Christus spreekt tot de gemeenten
„Deze dingen zegt hij die de zeven sterren in zijn rechterhand houdt.” — OPENBARING 2:1.
1, 2. Waarom moet dat wat Christus tegen zeven gemeenten in Klein-Azië zei, ons interesseren?
JEHOVAH’S eniggeboren Zoon, Jezus Christus, is het Hoofd van de christelijke gemeente. Om de gemeente van zijn gezalfde volgelingen onbevlekt te houden, oefent Christus zijn gezag als Hoofd uit door hen te prijzen en te corrigeren (Efeziërs 5:21-27). Voorbeelden hiervan vinden we in Openbaring hoofdstuk 2 en 3, waar we Jezus’ krachtige, liefdevolle boodschappen aan zeven gemeenten in Klein-Azië aantreffen.
2 Voordat de apostel Johannes Jezus’ woorden aan de zeven gemeenten hoorde, kreeg hij een visioen van „de dag des Heren” (Openbaring 1:10). Die „dag” begon in 1914, toen het Messiaanse koninkrijk werd opgericht. Wat Christus tegen de gemeenten zei, is dan ook bijzonder belangrijk in deze laatste dagen. Zijn aanmoediging en raad helpen ons deze kritieke tijden door te komen. — 2 Timotheüs 3:1-5.
3. Welke figuurlijke betekenis hebben de „sterren”, „engelen” en „gouden lampestandaarden” die de apostel Johannes zag?
3 Johannes zag de verheerlijkte Jezus Christus, die „de zeven sterren in zijn rechterhand houdt” en „te midden van de zeven gouden lampestandaarden [gemeenten] wandelt”. De „sterren” zijn „de engelen van de zeven gemeenten” (Openbaring 1:20; 2:1). Sterren zijn soms een afbeelding van engelen, maar Christus zou boodschappen voor geestelijke schepselen nooit door een mens laten optekenen. Het is dus logisch dat deze „sterren” op met de geest gezalfde opzieners of lichamen van ouderlingen duiden. Ze worden „engelen” genoemd vanwege hun rol als boodschappers. Omdat Gods organisatie gegroeid is, heeft „de beleidvolle beheerder” ook bekwame mannen uit de „andere schapen” van Jezus als opzieners aangesteld. — Lukas 12:42-44; Johannes 10:16.
4. Hoe hebben ouderlingen er baat bij aandacht te schenken aan wat Christus tegen de gemeenten zegt?
4 De „sterren” bevinden zich in Jezus’ rechterhand — ze genieten zijn gunst en staan onder zijn gezag, toezicht en bescherming. Ze moeten dan ook verantwoording aan hem afleggen. Door zijn woorden aan elk van de zeven gemeenten ter harte te nemen, leren ouderlingen in deze tijd hoe ze soortgelijke situaties kunnen aanpakken. Uiteraard geldt voor alle christenen dat ze naar Gods Zoon moeten luisteren (Markus 9:7). Wat kunnen we dus leren door goed op te letten terwijl Christus tot de gemeenten spreekt?
Aan de engel in Efeze
5. Wat voor stad was Efeze?
5 De gemeente in Efeze werd door Jezus zowel geprezen als terechtgewezen. (Lees Openbaring 2:1-7.) In dit rijke commerciële en religieuze centrum aan de westkust van Klein-Azië stond de reusachtige tempel van de godin Artemis. Hoewel immoraliteit, valse religie en de beoefening van magie hoogtij vierden, zegende Jehovah de bediening van de apostel Paulus en anderen in die stad. — Handelingen hfst. 19.
6. Hoe lijken loyale christenen in deze tijd op die in het oude Efeze?
6 Christus gaf de gemeente in Efeze het volgende compliment: „Ik ken uw daden, en uw moeizame arbeid en volharding, en ik weet dat gij slechte mensen niet kunt verdragen, en dat gij hen die zeggen dat zij apostelen zijn maar het niet zijn, op de proef stelt en hen leugenaars hebt bevonden.” In deze tijd staan de gemeenten van Jezus’ ware volgelingen ook bekend om goede daden, hard werk en volharding. Ze tolereren geen valse broeders die zich opwerpen als apostelen (2 Korinthiërs 11:13, 26). Net als de Efeziërs kunnen loyale christenen van nu ’slechte mensen niet verdragen’. Om Jehovah’s aanbidding zuiver te houden en de gemeente te beschermen, hebben ze dan ook geen omgang met onberouwvolle afvalligen. — Galaten 2:4, 5; 2 Johannes 8-11.
