Hoofdstuk 9
Aan Jezus’ naam vasthouden
PERGAMUM
1. Welke gemeente ontving Jezus’ volgende boodschap, en in wat voor stad woonden die christenen?
WANNEER wij van Smyrna over de kustweg 90 kilometer naar het noorden reizen en dan door het dal van de rivier de Kaikos 24 kilometer landinwaarts gaan, bereiken wij Pérgamum, thans Bergama genoemd. De stad was beroemd wegens haar tempel van Zeus of Jupiter. In de negentiende eeuw brachten archeologen het altaar van die tempel naar Duitsland over, waar het te zamen met vele beelden en reliëfs van heidense goden nog steeds te bezichtigen is in het Pergamon-Museum in Berlijn. Welke boodschap zou de Heer Jezus aan de gemeente zenden die zich te midden van al die afgoderij bevond?
2. Hoe identificeert Jezus zich, en waarop duidt het feit dat hij ’het tweesnijdende zwaard’ heeft?
2 Eerst identificeert Jezus zich met de woorden: „En schrijf aan de engel van de gemeente in Pérgamum: Deze dingen zegt hij die het scherpe, lange tweesnijdende zwaard heeft” (Openbaring 2:12). Jezus herhaalt hier de beschrijving die in Openbaring 1:16 van hem wordt gegeven. Als Rechter en Oordeelsvoltrekker zal hij degenen die zijn discipelen vervolgen, doden. Wat een vertroostende verzekering is dit! Laten met betrekking tot het oordeel echter ook degenen die zich binnen de gemeente bevinden, gewaarschuwd zijn dat Jehovah, die optreedt door bemiddeling van deze „boodschapper van het verbond”, Jezus Christus, „een snelle getuige [zal] worden” tegen alle belijdende christenen die afgoderij en immoraliteit beoefenen, die liegen en zich met oneerlijke praktijken bezighouden en die zich niet om de behoeftigen bekommeren (Maleachi 3:1, 5; Hebreeën 13:1-3). De raad en de terechtwijzing die God Jezus laat geven, moeten ter harte genomen worden!
3. Welke valse aanbidding werd in Pérgamum beoefend, en hoe kan er worden gezegd dat „de troon van Satan” daar was?
3 Jezus zegt nu tot de gemeente: „Ik weet waar gij woont, namelijk daar waar de troon van Satan is” (Openbaring 2:13a). Ja, die christenen waren werkelijk door satanische aanbidding omringd. Behalve de tempel van Zeus bevond zich daar een heiligdom voor Aesculapius, de god der geneeskunde. Pérgamum was ook vermaard als centrum voor de keizercultus. Het Hebreeuwse woord dat met „Satan” is vertaald, betekent „tegenstrever”, en zijn „troon” symboliseert zijn door God voor een bepaalde periode toegestane wereldheerschappij (Job 1:6, NW, Studiebijbel, voetnoot). Dat in Pérgamum op zo’n grote schaal afgoderij werd beoefend, liet zien dat in die stad Satans „troon” stevig bevestigd was. Wat moet Satan woedend zijn geweest dat de christenen daar zich niet voor hem neerbogen in nationalistische aanbidding!
4. (a) Hoe prees Jezus de christenen in Pérgamum? (b) Wat schreef de Romeinse legaat Plinius aan keizer Trajanus met betrekking tot de wijze waarop hij christenen aanpakte? (c) Wat deden de christenen in Pérgamum ondanks het gevaar waaraan zij blootstonden?
