Hoofdstuk 44
De Openbaring en u
1. (a) Welke geruststellende verzekering geeft de engel aan Johannes? (b) Wie is het die zegt: „Ik kom vlug”, en wanneer vindt die ’komst’ plaats?
WANNEER u de verrukkelijke beschrijving van het Nieuwe Jeruzalem leest, wordt u er misschien toe bewogen te vragen: „Behoort zo iets moois werkelijk tot het rijk der mogelijkheden?” Johannes beantwoordt die vraag door te vertellen wat de engel vervolgens zegt: „En hij zei tot mij: ’Deze woorden zijn getrouw en waarachtig; ja, Jehovah, de God van de geïnspireerde uitingen van de profeten, heeft zijn engel uitgezonden om aan zijn slaven de dingen te tonen die binnenkort gebeuren moeten. En zie! ik kom vlug. Gelukkig is een ieder die de woorden van de profetie van deze boekrol onderhoudt’” (Openbaring 22:6, 7). Alle schitterende beloften in het boek Openbaring zullen werkelijk vervuld worden! Sprekend in de naam van Jezus kondigt de engel aan dat Jezus gauw komt, ja „vlug”. Dit moet betrekking hebben op Jezus’ komst „als een dief” om Jehovah’s vijanden te verdelgen en de grootse en gelukkige climax van de Openbaring in te luiden (Openbaring 16:15, 16). Wij dienen ons leven derhalve in te richten naar de woorden van „deze boekrol”, de Openbaring, om te dien tijde gelukkig geprezen te kunnen worden.
2. (a) Hoe reageert Johannes op de rijkdom van onthullingen, en wat zegt de engel tot hem? (b) Wat leren wij uit de woorden van de engel: „Pas op!” en „Aanbid God”?
2 Na zo’n rijkdom van onthullingen is het begrijpelijk dat Johannes zich overweldigd voelde: „Nu dan, ik, Johannes, was het die deze dingen hoorde en zag. En toen ik gehoord en gezien had, viel ik neer om te aanbidden voor de voeten van de engel die mij deze dingen had getoond. Maar hij zegt tot mij: ’Pas op! Doe dat niet! Ik ben slechts een medeslaaf van u en van uw broeders die profeten zijn en van hen die de woorden van deze boekrol onderhouden. Aanbid God’” (Openbaring 22:8, 9; vergelijk Openbaring 19:10). Deze tweemaal geuite waarschuwing om geen engelen te aanbidden, kwam in de dagen van Johannes te rechter tijd, aangezien sommigen klaarblijkelijk een dergelijke aanbidding beoefenden of beweerden speciale openbaringen van engelen te hebben ontvangen (1 Korinthiërs 13:1; Galaten 1:8; Kolossenzen 2:18). In deze tijd wordt erdoor beklemtoond dat wij alleen God moeten aanbidden (Matthéüs 4:10). Wij mogen de zuivere aanbidding niet verontreinigen door iemand of iets anders te aanbidden. — Jesaja 42:5, 8.
3, 4. Wat zegt de engel verder, en hoe heeft het gezalfde overblijfsel zijn woorden gehoorzaamd?
3 Johannes vervolgt: „Ook zegt hij tot mij: ’Verzegel de woorden van de profetie van deze boekrol niet, want de bestemde tijd is nabij. Wie onrechtvaardigheid doet, doe nog verder onrechtvaardigheid; en de vuile worde nog verder vuilgemaakt; maar laat de rechtvaardige nog verder rechtvaardigheid doen, en laat de heilige nog verder geheiligd worden.’” — Openbaring 22:10, 11.
4 Het gezalfde overblijfsel in deze tijd heeft de woorden van de engel gehoorzaamd. Zij hebben de woorden van de profetie niet verzegeld. Integendeel, in de allereerste uitgave van Zion’s Watch Tower and Herald of Christ’s Presence (juli 1879) stonden reeds commentaren op talrijke verzen uit de Openbaring. Zoals wij in ons eerste hoofdstuk hebben uiteengezet, hebben Jehovah’s Getuigen in de loop der jaren andere verhelderende boeken over de Openbaring gepubliceerd. Nu vestigen wij opnieuw de aandacht van alle waarheidlievende personen op de krachtige profetieën in het boek Openbaring en hun vervulling.