7, 8. Welk ernstig probleem bestond in de gemeente in Efeze, en wat kunnen wij in zo’n situatie doen?
7 Toch hadden christenen in Efeze een ernstig probleem. „Niettemin heb ik dit tegen u,” zei Jezus, „dat gij de liefde die gij eerst hadt, hebt verlaten.” Leden van de gemeente moesten hun eerste liefde voor Jehovah weer aanwakkeren (Markus 12:28-30; Efeziërs 2:4; 5:1, 2). Ook wij moeten oppassen dat we onze eerste liefde voor God niet verliezen (3 Johannes 3). Maar stel nu dat een verlangen naar materiële rijkdom of het najagen van genoegens ons leven gaat beheersen (1 Timotheüs 4:8; 6:9, 10). Dan moeten we vurig om Gods hulp bidden om zulke neigingen te vervangen door een diepe liefde voor Jehovah en dankbaarheid voor alles wat hij en zijn Zoon voor ons hebben gedaan. — 1 Johannes 4:10, 16.
8 Christus spoorde de Efeziërs aan: „Bedenk daarom vanwaar gij gevallen zijt en heb berouw en doe de daden van vroeger.” En als ze dat niet zouden doen? „Zo niet,” zei Jezus, „dan kom ik tot u, en ik zal uw lampestandaard van zijn plaats verwijderen.” Als al Gods schapen hun eerste liefde zouden verliezen, dan zou de „lampestandaard”, de gemeente, niet meer bestaan. Laten we er daarom als ijverige christenen hard aan werken dat de gemeente geestelijk blijft schijnen. — Mattheüs 5:14-16.
9. Hoe moet sektarisme worden bezien?
9 Het was prijzenswaardig dat de Efeziërs „de daden van de sekte van Nikolaüs” haatten. Buiten de vermelding in Openbaring is er niets definitiefs bekend over de oorsprong, leringen en praktijken van deze sekte. Maar aangezien Jezus het aanhangen van mensen veroordeelde, moeten wij net als de christenen in Efeze sektarisme blijven haten. — Mattheüs 23:10.
10. Wat zullen degenen ervaren die doen wat de geest zegt?
10 „Wie een oor heeft, hij hore wat de geest tot de gemeenten zegt”, zei Christus. Toen Jezus op aarde was, sprak hij onder invloed van Gods geest (Jesaja 61:1; Lukas 4:16-21). Wij moeten dus goed luisteren naar wat God nu via hem zegt door middel van de heilige geest. Onder leiding van de geest beloofde Jezus: „Hem die overwint, zal ik geven te eten van de boom des levens, die in het paradijs van God staat.” Voor gezalfden betekent dat, als ze doen wat de geest zegt, onsterfelijkheid in het hemelse „paradijs van God”, Jehovah’s eigen tegenwoordigheid. De leden van de „grote schare”, die ook luisteren naar wat de geest zegt, zullen van een aards paradijs genieten. Daar zullen ze drinken van „een rivier van water des levens” en de genezende werking ervaren van „de bladeren van de bomen” die aan de oevers groeien. — Openbaring 7:9; 22:1, 2; Lukas 23:43.
11. Hoe zouden we de liefde voor Jehovah kunnen bevorderen?
11 De Efeziërs hadden hun eerste liefde verloren. Maar stel nu dat zo’n situatie in deze tijd in een gemeente ontstaat. Laat elk van ons persoonlijk dan de liefde voor Jehovah bevorderen door over zijn liefdevolle daden te praten. We kunnen onze dankbaarheid uiten voor de liefde die God heeft getoond door zijn geliefde Zoon als losprijs te geven (Johannes 3:16; Romeinen 5:8). Wanneer dat passend is, kunnen we in commentaren en programmaonderdelen op vergaderingen Gods liefde ter sprake brengen. We kunnen onze eigen liefde voor Jehovah tonen door in de christelijke bediening zijn naam te loven (Psalm 145:10-13). Ja, onze woorden en daden kunnen er veel toe bijdragen de eerste liefde van een gemeente aan te wakkeren of te versterken.