4 Ja, „de troon van Satan” bevindt zich daar midden in Pérgamum. „En toch”, zo vervolgt Jezus, „blijft gij aan mijn naam vasthouden, en gij hebt uw geloof in mij niet verloochend, zelfs niet in de dagen van Ántipas, mijn getuige, de getrouwe, die aan uw zijde, daar waar Satan woont, gedood werd” (Openbaring 2:13b). Wat worden zij hier op ontroerende wijze geprezen! Ongetwijfeld is Ántipas de marteldood gestorven omdat hij weigerde aan demonische praktijken en de aanbidding van de Romeinse keizer mee te doen. Niet lang nadat Johannes deze profetie had ontvangen, schreef Plinius de Jongere, persoonlijk legaat van keizer Trajanus van Rome, een brief aan Trajanus waarin hij uiteenzette hoe hij te werk ging wanneer hij personen moest aanpakken die ervan beschuldigd waren christenen te zijn — een aanpak die door de keizer werd goedgekeurd. Degenen die ontkenden christenen te zijn, werden vrijgelaten wanneer zij, zoals Plinius zei, „de door mij tot de goden opgezonden smeekbede nazeiden, reukwerk en wijn offerden voor uw [Trajanus’] beeltenis . . . en, bovendien nog, Christus vervloekten”. Allen die christenen bleken te zijn, werden terechtgesteld. Zelfs al stonden de christenen in Pérgamum aan dit gevaar bloot, zij verloochenden hun geloof niet. Zij ’hielden vast aan Jezus’ naam’, dat wil zeggen, zij bleven zijn verheven positie als Jehovah’s Rechtvaardiger en aangestelde Rechter erkennen. Loyaal bleven zij als Koninkrijksgetuigen in Jezus’ voetstappen treden.
5. (a) Welke hedendaagse tegenhanger van de keizercultus heeft ertoe geleid dat christenen in onze tijd zwaar beproefd zijn? (b) Welke hulp heeft De Wachttoren christenen geboden?
5 Bij verscheidene gelegenheden had Jezus duidelijk gemaakt dat Satan deze huidige goddeloze wereld regeert, maar omdat Jezus aan zijn rechtschapenheid vasthield, had Satan geen vat op hem (Matthéüs 4:8-11; Johannes 14:30). In onze tijd hebben machtige natiën, in het bijzonder „de koning van het noorden” en „de koning van het zuiden”, om de wereldheerschappij gestreden (Daniël 11:40). Het vuur van het patriottisme is aangewakkerd en de keizercultus vindt zijn hedendaagse tegenhanger in de golf van nationalisme die de aarde heeft overspoeld. Artikelen over neutraliteit in De Wachttoren van 1 januari 1940, en meer recent in de uitgaven van 1 februari 1980 en 1 september 1986, hebben duidelijk uiteengezet wat de bijbel over deze kwestie leert en hebben christenen die in de naam van Jehovah willen wandelen en de wereld willen overwinnen, net als Jezus dit zo moedig heeft gedaan, richtlijnen verschaft. — Micha 4:1, 3, 5; Johannes 16:33; 17:4, 6, 26; 18:36, 37; Handelingen 5:29.
6. Hoe hebben Jehovah’s Getuigen in de huidige tijd, evenals Ántipas, een vastberaden standpunt ingenomen?
6 Deze raad was en is nog steeds dringend noodzakelijk. Terwijl Jehovah’s Getuigen, zowel de gezalfden als hun metgezellen, met onredelijk patriottisch fanatisme werden geconfronteerd, hebben zij vast moeten staan in het geloof. In de Verenigde Staten zijn honderden kinderen en leerkrachten van school gestuurd omdat zij de nationale vlag niet wilden groeten, terwijl de Getuigen in Duitsland boosaardig vervolgd werden omdat zij weigerden het hakenkruis te groeten. Zoals reeds is opgemerkt, hebben Hitlers nazi’s duizenden loyale dienstknechten van Jehovah gedood omdat zij weigerden aan zulke nationalistische afgoderij mee te doen. In de jaren ’30, gedurende Japans bloeitijd van de sjintoïstische keizeraanbidding, zaaiden twee pionierbedienaren veel Koninkrijkszaad in het door Japan bezette Taiwan. De militaire regeerders wierpen hen in de gevangenis, waar een van hen ten gevolge van de hardvochtige behandeling stierf. De ander werd later vrijgelaten, maar enkel om door een schot in de rug gedood te worden — een hedendaagse Ántipas. Tot op deze dag zijn er landen waar de aanbidding van nationalistische symbolen en exclusieve toewijding aan de staat vereist worden. Veel jeugdige Getuigen zijn vanwege hun moedige standpunt als christenen die hun neutraliteit bewaren, in de gevangenis geworpen, en niet weinigen zijn vanwege ditzelfde standpunt terechtgesteld. Indien jij als jongere met dergelijke kwesties wordt geconfronteerd, bestudeer dan dagelijks Gods Woord, opdat je ’geloof mag hebben, wat tot het in het leven behouden van de ziel leidt’, met eeuwig leven in het vooruitzicht. — Hebreeën 10:39–11:1; Matthéüs 10:28-31.