5. (a) Als mensen de waarschuwingen en de raad uit het boek Openbaring willen negeren, wat dan? (b) Wat dient de reactie van zachtmoedigen en rechtvaardigen te zijn?
5 Als mensen de waarschuwingen en de raad uit het boek Openbaring willen negeren, nu, laat hen dan hun gang gaan! „Wie onrechtvaardigheid doet, doe nog verder onrechtvaardigheid.” Als zij dat verkiezen, kunnen degenen die zich wentelen in de vuiligheid van dit toegeeflijke tijdperk, in die vuiligheid sterven. Binnenkort zullen Jehovah’s oordelen volledig voltrokken worden, te beginnen met de vernietiging van Babylon de Grote. Laten zachtmoedigen zorgvuldig acht slaan op de woorden van de profeet: „Zoekt Jehovah . . . Zoekt rechtvaardigheid, zoekt zachtmoedigheid. Wellicht zult gij verborgen worden op de dag van Jehovah’s toorn” (Zefanja 2:3). Wat degenen betreft die zich reeds aan Jehovah hebben opgedragen, „laat de rechtvaardige nog verder rechtvaardigheid doen, en laat de heilige nog verder geheiligd worden”. Zij die verstandig zijn, weten dat geen enkel tijdelijk voordeel dat uit zonde voortvloeit, zich kan meten met de blijvende zegeningen waarin degenen zich zullen verheugen die rechtvaardigheid en heiligheid nastreven. De bijbel zegt: „Blijft beproeven of gij in het geloof zijt, blijft bewijzen dat gij goedgekeurd zijt” (2 Korinthiërs 13:5). Op grond van de handelwijze die u verkiest en waaraan u vasthoudt, zult u uw loon ontvangen. — Psalm 19:9-11; 58:10, 11.
6. Wat zegt Jehovah wanneer hij zich in de profetie voor de laatste maal tot degenen richt die de Openbaring lezen?
6 Jehovah, de Koning der eeuwigheid, richt zich in de profetie nu voor het laatst tot degenen die de Openbaring lezen en zegt: „Zie! Ik kom vlug, en het loon dat ik geef, heb ik bij mij, om een ieder te vergelden naar zijn werk. Ik ben de Alfa en de Ómega, de eerste en de laatste, het begin en het einde. Gelukkig zijn zij die hun lange gewaden wassen, opdat hun het recht wordt verleend om naar de bomen des levens te gaan en zij ingang in de stad mogen verkrijgen door haar poorten. Buiten zijn de honden en zij die spiritisme beoefenen en de hoereerders en de moordenaars en de afgodendienaars en een ieder die op de leugen gesteld is en ze beoefent.” — Openbaring 22:12-15.
7. (a) Met welk doel komt Jehovah „vlug”? (b) Waarom zullen de geestelijken van de christenheid geen deel hebben aan het Nieuwe Jeruzalem?
7 Nogmaals beklemtoont Jehovah God zijn eeuwige soevereiniteit en het feit dat hij datgene wat hij zich aanvankelijk heeft voorgenomen, ten slotte zal verwezenlijken. Hij ’komt vlug’ om het oordeel te voltrekken en zal degenen die hem ernstig zoeken, belonen (Hebreeën 11:6). Op grond van zijn maatstaven zal bepaald worden wie beloond en wie verworpen zullen worden. De geestelijken van de christenheid hebben als „stomme honden” gehandeld door de ondeugden die Jehovah hier beschrijft, oogluikend toe te laten (Jesaja 56:10-12; zie ook Deuteronomium 23:18, NW, Studiebijbel, voetnoot). Ja, zij zijn op leugenachtige leerstellingen en dogma’s ’gesteld geweest en hebben ze beoefend’, en zij hebben Jezus’ raad aan de zeven gemeenten volkomen genegeerd. Vandaar dat zij geen deel hebben aan het Nieuwe Jeruzalem.
8. (a) Wie alleen ’gaan naar de bomen des levens’, en wat betekent dit? (b) Hoe hebben de leden van de grote schare „hun lange gewaden gewassen”, en hoe behouden zij een reine positie?