Aan de engel in Smyrna
12. Wat leert de geschiedenis over Smyrna en de plaatselijke religieuze gebruiken?
12 De gemeente in Smyrna werd welgemeend geprezen door Christus, „’de Eerste en de Laatste’, die een dode werd en weer tot leven gekomen is” door een opstanding. (Lees Openbaring 2:8-11.) Smyrna (nu Izmir in Turkije) lag aan de westkust van Klein-Azië. De stad werd door de Grieken gebouwd maar rond 580 v.G.T. door de Lydiërs verwoest. Opvolgers van Alexander de Grote herbouwden Smyrna op een andere plaats. Het ging deel uitmaken van de Romeinse provincie Asia en was een bloeiend handelscentrum, bekend om zijn fraaie openbare gebouwen. De tempel van Tiberius Caesar maakte het tot een centrum van keizerverering. Bij de verering moest men een snuifje wierook branden en zeggen: „Caesar is Heer.” Christenen konden dat niet doen, want voor hen ’is Jezus Heer’. Om die reden werden ze onderdrukt. — Romeinen 10:9.
13. In welk opzicht waren de christenen in Smyrna rijk ondanks hun materiële armoede?
13 Behalve verdrukking leden de christenen in Smyrna armoede, mogelijk als gevolg van economische represailles omdat ze niet aan keizerverering deden. Ook Jehovah’s hedendaagse dienstknechten zijn niet gevrijwaard voor zulke beproevingen (Openbaring 13:16, 17). Degenen die als de christenen in Smyrna zijn, zijn ondanks hun materiële armoede geestelijk rijk. En daar gaat het tenslotte om. — Spreuken 10:22; 3 Johannes 2.
14, 15. Welke troost kunnen gezalfden uit Openbaring 2:10 putten?
14 De meeste joden in Smyrna waren „een synagoge van Satan”, omdat ze vasthielden aan onschriftuurlijke tradities, Gods Zoon verwierpen en diens met de geest gezalfde volgelingen belasterden (Romeinen 2:28, 29). Maar wat een troost kunnen gezalfden putten uit wat Jezus daarna zegt: „Wees niet bevreesd voor de dingen die gij gaat lijden. Zie! De Duivel zal voortgaan sommigen van u in de gevangenis te werpen, opdat gij volledig op de proef wordt gesteld en opdat gij tien dagen verdrukking hebt. Bewijs dat gij getrouw zijt, zelfs tot de dood, en ik zal u de kroon des levens geven.” — Openbaring 2:10.
15 Jezus was niet bang om voor het hoog houden van Jehovah’s soevereiniteit te sterven (Filippenzen 2:5-8). Hoewel Satan nu oorlog voert tegen de overgebleven gezalfden, zijn ze niet bang voor de dingen die ze als groep moeten verduren — verdrukking, gevangenzetting of een gewelddadige dood (Openbaring 12:17). Ze zullen de wereld overwinnen. En in plaats van de verwelkende bloemenkrans die de winnaars van heidense spelen droegen, belooft Christus opgestane gezalfden „de kroon des levens” als onsterfelijke schepselen in de hemel. Wat een kostbaar geschenk!
16. Als we met een gemeente zoals die in het oude Smyrna verbonden zijn, waarop dienen we dan onze aandacht te richten?
16 Maar wat moeten we, of we nu een hemelse of een aardse hoop hebben, doen als we verbonden zijn met een gemeente zoals die in het oude Smyrna? Laten we dan onze medegelovigen helpen zich te concentreren op de belangrijkste reden waarom God vervolging toelaat: de strijdvraag over universele soevereiniteit. Elke Getuige van Jehovah die rechtschapen blijft, bewijst dat Satan een leugenaar is en toont aan dat mensen zelfs onder vervolging Gods recht om als Universele Soeverein te regeren onwrikbaar kunnen ondersteunen (Spreuken 27:11). Laten we andere christenen aanmoedigen vervolging te verduren en, als gevolg daarvan, het blijvende ’voorrecht te hebben onbevreesd heilige dienst voor Jehovah te verrichten met loyaliteit en rechtvaardigheid voor zijn aangezicht al onze dagen’ — ja, voor eeuwig. — Lukas 1:68, 69, 74, 75.