7. Hoe werden jongeren in India met de kwestie van nationalistische aanbidding geconfronteerd, en met welk gevolg?
7 Jongeren op school zijn met soortgelijke kwesties geconfronteerd. In 1985 weigerden in de staat Kerala (India) drie jonge kinderen van Jehovah’s Getuigen ten aanzien van hun op de bijbel gebaseerde geloof te schipperen en zongen het volkslied niet mee. Zij bleven respectvol staan terwijl de anderen zongen, maar werden toch van school gestuurd. Hun vader tekende hiertegen beroep aan en bracht de zaak zelfs voor het Hooggerechtshof van India, waar de twee rechters ten gunste van de kinderen beslisten door moedig te verklaren: „Onze traditie leert verdraagzaamheid; onze levensbeschouwing leert verdraagzaamheid; onze grondwet betracht verdraagzaamheid; laten wij deze niet verzwakken.” Doordat deze kwestie publiciteit in de nieuwsbladen kreeg en er gunstige redactionele artikelen over verschenen, werd de hele natie, die destijds uit bijna een vijfde van de wereldbevolking bestond, erover ingelicht dat er in dat land christenen zijn die de ware God Jehovah aanbidden en dat zij loyaal aan bijbelse beginselen vasthouden.
Verderfelijke invloeden
8. Welke berisping moet Jezus aan de christenen in Pérgamum geven?
8 Ja, de christenen in Pérgamum houden vast aan hun rechtschapenheid. „Niettemin”, zegt Jezus, „heb ik enkele dingen tegen u.” Wat hebben zij gedaan op grond waarvan zij een berisping verdienen? Jezus vertelt ons: „Gij [hebt] daar sommigen . . . die aan de leer van Bileam vasthouden, die Balak ging leren een struikelblok voor de zonen van Israël te leggen, dat zij dingen zouden eten die aan afgoden ten slachtoffer waren gebracht en hoererij zouden bedrijven.” — Openbaring 2:14.
9. Wie was Bileam, en hoe werd door zijn raad „een struikelblok voor de zonen van Israël” gelegd?
9 In Mozes’ tijd was Bileam, een niet-Israëlitische profeet die enigszins bekend was met Jehovah’s wegen, door koning Balak van Moab gehuurd om Israël te vervloeken. Jehovah weerstond Bileam en dwong hem de Israëlieten te zegenen en rampspoed uit te spreken over hun vijanden. Bileam bracht Balaks hieruit voortvloeiende verbolgenheid tot bedaren door een subtielere aanval te suggereren: Laten de vrouwen van Moab de mannen van Israël tot grove seksuele immoraliteit en afgodische aanbidding van de valse god Baäl van Peor verleiden! Deze tactiek werkte. Jehovah’s rechtvaardige toorn ontbrandde en hij zond een gesel waardoor 24.000 van die Israëlitische hoereerders werden gedood — een gesel die pas werd gestuit toen de priester Pinehas positieve actie ondernam om het kwaad uit Israël te verwijderen. — Numeri 24:10, 11; 25:1-3, 6-9; 31:16.
10. Welke struikelblokken zijn de gemeente in Pérgamum binnengedrongen, en waarom hebben die christenen misschien gedacht dat God hun overtredingen door de vingers zou zien?