8 Alleen de gezalfde christenen die werkelijk „hun lange gewaden wassen” zodat zij rein zijn in Jehovah’s ogen, ontvangen het voorrecht om „naar de bomen des levens te gaan”. Dat wil zeggen, zij ontvangen het onvervreemdbare recht op onsterfelijk leven in hun hemelse positie. (Vergelijk Genesis 3:22-24; Openbaring 2:7; 3:4, 5.) Na hun dood als mens verkrijgen zij door middel van een opstanding uit de doden toegang tot het Nieuwe Jeruzalem. De twaalf engelen laten hen binnen, terwijl zij een ieder die de leugen of onreinheid beoefent buiten houden, ook al beweert zo iemand een hemelse hoop te hebben. De leden van de grote schare op aarde hebben eveneens „hun lange gewaden gewassen en hebben ze wit gemaakt in het bloed van het Lam”, en zij moeten hun reine positie behouden. Dit kunnen zij doen door de ondeugden te mijden waartegen Jehovah hier waarschuwt, alsmede door Jezus’ vermaning in zijn zeven boodschappen aan de gemeenten ter harte te nemen. — Openbaring 7:14; hoofdstuk 2 en 3.
9. Welke woorden spreekt Jezus, en tot wie is zijn boodschap en het hele boek Openbaring in de eerste plaats gericht?
9 Na Jehovah spreekt Jezus. Hij richt tot rechtgeaarde personen die de Openbaring lezen, de volgende aanmoedigende woorden: „Ik, Jezus, heb mijn engel gezonden om aan u getuigenis van deze dingen af te leggen voor de gemeenten. Ik ben de wortel en de nakomeling van David, en de heldere morgenster” (Openbaring 22:16). Ja, deze woorden zijn in de eerste plaats „voor de gemeenten” bestemd. Dit is allereerst een boodschap voor de gemeente van gezalfde christenen op aarde. Alles in het boek Openbaring wordt in de eerste plaats gericht tot de gezalfde christenen, die in het Nieuwe Jeruzalem zullen wonen. Via die gemeente ontvangt ook de grote schare het voorrecht begrip van deze kostbare profetische waarheden te verwerven. — Johannes 17:18-21.
10. Waarom noemde Jezus zichzelf (a) „de wortel en de nakomeling van David”? (b) „de heldere morgenster”?
10 Aan Jezus Christus werd de taak toevertrouwd de Openbaring over te brengen aan Johannes en via hem aan de gemeente. Jezus is zowel „de wortel [als] de nakomeling van David”. Hij was naar het vlees een afstammeling van David en is aldus bevoegd Koning van Jehovah’s koninkrijk te zijn. Hij zal ook Davids „Eeuwige Vader” en aldus Davids „wortel” worden (Jesaja 9:6; 11:1, 10). Hij is de permanente, onsterfelijke Koning in Davids geslachtslijn, als een vervulling van Jehovah’s verbond met David, en „de heldere morgenster” die in de dagen van Mozes was voorzegd (Numeri 24:17; Psalm 89:34-37). Hij is de „dagster” die opgaat en aldus de dag doet aanbreken (2 Petrus 1:19). Alle listen van de grote vijandin Babylon de Grote zijn niet in staat geweest het stralende opgaan van deze ster te verhinderen.
Zeg: „Kom!”
11. Welke open uitnodiging doet Johannes nu toekomen, en wie kunnen er gehoor aan geven?
11 Nu is Johannes zelf aan de beurt om te spreken. Vanuit een hart dat overvloeit van waardering voor alles wat hij heeft gezien en gehoord, roept hij uit: „En de geest en de bruid blijven zeggen: ’Kom!’ En laat een ieder die het hoort, zeggen: ’Kom!’ En een ieder die dorst heeft, kome; een ieder die wil, neme het water des levens om niet” (Openbaring 22:17). De voordelen van Jezus’ loskoopoffer zullen niet beperkt zijn tot de 144.000, want dit is een open uitnodiging. Jehovah’s aandrijvende geest werkt via de bruidklasse, zodat de boodschap in alle duidelijkheid blijft weerklinken: „[Neem] het water des levens om niet.” (Zie ook Jesaja 55:1; 59:21.) Een ieder die naar rechtvaardigheid dorst, wordt uitgenodigd te ’komen’ en uit Jehovah’s overvloed te ontvangen (Matthéüs 5:3, 6). Hoe bevoorrecht zijn allen van de toekomstige aardse klasse die gehoor geven aan deze uitnodiging die de gezalfde Johannesklasse doet toekomen!