Aan de engel van Pergamum
17, 18. Van wat voor aanbidding was Pergamum een centrum, en wat zou het gevolg kunnen zijn als iemand weigerde aan zulke afgoderij mee te doen?
17 De gemeente in Pergamum ontving zowel lovende woorden als correctie. (Lees Openbaring 2:12-17.) Pergamum lag zo’n 80 kilometer ten noorden van Smyrna. De stad was doortrokken van heidense religie. Kennelijk waren Chaldeeuwse magiërs (astrologen) uit Babylon daar naar toe gevlucht. Er kwamen ook drommen zieke mensen naar de beroemde tempel van Asclepius, de valse god van de geneeskunde. Pergamum, met zijn tempel die aan de verering van Caesar Augustus was gewijd, is wel aangeduid als „het belangrijkste centrum van de keizercultus in de vroege tijd van het rijk”. — Encyclopædia Britannica, 1959, Deel 17, blz. 507.
18 In Pergamum stond een altaar dat aan Zeus was opgedragen. De stad was ook een bolwerk van de vergoddelijking van mensen, wat door de Duivel wordt gestimuleerd. Geen wonder dat over de plaatselijke gemeente werd gezegd dat ze woonde „waar de troon van Satan” was! Als iemand Jehovah’s soevereiniteit hoog hield en weigerde de keizer te aanbidden, kon dat de dood voor hem betekenen. De wereld ligt nog steeds in de macht van de Duivel, en nu worden nationale symbolen verafgood (1 Johannes 5:19). Vanaf de eerste eeuw tot nu toe zijn veel getrouwe christenen de marteldood gestorven. Christus vermeldde een van hen: „Antipas, mijn getuige, de getrouwe, die aan uw zijde, daar waar Satan woont, gedood werd.” Jehovah God en Jezus Christus zullen die loyale dienstknechten beslist gedenken. — 1 Johannes 5:21.
19. Wat deed Bileam, en waarvoor moeten alle christenen oppassen?
19 Christus sprak ook over „de leer van Bileam”. De valse profeet Bileam probeerde in zijn zucht naar materieel gewin Israël te vervloeken. Toen God zijn vloek in een zegen veranderde, werkte Bileam samen met de Moabitische koning Balak en verlokte veel Israëlieten tot afgoderij en immoraliteit. Ouderlingen moeten net zo ferm voor rechtvaardigheid zijn als Pinehas was, die optrad tegen Bileams intriges (Numeri 22:1–25:15; 2 Petrus 2:15, 16; Judas 11). In feite moeten alle christenen op hun hoede zijn voor afgoderij en het binnendringen van immoraliteit in de gemeente. — Judas 3, 4.
20. Als een christen afvallige ideeën begint te krijgen, wat moet hij dan doen?
20 De gemeente in Pergamum verkeerde in groot gevaar omdat ze in hun midden mensen tolereerden die ’aan de leer van de sekte van Nikolaüs vasthielden’. Christus zei tegen de gemeente: „Heb daarom berouw. Zo niet, dan kom ik vlug tot u, en ik zal oorlog tegen hen voeren met het lange zwaard van mijn mond.” Sektariërs willen christenen geestelijke schade berokkenen, en degenen die eropuit zijn afscheidingen en sekten te bevorderen, zullen Gods koninkrijk niet beërven (Romeinen 16:17, 18; 1 Korinthiërs 1:10; Galaten 5:19-21). Laten Christus’ woorden een waarschuwing zijn voor christenen die afvallige ideeën gaan koesteren en ze willen verspreiden! Om zich voor onheil te behoeden, dienen ze berouw te hebben en geestelijke hulp van de ouderlingen in de gemeente te zoeken (Jakobus 5:13-18). Het is van belang onmiddellijk te handelen, want Jezus komt snel om het oordeel te voltrekken.
21, 22. Wie eten van „het verborgen manna”, en wat beeldt het af?