10 Zijn er in Johannes’ tijd echter soortgelijke struikelblokken in Pérgamum? Ja zeker! Immoraliteit en afgoderij zijn de gemeente binnengedrongen. Die christenen hebben geen acht geslagen op de waarschuwingen die God bij monde van de apostel Paulus heeft gegeven (1 Korinthiërs 10:6-11). Aangezien zij vervolging hebben verduurd, denken zij misschien dat Jehovah hun seksuele overtredingen door de vingers zal zien. Derhalve geeft Jezus hun te verstaan dat zij dergelijke slechte dingen moeten schuwen.
11. (a) Waarvoor moeten christenen op hun hoede zijn, en wat voor denkwijze moeten zij vermijden? (b) Hoevelen zijn er in de loop der jaren uit de christelijke gemeente gesloten, en veelal op grond waarvan?
11 Zo moeten ook in deze tijd christenen op hun hoede zijn dat zij „de onverdiende goedheid van onze God [niet] veranderen in een verontschuldiging voor losbandig gedrag” (Judas 4). Wij moeten het slechte haten en ’ons lichaam beuken’ ten einde de weg van christelijke deugd te bewandelen (1 Korinthiërs 9:27; Psalm 97:10; Romeinen 8:6). Wij mogen nooit denken dat ijver in Gods dienst en rechtschapenheid onder vervolging ons een vrijbrief geven om betrokken te raken in seksueel wangedrag. In de loop der jaren is het aantal overtreders dat uit de wereldomvattende christelijke gemeente gesloten is, veelal op grond van seksuele immoraliteit, tot vele tienduizenden uitgegroeid. In bepaalde jaren zijn er zelfs meer personen uitgesloten dan er in het oude Israël gevallen zijn vanwege de Baäl van Peor. Mogen wij ons voor zo’n lot hoeden! — Romeinen 11:20; 1 Korinthiërs 10:12.
12. Welke beginselen zijn, net als in het geval van Gods dienstknechten in vroeger tijden, op christenen in deze tijd van toepassing?
12 Jezus berispt de christenen in Pérgamum ook voor ’het eten van dingen die aan afgoden ten slachtoffer waren gebracht’. Wat zou hierbij betrokken zijn? Uit Paulus’ woorden aan de Korinthiërs valt op te maken dat sommigen hun christelijke vrijheid misschien misbruikten en het geweten van anderen opzettelijk krenkten. Het is echter waarschijnlijker dat zij op de een of andere wijze daadwerkelijk aan afgodische ceremoniën deelnamen (1 Korinthiërs 8:4-13; 10:25-30). Getrouwe christenen in deze tijd moeten in de uitoefening van hun christelijke vrijheid onzelfzuchtige liefde aan de dag leggen en oppassen dat zij anderen niet tot struikelen brengen. Zij moeten beslist hedendaagse vormen van afgoderij, zoals het aanbidden van tv-sterren, filmsterren en sporthelden, mijden, en evenmin mogen zij geld, of zelfs hun eigen buik, tot een god maken. — Matthéüs 6:24; Filippenzen 1:9, 10; 3:17-19.
Vermijd sektarisme!
13. Welke terechtwijzende woorden richt Jezus vervolgens tot de christenen in Pérgamum, en waarom had de gemeente ze nodig?
13 Jezus vervolgt zijn terechtwijzing aan de christenen in Pérgamum met de woorden: „Zo zijn er ook bij u die op dezelfde wijze aan de leer van de sekte van Nikoláüs vasthouden” (Openbaring 2:15). Eerder heeft Jezus de Efeziërs geprezen omdat zij de daden van deze sekte haatten. Maar de christenen in Pérgamum hebben raad nodig hoe zij de gemeente voor sektarisme kunnen vrijwaren. Zij moeten strenger de hand houden aan christelijke maatstaven, opdat de eenheid waarvoor Jezus in Johannes 17:20-23 had gebeden, bewaard blijft. Het is noodzakelijk „zowel door de gezonde leer te vermanen als de tegensprekers terecht te wijzen”. — Titus 1:9.
14. (a) Tegen wie heeft de christelijke gemeente al heel vroeg de strijd moeten aanbinden, en hoe beschreef de apostel Paulus hen? (b) Op welke woorden van Jezus dient al wie misschien de neiging heeft ontwikkeld een afgescheiden groep te volgen, acht te slaan?