12. Hoe reageert de grote schare op de uitnodiging uit Openbaring 22:17?
12 Sinds het begin van de jaren ’30 van de vorige eeuw „hoort” de in aantal toenemende grote schare, door aandacht te schenken aan de uitnodiging. Evenals hun gezalfde medeslaven hebben zij een reine positie in Jehovah’s ogen verkregen. Zij zien reikhalzend uit naar de tijd dat het Nieuwe Jeruzalem uit de hemel zal neerdalen om als kanaal te dienen door middel waarvan zegeningen naar de mensheid zullen vloeien. Nadat de leden van de grote schare de bezielende boodschap van de Openbaring hebben gehoord, zeggen zij niet alleen „Kom!” maar houden zij zich er actief mee bezig anderen tot Jehovah’s organisatie te vergaderen en hen op te leiden om eveneens te verkondigen: „Een ieder die dorst heeft, kome.” Aldus blijft de grote schare groeien, terwijl nu ruim 6.000.000 van hen in 235 landen op de gehele aarde samen met minder dan 9000 leden van de gezalfde bruidklasse een aandeel hebben aan het doen toekomen van de uitnodiging om ’het water des levens te nemen om niet’.
13. Welke waarschuwing laat Jezus horen?
13 Vervolgens spreekt Jezus weer en zegt: „Ik leg getuigenis af aan een ieder die de woorden van de profetie van deze boekrol hoort: Indien iemand een toevoeging aan deze dingen maakt, zal God hem de plagen toevoegen die in deze boekrol beschreven zijn; en indien iemand iets afneemt van de woorden van de boekrol van deze profetie, zal God zijn deel afnemen van de bomen des levens en van de heilige stad, dingen die in deze boekrol beschreven zijn.” — Openbaring 22:18, 19.
14. Hoe beziet de Johannesklasse „de profetie” van de Openbaring?
14 Degenen die tot de Johannesklasse behoren, moeten de aandacht vestigen op „de profetie” van de Openbaring. Zij mogen die niet verbergen noch er iets aan toevoegen. De boodschap ervan moet in het openbaar, „van de daken”, gepredikt worden (Matthéüs 10:27). Het boek Openbaring is door God geïnspireerd. Wie zou het wagen een woord te veranderen aan wat God zelf heeft gesproken en heeft doorgegeven via degene die thans de regerende Koning, Jezus Christus, is? Zo iemand zou beslist niets anders verdienen dan de wedloop om het leven te verliezen en de plagen te ondergaan die over Babylon de Grote en over de gehele wereld moeten komen.
15. Wat is de betekenis van Jezus’ woorden dat hij „getuigenis van deze dingen aflegt” en van zijn aankondiging: „Ik kom vlug”?
15 Jezus voegt er nu nog een laatste woord ter aanmoediging aan toe: „Hij die getuigenis van deze dingen aflegt, zegt: ’Ja, ik kom vlug’” (Openbaring 22:20a). Jezus is „de getrouwe en waarachtige getuige” (Openbaring 3:14). Indien hij getuigenis aflegt van de visioenen uit de Openbaring, moeten ze waar zijn. Zowel hij als Jehovah God zelf leggen herhaaldelijk de nadruk op het feit dat zij „vlug” of spoedig komen, en Jezus zegt dat hier voor de vijfde maal (Openbaring 2:16; 3:11; 22:7, 12, 20). Die ’komst’ heeft ten doel het oordeel te voltrekken aan de grote hoer, de politieke „koningen” en alle anderen die „het koninkrijk van onze Heer [Jehovah] en van zijn Christus” tegenstaan. — Openbaring 11:15; 16:14, 16; 17:1, 12-14.