21 Getrouwe gezalfde christenen en hun loyale metgezellen hoeven niet bang te zijn voor het komende oordeel. Allen die de raad ter harte nemen die Jezus onder leiding van Gods heilige geest geeft, staan zegeningen te wachten. Gezalfden die de wereld overwinnen, zullen bijvoorbeeld worden uitgenodigd van „het verborgen manna” te eten en ze zullen „een witte kiezelsteen” krijgen waarop „een nieuwe naam” staat.
22 God verschafte het manna om de Israëlieten tijdens hun veertigjarige tocht door de wildernis in leven te houden. Een hoeveelheid van dat „brood” werd in een gouden kruik in de verbondsark bewaard en was dus verborgen in het Allerheiligste van de tabernakel, waar een wonderbaarlijk licht Jehovah’s aanwezigheid symboliseerde (Exodus 16:14, 15, 23, 26, 33; 26:34; Hebreeën 9:3, 4). Niemand mocht van dat verborgen manna eten. Maar Jezus’ gezalfde volgelingen nemen bij hun opstanding onsterfelijkheid aan, wat gesymboliseerd wordt door het eten van „het verborgen manna”. — 1 Korinthiërs 15:53-57.
23. Wat betekenen de „witte kiezelsteen” en de „nieuwe naam”?
23 In een Romeins gerechtshof bracht een zwarte kiezelsteen veroordeling terwijl een witte vrijspraak betekende. Dat Jezus de overwinnende gezalfde christenen „een witte kiezelsteen” geeft, duidt erop dat hij hen onschuldig, zuiver en rein verklaart. Aangezien de Romeinen kiezelstenen eveneens gebruikten om toegang te krijgen tot belangrijke evenementen, kan de „witte kiezelsteen” ook betekenen dat de gezalfde een plaats in de hemel krijgt bij de bruiloft van het Lam (Openbaring 19:7-9). De „nieuwe naam” heeft klaarblijkelijk betrekking op het voorrecht met Jezus verenigd te zijn als mede-erfgenamen in het hemelse koninkrijk. Wat is dit alles aanmoedigend voor gezalfden en ook voor hun medewerkers in Jehovah’s dienst, die in een paradijs op aarde hopen te leven!
24. Hoe moeten we ons tegenover afval opstellen?
24 Het is verstandig te bedenken dat de gemeente in Pergamum in gevaar werd gebracht door afvalligen. Als het geestelijke welzijn van onze gemeente door eenzelfde situatie wordt bedreigd, laten we ons dan volledig van afvallige denkbeelden distantiëren en in de waarheid blijven wandelen (Johannes 8:32, 44; 3 Johannes 4). Aangezien valse leraren of personen met afvallige neigingen een hele gemeente kunnen aantasten, moeten we ons krachtig tegen afval verzetten en ons er nooit door verdorven redeneringen van laten weerhouden de waarheid te gehoorzamen. — Galaten 5:7-12; 2 Johannes 8-11.
25. De boodschappen aan welke vier gemeenten komen in het volgende artikel aan bod?
25 De prijzende woorden en raad van de verheerlijkte Jezus Christus tot de eerste drie van de zeven gemeenten in Klein-Azië die we hebben besproken, stemmen ons tot nadenken. Maar onder leiding van de heilige geest heeft hij ook heel wat te zeggen tegen de vier andere gemeenten. Die boodschappen, gericht aan Thyatira, Sardes, Filadelfia en Laodicea, worden in het volgende artikel besproken.
Wat zouden we antwoorden?
• Waarom moeten we aandacht schenken aan wat Christus tegen de gemeenten zegt?
• Hoe kunnen we de eerste liefde van een gemeente weer aanwakkeren?
• Waarom kan van de in materieel opzicht arme christenen in het oude Smyrna gezegd worden dat ze eigenlijk rijk waren?
• Hoe moeten we, in het licht van de situatie in de gemeente in Pergamum, afvallige ideeën bezien?
[Kaart op blz. 10]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
GRIEKENLAND
KLEIN-AZIË
Efeze
Smyrna
Pergamum
Thyatira
Sardes
Filadelfia
Laodicea
[Illustratie op blz. 12]
De „grote schare” zal van een paradijs op aarde genieten
[Illustraties op blz. 13]
Vervolgde christenen overwinnen de wereld