14 Al heel vroeg heeft de christelijke gemeente de strijd moeten aanbinden tegen trotse afvalligen, die door vleiend, bedrieglijk gepraat „in strijd met de leer” welke via Jehovah’s kanaal wordt verschaft, „verdeeldheid veroorzaken en aanleiding tot struikelen geven” (Romeinen 16:17, 18). De apostel Paulus waarschuwde in bijna al zijn brieven voor deze bedreiging.a In de huidige tijd, waarin Jezus de ware gemeente tot haar christelijke zuiverheid en eenheid heeft hersteld, vormt sektarisme nog steeds een gevaar. Derhalve dient al wie misschien de neiging heeft ontwikkeld een afgescheiden groep te volgen, aldus een sekte vormend, acht te slaan op Jezus’ volgende woorden: „Heb daarom berouw. Zo niet, dan kom ik vlug tot u, en ik zal oorlog tegen hen voeren met het lange zwaard van mijn mond.” — Openbaring 2:16.
15. Hoe begint sektarisme?
15 Hoe begint sektarisme? Misschien zaait iemand die zichzelf tot leraar heeft opgeworpen, twijfel door het oneens te zijn met een bepaalde bijbelse waarheid (zoals het feit dat wij in de laatste dagen leven), en zo scheidt een splintergroepering zich af en volgt hem (2 Timótheüs 3:1; 2 Petrus 3:3, 4). Of iemand oefent kritiek uit op de wijze waarop Jehovah zijn werk laat verrichten en doet een beroep op een „ontzie jezelf”-geest, door te beweren dat het noch schriftuurlijk noch noodzakelijk is van huis tot huis te gaan met de Koninkrijksboodschap. Wanneer zulke personen in navolging van Jezus en zijn apostelen aan die dienst zouden deelnemen, zou dit hen nederig houden; maar zij geven er de voorkeur aan zich af te scheiden en het kalm aan te doen, terwijl zij misschien als besloten groepje van tijd tot tijd enkel en alleen de bijbel lezen (Matthéüs 10:7, 11-13; Handelingen 5:42; 20:20, 21). Zulke personen verzinnen hun eigen ideeën over de Gedachtenisviering van Jezus’ dood, het schriftuurlijke gebod zich te onthouden van bloed, het vieren van feestdagen en het gebruik van tabak. Bovendien halen zij Jehovah’s naam naar beneden; het duurt niet lang of zij vallen terug in de toegeeflijke wegen van Babylon de Grote. Erger nog, enkelen worden er door Satan toe gebracht zich tegen ’hun medeslaven’, hun vroegere broeders, te keren en gaan hen „slaan”. — Matthéüs 24:49; Handelingen 15:29; Openbaring 17:5.
16. (a) Waarom dienen degenen die vanwege de invloed van afvalligen onzeker worden, er snel bij te zijn berouw te hebben? (b) Wat zal er gebeuren met degenen die weigeren berouw te hebben?
16 Een ieder die vanwege de invloed van afvalligen onzeker wordt, dient er snel bij te zijn gehoor te geven aan Jezus’ oproep tot berouw! Van afvalligen afkomstige propaganda moet als puur vergif van de hand gewezen worden! Ze stoelt op jaloezie en haat, niet op de rechtvaardige, eerbare en liefelijke waarheden waarmee Jezus zijn gemeente voedt (Lukas 12:42; Filippenzen 1:15, 16; 4:8, 9). Wat degenen aangaat die weigeren berouw te hebben, de Heer Jezus voert zeer beslist „oorlog tegen hen . . . met het lange zwaard van [zijn] mond”. Hij zift zijn volk ten einde de eenheid waarvoor hij bad toen hij de laatste avond met zijn discipelen op aarde bijeen was, te bewaren (Johannes 17:20-23, 26). Aangezien afvalligen weigeren de liefdevolle raad en hulp te aanvaarden die door de sterren in zijn rechterhand wordt geboden, oordeelt Jezus hen en straft hen „met de grootste strengheid” door hen „in de duisternis buiten” te werpen. Zij worden uit de gemeenschap gesloten, zodat zij niet meer als zuurdeeg kunnen werken onder Gods volk. — Matthéüs 24:48-51; 25:30; 1 Korinthiërs 5:6, 9, 13; Openbaring 1:16.
