Hoofdstuk 13
De „Vredevorst” richt zijn aandacht op personen buiten het nieuwe verbond
1. Waarom kunnen de joden in deze tijd niet ontkennen dat het Mozaïsche verbond, dat met hun voorvaders werd gesloten, zou ophouden te bestaan?
NATUURLIJKE joden in deze tijd, degenen die de vleselijke afstammelingen van de patriarch Abraham zijn, kunnen niet ontkennen dat het oude Mozaïsche wetsverbond vervangen moest worden door een nieuw en beter verbond. Zij kunnen de woorden van God in Jeremia 31:31 niet uit hun handschriften van de Hebreeuwse Geschriften wissen: „’Zie! Er komen dagen’, is de uitspraak van Jehovah, ’en ik zal stellig met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond sluiten.’”
2. Hoe werd de vraag wie de Middelaar van het nieuwe verbond zou zijn, uiteindelijk beantwoord?
2 Wie de middelaar van dat nieuwe verbond zou zijn, werd door Jeremia niet voorzegd. Maar op de avond van de 14de Nisan van het jaar 33 G.T. maakte Jezus Christus duidelijk dat hij die Middelaar zou zijn, toen hij de beker met de paschawijn aan zijn discipelen overhandigde (Lukas 22:20). In Hebreeën 7:22 wordt ons verteld dat hij de „borg”, het onderpand, of de garantie, van zulk een nieuw en „beter verbond” is.
3. Welk ander ambt bekleedt Jezus Christus ten overstaan van God, en heeft hij dit door afstamming verkregen?
3 Door zijn offer ten behoeve van het nieuwe verbond werd Jezus Jehovah’s Hogepriester. Dat werd hij niet door natuurlijke afstamming van Aäron, de eerste hogepriester van Israël. Hij werd Hogepriester door een eed van de Allerhoogste God, Jehovah, Degene die personen tot priester aanstelt. De woorden van Psalm 110:4 zijn op Jezus van toepassing: „Jehovah heeft gezworen (en hij zal geen spijt gevoelen): ’Gij zijt priester tot onbepaalde tijd naar de wijze van Melchizédek!’” — Hebreeën 7:20, 21.
4. (a) Met wat voor „Israël” sloot Jehovah het beloofde nieuwe verbond, en waarom? (b) Van welke ouders worden degenen die in het nieuwe verbond zijn opgenomen, zonen?
4 Met uitzondering van een klein overblijfsel verwierp de natie van het natuurlijke Israël Jezus Christus als de Middelaar van het nieuwe verbond. „Het huis van Israël” waarmee God het voorzegde nieuwe verbond sloot, bleek derhalve een geestelijk Israël, „het Israël Gods”, te zijn (Galaten 6:16). Dat geestelijke Israël werd op de pinksterdag van het jaar 33 G.T. voortgebracht. Aangezien dit een geestelijke natie is, konden ook gelovige niet-joden, of heidenen, burgers ervan worden (Handelingen 15:14). Toen Petrus zich tot dit Israël richtte, noemde hij hen „een uitverkoren geslacht, een koninklijke priesterschap, een heilige natie, een volk tot een speciaal bezit” (1 Petrus 2:9). Deze „heilige natie” bestaat uit de geestelijke zonen van de Grotere Abraham, Jehovah, de Maker en Vervuller van het Abrahamitische verbond. Daarom zijn zij tegelijkertijd de „zonen” van Jehovah’s met een vrouw te vergelijken hemelse organisatie, afgebeeld door Sara, de vrouw van Abraham. Onvermijdelijk neemt het nieuwe verbond van de Grotere Abraham die hemelse organisatie in aanmerking als de moeder van het beloofde „zaad”, afgebeeld door Isaäk.
„Andere schapen” worden in de ene kudde opgenomen
5. Wat had het nieuwe verbond hier op aarde nodig?
5 Dat nieuwe verbond had actieve dienaren hier op aarde nodig, en de leden van het gezalfde overblijfsel verrichten dienst als degenen die voldoende bekwaam zijn om „dienaren [te zijn] van een nieuw verbond”, dat het oude Mozaïsche wetsverbond heeft vervangen (2 Korinthiërs 3:6). Zij zijn geen geestelijken in de honderden religieuze sekten van de christenheid, het meest in het oog springende deel van het hedendaagse Babylon de Grote. Zij hebben de bevelende roep van Openbaring 18:4 ter harte genomen en zijn uit dat wereldrijk van valse religie weggegaan.