16. Welk vaste besluit dient u te nemen nu u weet dat Jehovah God en Jezus vlug komen?
16 Nu u weet dat Jehovah God en Jezus vlug komen, dient dit u aan te moedigen ’de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah goed in gedachte te houden’ (2 Petrus 3:12). Iedere schijnbare stabiliteit van de uit Satans samenstel van dingen bestaande aarde is een illusie. Ieder schijnbaar succes dat de hemel van de wereldse heersers onder Satan wellicht tot stand brengt, is niet van blijvende aard. Deze dingen gaan voorbij (Openbaring 21:1). De enige duurzaamheid is te vinden bij Jehovah, zijn koninkrijk onder Jezus Christus en zijn beloofde nieuwe wereld. Verlies dat nimmer uit het oog! — 1 Johannes 2:15-17.
17. Welke invloed dient uw waardering voor Jehovah’s heiligheid op u te hebben?
17 Moge u derhalve uw leven diepgaand laten beïnvloeden door datgene wat u uit uw studie van de Openbaring hebt geleerd. Heeft de blik die u in Jehovah’s hemelse tegenwoordigheid hebt mogen werpen, u niet doordrongen van de bovenaardse heerlijkheid en heiligheid van onze Schepper? (Openbaring 4:1–5:14) Wat een voorrecht is het zo’n God te dienen! Moge uw waardering voor zijn heiligheid u ertoe bewegen Jezus’ raad aan de zeven gemeenten zeer ernstig op te vatten en u verre te houden van dingen zoals materialisme, afgoderij, immoraliteit, lauwheid, afvallig sektarisme of wat maar ook dat uw dienst voor Jehovah onaanvaardbaar zou kunnen maken (Openbaring 2:1–3:22). De woorden die de apostel Petrus tot de Johannesklasse sprak, zijn in beginsel ook op de grote schare van toepassing: „Wordt ook gij, in overeenstemming met de Heilige die u geroepen heeft, zelf heilig in uw gehele gedrag.” — 1 Petrus 1:15, 16.
18. Waaraan dient u een zo volledig mogelijk aandeel te hebben, en waarom is dit werk thans dringend?
18 Moge u bovendien bewogen worden tot hernieuwde ijver in het verkondigen van „het jaar van goede wil van de zijde van Jehovah en de dag der wraak van de zijde van onze God” (Jesaja 35:4; 61:2). Moge u, of u nu tot de kleine kudde of tot de grote schare behoort, een zo volledig mogelijk aandeel hebben aan het bekendmaken van wat bij het uitgieten van de zeven schalen van Jehovah’s toorn betrokken is, door te vertellen van Gods oordelen over Satans wereld. Verhef terzelfder tijd uw stem om vreugdevol het eeuwige goede nieuws omtrent het opgerichte koninkrijk van Jehovah en zijn Christus te verkondigen (Openbaring 11:15; 14:6, 7). Houd u er als met een dringende zaak mee bezig. En mogen velen die Jehovah nog niet dienen, er door een besef van het feit dat wij ons in de dag des Heren bevinden, toe bewogen worden deel te nemen aan het bekendmaken van het goede nieuws. Mogen ook deze personen vorderingen maken en hun leven aan God opdragen met het oog op de doop. Bedenk goed: „De bestemde tijd is nabij”! — Openbaring 1:3.
19. Wat zegt Johannes tot slot, en wat is uw reactie?
19 Zo bidden wij dus vurig met Johannes: „Amen! Kom, Heer Jezus.” En Johannes, de bejaarde apostel, voegt eraan toe: „Moge de onverdiende goedheid van de Heer Jezus Christus met de heiligen zijn” (Openbaring 22:20b, 21). Moge deze onverdiende goedheid ook zijn met u allen die deze publikatie hebt gelezen. Moge u het geloof hebben dat de grootse climax van de Openbaring nabij is, zodat ook u met ons kunt instemmen in een uit het diepst van het hart opwellend: „Amen!”
[Illustratie op blz. 314]
„Buiten zijn de honden . . .”
[Illustratie op blz. 315]
„Gelukkig zijn zij die . . . ingang in de stad . . . verkrijgen door haar poorten”