5A „Hoererij” — elke vorm van onwettige seksuele gemeenschap
Mt 5:32 — Gr.: πορνεία (por·neiʹa); Lat.: for·ni·caʹti·o
Het Griekse woord por·neiʹa heeft een ruime betekenis. Bauer, blz. 693, zegt onder het woord por·neiʹa dat het „prostitutie, onkuisheid, hoererij, . . . elke vorm van onwettige seksuele gemeenschap” betekent.
In een commentaar op Jezus’ woorden in Mt 5:32 en 19:9 zegt TDNT, Deel VI, blz. 592, dat „πορνεία [por·neiʹa] doelt op buitenechtelijke gemeenschap”. Daarom gebruikt de Schrift de term por·neiʹa in verband met gehuwde personen. Hetzelfde woordenboek zegt op blz. 594 in verband met Ef 5:3, 5 dat Paulus „beseft dat niet iedereen de gave van zelfbeheersing heeft, 1 K. 7:7. Als bescherming tegen het kwaad van hoererij dient de [ongehuwde] man die geen [zelfbeheersing] heeft, de door God voorgeschreven weg van een wettig huwelijk te volgen, 1 K. 7:2.” De Schrift gebruikt de term por·neiʹa dus ook in verband met ongehuwde personen die er ongeoorloofde seksuele betrekkingen en praktijken op na houden. — Zie 1Kor 6:9.
B. F. Westcott, mederedacteur van de Griekse tekst van Westcott en Hort, geeft in zijn werk Saint Paul’s Epistle to the Ephesians, Londen en New York 1906, blz. 76, in een aantekening bij Ef 5:3 commentaar op de diverse betekenissen van por·neiʹa in de Schrift en zegt: „Dit is een algemene term voor alle ongeoorloofde seksuele gemeenschap: (I) overspel, Hos. ii. 2, 4 (LXX.); Matt. v. 32; xix. 9; (2) onwettig huwelijk, I Kor. v. I; (3) hoererij in de gebruikelijke zin, zoals hier [Ef 5:3].” Met de uitdrukking „in de gebruikelijke zin” wordt klaarblijkelijk gedoeld op de huidige, begrensde betekenis, waarbij het alleen om ongehuwde personen gaat.
Behalve deze letterlijke betekenis heeft por·neiʹa op bepaalde plaatsen in de christelijke Griekse Geschriften een symbolische betekenis. Over deze betekenis zegt ZorellGr, kol. 1106, onder por·neiʹa: „afval van het ware geloof, hetzij geheel of gedeeltelijk, verzaking van de ene ware God, Jahve, ten gunste van vreemde goden [4Kon 9:22; Jer 3:2, 9; Ho 6:10 enz.; want Gods verbintenis met zijn volk werd als een soort geestelijk huwelijk beschouwd]: Opb 14:8; 17:2, 4; 18:3; 19:2.” (Teksthaken en cursivering van auteur; 4Kon in LXX komt overeen met 2Kon in M.)
In de Griekse tekst komt por·neiʹa op de volgende 25 plaatsen voor: Mt 5:32; 15:19; 19:9; Mr 7:21; Jo 8:41; Han 15:20, 29; 21:25; 1Kor 5:1, 1; 6:13, 18; 7:2; 2Kor 12:21; Ga 5:19; Ef 5:3; Kol 3:5; 1Th 4:3; Opb 2:21; 9:21; 14:8; 17:2, 4; 18:3; 19:2.
Het verwante werkwoord por·neuʹo, in NW met „hoererij beoefenen” of „hoererij bedrijven” weergegeven, komt op de volgende acht plaatsen voor: 1Kor 6:18; 10:8, 8; Opb 2:14, 20; 17:2; 18:3, 9.
Het verwante werkwoord ek·por·neuʹo, in NW met „buitensporig hoererij bedrijven” weergegeven, komt eenmaal voor, in Ju 7. — Vergelijk Re 2:17 vtn.
Het verwante zelfstandig naamwoord porʹne, in NW met „hoer” weergegeven, komt op de volgende 12 plaatsen voor: Mt 21:31, 32; Lu 15:30; 1Kor 6:15, 16; Heb 11:31; Jak 2:25; Opb 17:1, 5, 15, 16; 19:2.
Het verwante zelfstandig naamwoord porʹnos, in NW met „hoereerder” weergegeven, komt op de volgende tien plaatsen voor: 1Kor 5:9, 10, 11; 6:9; Ef 5:5; 1Ti 1:10; Heb 12:16; 13:4; Opb 21:8; 22:15. LSJ, blz. 1450, definieert dit woord als „schandknaap, sodomiet, hoereerder, afgodendienaar”.