Als de kanaries sterven
KANARIES zijn gevoeliger voor giftige gassen dan mensen. Om die reden namen in vroeger tijden mijnwerkers een kanarie in een kooitje mee de mijn in als middel om de aanwezigheid van gevaarlijke gassen te bespeuren. Gealarmeerd door de dood van de kanarie konden mijnwerkers aan het gevaar ontsnappen en wachten totdat de lucht in de mijn naar behoren ververst was. Met deze achtergrond in gedachten zijn de opmerkingen van dr. David Suzuki, een vermaard geleerde in Canada, beter te begrijpen.
Bezorgd over de schijnbaar naderende dood van onze planeet Aarde gebruikte hij de volgende illustratie: „Als een mijnwerker een kanarie meenam de mijn in en de kanarie van zijn stokje viel, zei de mijnwerker niet: ’Och, die vogel is net gestorven, maar ik ben geen vogel.’ De kanarie viel van zijn stokje doordat hij dezelfde lucht inademde.”
Vervolgens zei hij: „Als je 22 witte dolfijnen in de Golf van St.-Lawrence ziet sterven en ze zo vol giftige chemische stoffen zitten dat je handschoenen en een masker moet dragen wil je ze aan kunnen raken, als ons verteld wordt dat het ahornwoud in Quebec binnen tien jaar dood zal zijn, als ons verteld wordt dat er twee soorten per uur uitsterven en er 10.000 zeehonden in de Noordzee zijn gestorven en men niet weet hoe dat komt, dan zijn dat beslist . . . kanaries, en als wij denken dat wij niet in hetzelfde milieu leven als die organismen zijn wij gek.”
Dr. Suzuki betreurt het dat politici weinig of geen aandacht aan die „kanaries” besteden en de ernst van de situatie pas zullen inzien als er grote aantallen kinderen beginnen te sterven. Hij zegt: „Zullen wij onze kinderen dus onze kanaries laten zijn?”
Ware christenen maken zich wel zorgen maar wanhopen niet. Jehovah, de Schepper van de aarde, „die haar niet louter voor niets heeft geschapen, die haar geformeerd heeft om ook bewoond te worden”, zal niet toelaten dat kortzichtige, hebzuchtige mensen ons milieu onbeperkt blijven vernielen. In zijn Woord, de bijbel, belooft hij „hen te verderven die de aarde verderven”. — Jesaja 45:18; Openbaring 11:18.