-
De grote stad wordt verwoestDe Openbaring — Haar grootse climax is nabij!
-
-
En hij riep met een krachtige stem en zei: ’Ze is gevallen! Babylon de Grote is gevallen’” (Openbaring 18:1, 2a).
-
-
De grote stad wordt verwoestDe Openbaring — Haar grootse climax is nabij!
-
-
5. (a) Van wie bedient de engel zich om de val van Babylon de Grote bekend te maken? (b) Hoe verging het de christenheid toen het oordeel begon over degenen die belijden „het huis van God” te zijn?
5 Van wie bedient deze met grote autoriteit beklede engel zich om zulk verbazingwekkend nieuws ten overstaan van de mensheid bekend te maken? Welnu, van hetzelfde volk dat als gevolg van die val bevrijd wordt, namelijk de op aarde overgebleven gezalfden, de Johannesklasse. Van 1914 tot 1918 hebben dezen door toedoen van Babylon de Grote veel lijden te verduren gehad, maar in 1918 begonnen de Heer Jehovah en zijn „boodschapper van het [Abrahamitische] verbond”, Jezus Christus, met hun oordeel bij „het huis van God”, degenen die belijden christenen te zijn. Zo werd de afvallige christenheid in het gericht gebracht (Maleachi 3:1; 1 Petrus 4:17). De enorme bloedschuld die ze tijdens de Eerste Wereldoorlog op zich had geladen, haar medeplichtigheid aan het vervolgen van Jehovah’s getrouwe getuigen en haar Babylonische geloofsbelijdenissen vormden niet bepaald een aanbeveling ten tijde van het oordeel; evenmin verdiende enig ander deel van Babylon de Grote Gods goedkeuring. — Vergelijk Jesaja 13:1-9.
6. Waarom kan er gezegd worden dat Babylon de Grote tegen 1919 gevallen was?
6 Zo was tegen 1919 Babylon de Grote gevallen, waardoor voor Gods volk de weg werd geopend tot bevrijding en zij als het ware op één dag in hun land van geestelijke voorspoed werden hersteld (Jesaja 66:8). Tegen dat jaar hadden Jehovah God en Jezus Christus, de Grotere Daríus en de Grotere Cyrus, de aangelegenheden zo gemanoeuvreerd dat de valse religie Jehovah’s volk niet langer in haar greep kon houden. Evenmin kon ze hen ervan weerhouden Jehovah te dienen en aan allen die het konden horen, bekend te maken dat de hoer Babylon de Grote ten ondergang gedoemd is en de rechtvaardiging van Jehovah’s soevereiniteit ophanden is! — Jesaja 45:1-4; Daniël 5:30, 31.
7. (a) Hoe beschouwde Jehovah Babylon de Grote, hoewel ze in 1919 niet vernietigd werd? (b) Wat was het gevolg voor Jehovah’s volk toen Babylon de Grote in 1919 viel?
7 Weliswaar werd Babylon de Grote in 1919 niet vernietigd — evenmin als de oude stad Babylon in 539 v.G.T. vernietigd werd toen ze door de legers van Cyrus de Pers ten val werd gebracht. Maar van Jehovah’s standpunt uit bezien was die organisatie gevallen. Ze was gerechtelijk veroordeeld en haar wachtte nog slechts de terechtstelling; de valse religie kon Jehovah’s volk derhalve niet langer in gevangenschap houden. (Vergelijk Lukas 9:59, 60.) Zij werden bevrijd om als de getrouwe en beleidvolle slaaf van de Meester te dienen door geestelijk voedsel te rechter tijd te verschaffen. Zij hadden een goedkeurend oordeel ontvangen en kregen de opdracht zich weer actief bezig te houden met Jehovah’s werk. — Matthéüs 24:45-47; 25:21, 23; Handelingen 1:8.
8. Welke gebeurtenis kondigt de wachter uit Jesaja 21:8, 9 aan, en wie in deze tijd wordt door die wachter afgeschaduwd?
8 Duizenden jaren geleden gebruikte Jehovah andere profeten om deze opzienbarende gebeurtenis te voorzeggen. Jesaja sprak over een wachter die „[voorts uitriep] als een leeuw: ’Op de wachttoren, o Jehovah, sta ik onafgebroken bij dag, en op mijn wachtpost heb ik mij gesteld alle nachten.’” En welke gebeurtenis neemt die wachter waar en kondigt hij met de stoutmoedigheid van een leeuw aan? Deze: „Ze is gevallen! Babylon is gevallen, en alle gehouwen beelden van haar goden heeft hij [Jehovah] ter aarde verbrijzeld!” (Jesaja 21:8, 9) Deze wachter is een goede voorafschaduwing van de waakzame Johannesklasse in deze tijd, die zich van het tijdschrift De Wachttoren en andere theocratische publikaties bedient om alom het nieuws bekend te maken dat Babylon gevallen is.