6. (a) Tot hoevelen is het aantal dienaren van het nieuwe verbond beperkt? (b) Hoe weten wij dat de Voortreffelijke Herder zijn aandacht zou richten op personen buiten het nieuwe verbond?
6 Het aantal dienaren van dat nieuwe verbond zou beperkt zijn tot 144.000 (Openbaring 7:1-8; 14:1-5). De tijd moest dus komen dat de Voortreffelijke Herder zijn aandacht zou richten op anderen dan de dienaren van het nieuwe verbond. Jehovah’s Voornaamste Dienaar voorzag dit en verwees hiernaar toen hij, in Johannes 10:16, zei dat hij nog „andere schapen” had, die niet tot de „kleine kudde” van 144.000 behoorden. — Lukas 12:32.
7. (a) Waarom zijn leden van de klasse der „andere schapen” geen dienaren van het nieuwe verbond? (b) Hoe is het overblijfsel van degenen die in het nieuwe verbond zijn opgenomen, reeds een zegen geworden voor de families en natiën van de aarde?
7 Hoewel de „andere schapen” niet tot de „kleine kudde” zouden behoren, zouden zij wel dienaren van God zijn, maar geen dienaren van het nieuwe verbond. En het feit dat die „andere schapen” „één kudde” zouden worden met het overblijfsel van die „dienaren van een nieuw verbond” zou op iets groots duiden. Waarop dan wel? Dat de leden van het overblijfsel voordat zij in het hemelse koninkrijk verheerlijkt zouden worden, persoonlijke omgang zouden hebben met de „andere schapen” op aarde. Op deze wijze zou het overblijfsel van het geestelijke zaad van Abraham reeds vóór „de oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Armageddon en vóór het begin van het Millennium een zegen gaan worden voor alle families en natiën. — Galaten 3:29; Openbaring 16:14, 16.
8. Wanneer richtte de Voortreffelijke Herder zijn aandacht op degenen buiten het nieuwe verbond, en welke voorbereidende stap hebben deze „andere schapen” gedaan?
8 Dit is werkelijk het geval gebleken, vooral sinds 1935. Sinds dat jaar hebben miljoenen van deze „andere schapen” zich met de tienduizenden gemeenten van Jehovah’s Getuigen over de gehele aarde verbonden en zich aan de Opperherder, Jehovah God, opgedragen. Aldus mochten zij deel gaan uitmaken van de ’ene kudde’ van de Voortreffelijke Herder, Jezus Christus.
9. Betekende de verruiming van de aandacht van de Middelaar van het nieuwe verbond dat de bediening van het nieuwe verbond op aarde beëindigd was?
9 Betekende het feit dat de Middelaar van het nieuwe verbond van die tijd af zijn aandacht verruimde en ook op de „andere schapen” richtte, dat de bediening van het nieuwe verbond in 1935 eindigde? Neen, want er is nog een overblijfsel van dienaren van het nieuwe verbond op aarde, en zij moeten die bediening nog voleindigen.
10. Wie in deze tijd trekken voordeel van de bediening van het nieuwe verbond, zoals die is verricht door de acht schrijvers van de christelijke Griekse Geschriften?
10 In deze tijd trekt zowel het overblijfsel van de „kleine kudde” als de toenemende „grote schare” „andere schapen” van de Voortreffelijke Herder voordeel van de bediening van anderen die hun zijn voorgegaan, zoals bijvoorbeeld de apostel Paulus. Terwijl de apostel zich tot aan zijn dood in Rome, enige tijd voordat Jeruzalem in 70 G.T. werd vernietigd, getrouw kweet van zijn bediening van het nieuwe verbond, werd hij geïnspireerd tot het schrijven van 14 van de 27 boeken van de christelijke Griekse Geschriften. Wat kunnen het gezalfde overblijfsel en de „grote schare” „andere schapen” dankbaar zijn dat getrouwe mannen uit de eerste eeuw, zoals de apostel Paulus en de zeven andere schrijvers van de christelijke Griekse Geschriften, hun bediening van het nieuwe verbond tot aan het einde van hun aardse leven hebben volbracht! En in onze tijd trekken miljoenen „andere schapen” reeds voordeel van de bediening van het nieuwe verbond, zoals die wordt volbracht door het gezalfde overblijfsel onder de Middelaar, Jezus Christus. De „Vredevorst” heeft nu zijn aandacht gericht op deze dierbare „andere schapen”, wier aantal snel groeit.