’Het verborgen manna en een witte kiezelsteen’
17. Welke beloning is weggelegd voor gezalfde christenen die ’overwinnen’, en wat moesten de christenen in Pérgamum weerstaan?
17 Een schitterende beloning is weggelegd voor allen die gehoor geven aan Jezus’ raad, die onder leiding van Jehovah’s heilige geest wordt gegeven. Luister! „Wie een oor heeft, hij hore wat de geest tot de gemeenten zegt: Hem die overwint, zal ik wat van het verborgen manna geven, en ik zal hem een witte kiezelsteen geven, en op de kiezelsteen staat een nieuwe naam geschreven, die niemand kent dan hij die hem ontvangt” (Openbaring 2:17). De christenen in Pérgamum worden dus evenals de christenen in Smyrna aangemoedigd te ’overwinnen’. Indien degenen die in Pérgamum zijn, waar de troon van Satan is, hierin willen slagen, moeten zij afgoderij mijden. Zij moeten de immoraliteit, het sektarisme en de afval die verband houden met Balak, Bileam en de sekte van Nikoláüs weerstaan. Wanneer die gezalfde christenen dit doen, zullen zij uitgenodigd worden wat van „het verborgen manna” te eten. Wat betekent dit?
18, 19. (a) Wat was het manna waarin Jehovah voor de Israëlieten voorzag? (b) Welk manna was verborgen? (c) Wat wordt door het eten van het verborgen manna gesymboliseerd?
18 In Mozes’ tijd verschafte Jehovah manna om de Israëlieten gedurende hun reis door de wildernis van voedsel te voorzien. Dat manna was niet verborgen, want elke morgen — behalve op de sabbat — verscheen het op wonderbaarlijke wijze als schilferachtige rijp die de aarde bedekte. Het was een goddelijke voorziening om de Israëlieten in leven te houden. Jehovah droeg Mozes op om „in al [Israëls] geslachten” iets van dit „brood” als een gedachtenis in een gouden kruik in de heilige ark van het verbond te bewaren. — Exodus 16:14, 15, 23, 26, 33; Hebreeën 9:3, 4.
19 Wat een passend symbool! Dit manna was verborgen in de allerheiligste afdeling van de tabernakel, waar het wonderbaarlijke licht dat boven het deksel van de Ark zweefde, Jehovah’s tegenwoordigheid symboliseerde (Exodus 26:34). Niemand mocht die heilige plaats binnengaan om van het verborgen manna te eten. Jezus zei echter dat zijn gezalfde volgelingen die overwinnen, wèl van „het verborgen manna” zouden eten. Evenals Christus die hun is voorgegaan, gaan zij „niet . . . in een met handen gemaakte heilige plaats [binnen], een kopie van de werkelijkheid, maar in de hemel zelf” (Hebreeën 9:12, 24). Wanneer zij worden opgewekt, doen zij onsterfelijkheid en onverderfelijkheid aan — een schitterende voorziening van Jehovah, gesymboliseerd door het onvergankelijke „verborgen manna” dat hun wordt gegeven. Hoe bevoorrecht is die kleine groep overwinnaars! — 1 Korinthiërs 15:53-57.
20, 21. (a) Waarop duidt het feit dat aan de gezalfde christenen een witte kiezelsteen wordt gegeven? (b) Welke hoop koestert de grote schare, aangezien er slechts 144.000 witte kiezelstenen zijn?