Het verval van Babylon de Grote
9, 10. (a) In welke mate is de invloed van de Babylonische religie sedert de Eerste Wereldoorlog getaand? (b) Hoe beschrijft de machtige engel de gevallen toestand van Babylon de Grote?
9 De val van het oude Babylon in 539 v.G.T. was het begin van een langdurig verval dat eindigde met zijn verwoesting. Op overeenkomstige wijze is sedert de Eerste Wereldoorlog op wereldwijde schaal de invloed van de Babylonische religie opmerkelijk getaand. In Japan werd na de Tweede Wereldoorlog de sjintô-keizeraanbidding verboden. In China beheerst de communistische regering alle religieuze benoemingen en activiteiten. In het protestantse Noord-Europa zijn de meeste mensen onverschillig geworden ten aanzien van religie. En de Rooms-Katholieke Kerk is de laatste tijd verzwakt door schisma’s en interne tweedracht in haar wereldomvattende domein. — Vergelijk Markus 3:24-26.
10 Al deze tendensen maken zonder enige twijfel deel uit van het ’opdrogen van de rivier de Eufraat’ ter voorbereiding voor de komende militaristische aanval op Babylon de Grote. Dit ’opdrogen’ wordt tevens weerspiegeld in de bekendmaking die de paus in oktober 1986 deed dat de kerk „weer bedelaar [moet] worden” — wegens reusachtige financiële tekorten (Openbaring 16:12). In het bijzonder sinds 1919 is Babylon de Grote in het openbaar te kijk gezet als een geestelijke woestenij, precies zoals de machtige engel het hier aankondigt: „En ze is een woonplaats geworden van demonen en een schuilplaats van elke onreine uitwaseming en een schuilplaats van elke onreine en gehate vogel!” (Openbaring 18:2b) Weldra zal ze letterlijk zo’n woestenij zijn, even woest en verlaten als de ruïnes van Babylon in het moderne Irak. — Zie ook Jeremia 50:25-28.
11. In welke zin is Babylon de Grote „een woonplaats geworden van demonen” en ’een schuilplaats van onreine uitwasemingen en van onreine vogels’?
11 Bij het hier gebruikte woord „demonen” dienen wij vermoedelijk te denken aan het woord voor „demonen in bokkegedaanten” (seʽi·rimʹ) dat in Jesaja’s beschrijving van het gevallen Babylon aangetroffen wordt: „En daar zullen de vaste bezoekers van waterloze streken zich stellig legeren, en hun huizen moeten gevuld zijn met oehoes. En daar moeten de struisvogels zich ophouden, en demonen in bokkegedaanten, die zullen daar rondhuppelen” (Jesaja 13:21). Het heeft misschien geen betrekking op letterlijke demonen maar eerder op ruigharige, in de woestijn verblijf houdende dieren die vanwege hun uiterlijk aan demonen deden denken. In de ruïnes van Babylon de Grote duidt het figuurlijke bestaan van zulke dieren, evenals de bedompte, giftige lucht („onreine uitwaseming”) en onreine vogels, op haar geestelijk dode toestand. Ze biedt de mensheid geen enkel levensvooruitzicht. — Vergelijk Efeziërs 2:1, 2.
12. Hoe stemt de situatie waarin Babylon de Grote verkeert, overeen met Jeremia’s profetie in hoofdstuk 50?
12 Haar situatie stemt ook overeen met Jeremia’s profetie: „’Er is een zwaard tegen de Chaldeeën’, is de uitspraak van Jehovah, ’en tegen de inwoners van Babylon en tegen haar vorsten en tegen haar wijzen. . . . Er is een verwoesting over haar wateren, en ze moeten uitdrogen. Want het is een land van gehouwen beelden, en wegens hun schrikwekkende visioenen blijven zij waanzinnig handelen. Daarom zullen de vaste bezoekers van waterloze streken bij de jankende dieren huizen, en de struisvogels moeten erin huizen; en ze zal nimmermeer bewoond worden, noch zal ze verblijf houden van geslacht tot geslacht.’” Afgoderij en het opdreunen van steeds maar weer dezelfde gebeden kan Babylon de Grote niet behoeden voor een vergelding die gelijkenis vertoont met Gods omkering van Sodom en Gomorra. — Jeremia 50:35-40.
-