit de weg, omdat ik bang was kritiek te krijgen. Maar door zijn vriendelijke manier van doen won hij uiteindelijk mijn vertrouwen. Hij nodigde mij op een maandag voor een maaltijd uit en ik opende mijn hart, omdat ik zeker wist dat ik begrepen werd. Hij luisterde aandachtig. Zijn praktische suggesties hadden werkelijk succes, en ik begon geestelijke vorderingen te maken.”
14. Waarom dienen wij waardering voor reizende opzieners te hebben in plaats van hen te bekritiseren?
14 Een reizende opziener tracht zowel jong als oud geestelijke hulp te bieden. Stellig dienen wij dus blijk te geven van onze waardering voor zijn krachtsinspanningen. Maar als wij hem nu eens zouden bekritiseren wegens zijn zwakke punten of hem in ongunstige zin zouden vergelijken met anderen die de gemeente bezocht hebben? Dit zou waarschijnlijk zeer ontmoedigend zijn. Het was voor Paulus niet aanmoedigend kritiek op zijn werk te horen. Blijkbaar maakten sommige Korinthische christenen kleinerende opmerkingen over zijn verschijning en spreekbekwaamheid. Hijzelf citeerde zulke critici, die zeiden: „Zijn brieven zijn gewichtig en krachtig, maar zijn tegenwoordigheid in persoon is zwak en zijn spreken verachtelijk” (2 Korinthiërs 10:10). Maar gelukkig horen reizende opzieners gewoonlijk woorden van liefdevolle waardering.
15, 16. Hoe worden reizende opzieners en hun vrouwen aangemoedigd door de liefde en de ijver die hun medegelovigen aan de dag leggen?
15 Eén kringopziener in Latijns-Amerika ploetert een hele dag over modderige paden teneinde zijn geestelijke broeders en zusters te bezoeken die in een door guerrilla’s beheerste zone wonen. „Het is ontroerend te zien hoe de broeders en zusters hun waardering voor het bezoek tonen”, schrijft hij. „Hoewel ik veel moeite moet doen om er te komen en heel wat gevaren en moeilijkheden moet trotseren, wordt dit alles vergoed door de liefde en de ijver die de broeders en zusters aan de dag leggen.”
16 Een kringopziener in Afrika schrijft: „Wegens de liefde die de broeders en zusters ons hebben betoond, hielden wij zo veel van het gebied van Tanzania! De broeders en zusters wilden graag van ons leren, en zij waren blij ons bij hen thuis te gast te hebben.” Er bestond een liefdevolle en vreugdevolle verhouding tussen de apostel Paulus en het eerste-eeuwse christelijke echtpaar Aquila en Priska. In feite zei Paulus over hen: „Brengt mijn groeten over aan Priska en Aquila, mijn medewerkers in Christus Jezus, die voor mijn ziel hun eigen hals hebben gewaagd, jegens wie niet alleen ik dankbaar ben, maar ook alle gemeenten der natiën” (Romeinen 16:3, 4). Reizende opzieners en hun vrouwen zijn dankbaar hedendaagse Aquila’s en Priska’s, die speciale moeite doen om gastvrijheid te betonen en in gezellige omgang te voorzien, tot hun vrienden te mogen rekenen.
De gemeenten versterken
17. Waarom kan er gezegd worden dat de regeling van reizende opzieners van wijsheid getuigt, en hoe ontvangen zij onderricht?
17 Jezus zei: „De wijsheid [wordt] gerechtvaardigd door haar werken” (Mattheüs 11:19). De regeling van reizende opzieners getuigt beslist van wijsheid, want ze vormt een hulp om de gemeenten van Gods volk te versterken. Tijdens Paulus’ tweede zendingsreis hadden hij en Silas een vruchtbare bediening toen zij ’door Syrië en Cilicië trokken en de gemeenten versterkten’. Het boek Handelingen vertelt ons: „Terwijl zij . . . voortreisden door de steden, brachten zij hun daar ter nakoming de verordeningen over waartoe door de apostelen en oudere mannen die zich in Jeruzalem bevonden, was besloten. Ja, daarom werden de gemeenten aanhoudend in het geloof bevestigd en namen ze van dag tot dag voortdurend in aantal toe” (Handelingen 15:40, 41; 16:4, 5). Hedendaagse reizende opzieners ontvangen evenals alle andere christenen geestelijk onderricht door middel van de Schrift en de publikaties van „de getrouwe en beleidvolle slaaf”. — Mattheüs 24:45.
18. Hoe versterken reizende opzieners de gemeenten?
18 Ja, reizende ouderlingen moeten zich blijven voeden aan Jehovah’s geestelijke tafel. Zij moeten goed vertrouwd zijn met de methoden en richtlijnen die door Gods organisatie worden gevolgd. Dan kunnen zulke mannen een werkelijke zegen voor anderen zijn. Door hun voortreffelijke voorbeeld van ijver in de velddienst kunnen zij medegelovigen helpen om vorderingen in de christelijke bediening te maken. De op de bijbel gebaseerde lezingen die door deze bezoekende ouderlingen worden gehouden, bouwen de toehoorders geestelijk op. Door anderen te helpen de raad uit Gods Woord toe te passen, in overeenstemming met Jehovah’s volk over de hele aarde te dienen en gebruik te maken van de geestelijke voorzieningen die God via de ’getrouwe slaaf’ verschaft, versterken reizende opzieners de gemeenten die zij mogen bezoeken.
19. Welke vragen moeten nog beschouwd worden?
19 Toen Jehovah’s organisatie ongeveer honderd jaar geleden het werk van reizende ouderlingen onder de Bijbelonderzoekers instelde, zei dit tijdschrift: „Wij zullen uitzien naar de resultaten en naar de verdere leiding van de Heer.” Dat Jehovah dit alles heeft geleid, is overduidelijk. Wegens zijn zegen en onder de supervisie van het Besturende Lichaam is dit werk in de loop der jaren uitgebreid en verbeterd. Als gevolg daarvan worden gemeenten van Jehovah’s Getuigen over de hele aarde sterk gemaakt in het geloof en nemen ze van dag tot dag in aantal toe. Kennelijk zegent Jehovah de zelfopofferende geest van deze gaven in mensen. Maar hoe kunnen reizende opzieners hun werk succesvol verrichten? Wat zijn hun doeleinden? Hoe kunnen zij de gemeenten zoveel mogelijk hulp bieden?
Wat zou u antwoorden?
◻ Wat zijn enkele taken van kring- en districtsopzieners?
◻ Waarom moeten reizende opzieners een zelfopofferende geest hebben?
◻ Hoe kan men blijk geven van waardering voor het werk van reizende ouderlingen en hun vrouwen?
◻ Wat kunnen reizende opzieners doen om gemeenten sterk te maken in het geloof?
[Illustratie op blz. 10]
Constant op reis zijn, vergt een geest van zelfopoffering
[Illustratie op blz. 13]
Hebt u reizende opzieners en hun vrouwen gastvrijheid betoond?