11. (a) Hoe lang is het nieuwe verbond reeds van kracht, en waar duidt dit op? (b) In welke hoedanigheid verricht het overblijfsel van de dienaren van het nieuwe verbond thans dienst?
11 De tijd moet nu echter ten einde lopen! Het nieuwe verbond is reeds 1953 jaar van kracht, 407 jaar langer dan het Mozaïsche wetsverbond dat erdoor vervangen werd, en het aantal dienaren van het nieuwe verbond neemt af naarmate de leden door de dood van het aardse toneel verdwijnen. Maar het hedendaagse overblijfsel van die dienaren blijft dienst verrichten als „de getrouwe en beleidvolle slaaf” die door de Meester, Jezus Christus, „over al zijn bezittingen” is aangesteld. — Matthéüs 24:45-47.
De uitnodiging: „Kom!” laten horen
12. Welke uitnodiging doet de „bruid”-klasse volgens Openbaring 22:17 toekomen, en aan wie?
12 Wat een liefdevolle dienst verrichten deze dienaren van het nieuwe verbond! In Openbaring 22:17 lezen wij bijvoorbeeld: „De geest en de bruid blijven zeggen: ’Kom!’ En laat een ieder die het hoort, zeggen: ’Kom!’ En een ieder die dorst heeft, kome; een ieder die wil, neme het water des levens om niet.” De „bruid”-klasse, te zamen met Jehovah’s werkzame kracht of geest, doet die uitnodiging toekomen aan personen die niet in het nieuwe verbond zijn opgenomen. Zij doen de uitnodiging niet toekomen aan degenen die zich thans dood in de herinneringsgraven bevinden en die met een opstanding uit de doden gezegend zullen worden, maar aan thans levende mensen die in gevaar verkeren te Armageddon vernietigd te worden, maar die een horend oor hebben.
13. (a) Is de uitnodiging die door de „bruid”-klasse wordt gedaan, tevergeefs gebleken? Leg dit uit. (b) Wat doen degenen die de uitnodiging reeds hebben aanvaard, in gehoorzaamheid aan Openbaring 22:17? (c) Wat moet het geval zijn met de tijd die er nog rest om de uitnodiging te laten horen?
13 Niet tevergeefs wordt deze liefdevolle uitnodiging vooral sinds 1935 tot mensen over de gehele wereld gericht. Meer dan drie miljoen personen hebben reeds gunstig gereageerd op de edelmoedige uitnodiging om te komen en te drinken. Als personen die met waardering hebben gehoord, zeggen zij gehoorzaam tot nog vele miljoenen anderen die dorsten naar eindeloos leven op een paradijsaarde: „Kom!” Maar de tijd om de „andere schapen” deze edelmoedige uitnodiging te doen toekomen, is beperkt. Nu ze reeds meer dan een halve eeuw wordt gedaan, moet de resterende tijd ervoor wel erg kort geworden zijn, aangezien Gods oorlog te Armageddon dreigend boven ’dit mensengeslacht’ hangt. — Matthéüs 24:34.
14. Waarvoor dienen wij Jehovah te danken en te loven?
14 Alle dank gaat nu dus uit naar Jehovah, omdat hij de bekwame Middelaar heeft verschaft die erin slaagt het doel van het nieuwe verbond te verwezenlijken, namelijk een uit 144.000 personen bestaand volk voor Gods naam voort te brengen! Jehovah komt ook lof toe omdat zijn Middelaar er als een Voortreffelijke Herder reeds mee bezig is steeds meer miljoenen „andere schapen” in de ’ene kudde’ bijeen te brengen, waar zij reeds een voorproefje smaken van de voordelen die het nieuwe verbond de mensheid schenkt!
[Illustratie op blz. 111]
Miljoenen „andere schapen” zijn in deze laatste dagen in Jehovah’s organisatie gekomen