20 Zij ontvangen ook „een witte kiezelsteen”. In de Romeinse gerechtshoven werden kiezelstenen gebruikt om een vonnis te vellen.b Een witte kiezelsteen betekende vrijspraak, terwijl een zwarte kiezelsteen veroordeling inhield, vaak tot de dood. Dat Jezus de christenen in Pérgamum „een witte kiezelsteen” geeft, zou erop duiden dat hij verklaart dat zij onschuldig, zuiver en rein zijn. Maar Jezus’ woorden kunnen nog een verdere betekenis hebben. In Romeinse tijden werden kiezelstenen ook als toegangskaarten voor belangrijke evenementen gebruikt. Bijgevolg kan de witte kiezelsteen op iets heel speciaals duiden voor een gezalfde christen die de overwinning behaalt, namelijk dat hij in de hemel toegang verkrijgt tot een ereplaats bij de bruiloft van het Lam. Er worden slechts 144.000 van zulke kiezelstenen verstrekt. — Openbaring 14:1; 19:7-9.
21 Betekent dit dat u, indien u tot de grote schare medeaanbidders behoort, buiten beschouwing gelaten wordt? Volstrekt niet! Hoewel u de witte kiezelsteen die toegang verleent tot de hemel niet ontvangt, kunt u, indien u volhardt, uit de grote verdrukking komen ten einde een aandeel te hebben aan de vreugdevolle taak het Paradijs op aarde te herstellen. U zult hierin worden bijgestaan door de uit de doden opgewekte getrouwen uit voorchristelijke tijden en degenen van de andere schapen die misschien nog maar kort geleden gestorven zijn. Uiteindelijk zullen alle andere losgekochte doden begunstigd worden met een opstanding tot leven op een paradijsaarde. — Psalm 45:16; Johannes 10:16; Openbaring 7:9, 14.
22, 23. Wat houdt de naam in die geschreven staat op de kiezelsteen die aan de gezalfde christenen wordt gegeven, en welke aanmoediging dient dit te verschaffen?
22 Wat is de nieuwe naam die op de kiezelsteen geschreven staat? Een naam is een middel om iemand te identificeren en hem van anderen te onderscheiden. Deze gezalfde christenen ontvangen de kiezelsteen nadat zij hun aardse loopbaan als overwinnaars hebben beëindigd. Het is derhalve duidelijk dat de naam op de kiezelsteen verband houdt met hun voorrecht om met Jezus in de hemel verenigd te worden — een hoogst vertrouwelijke positie van koninklijke dienst die alleen ten volle naar waarde geschat kan worden door degenen die het hemelse koninkrijk beërven en hun alleen ten deel kan vallen. Het is derhalve een naam, of een aanduiding van een officiële positie, „die niemand kent dan hij die hem ontvangt”. — Vergelijk Openbaring 3:12.
23 Wat een aansporing voor de Johannesklasse om te ’horen wat de geest tot de gemeenten zegt’ en dit toe te passen! En wat is dit voor hun metgezellen, de grote schare, een aanmoediging om samen met hen getrouw te dienen terwijl zij zich hier op aarde in hun gezelschap kunnen verheugen en met hen een aandeel hebben aan het bekendmaken van Jehovah’s koninkrijk!
[Voetnoten]
a Zie ook 1 Korinthiërs 3:3, 4, 18, 19; 2 Korinthiërs 11:13; Galaten 4:9; Efeziërs 4:14, 15; Filippenzen 3:18, 19; Kolossenzen 2:8; 1 Thessalonicenzen 3:5; 2 Thessalonicenzen 2:1-3; 1 Timótheüs 6:3-5; 2 Timótheüs 2:17; 4:3, 4; Titus 1:13, 14; 3:10; Hebreeën 10:26, 27.
b Zie Handelingen 26:10 en voetnoot in de NW, Studiebijbel.
[Illustraties op blz. 43]
Deze bewijzen van wijdverbreide heidense aanbidding zijn te zien in het Pergamon-Museum in Berlijn
[Illustratie op blz. 45]
Een hoeveelheid manna was verborgen in de ark van het verbond. Dat aan overwinnende gezalfden symbolisch „verborgen manna” gegeven wordt, betekent dat zij onsterfelijkheid ontvangen
[Illustratie op blz. 45]
De witte kiezelsteen is voor degenen die toegang verkrijgen tot de bruiloft van het Lam