Aanvaard de leiding van de levende God
„[Wend u] tot de levende God, die de hemel en de aarde en de zee en alles wat daarin is, heeft gemaakt.” — HANDELINGEN 14:15.
1, 2. Waarom erkennen we Jehovah terecht als „de levende God”?
NADAT de apostel Paulus en Barnabas een man hadden genezen, verzekerde Paulus de toeschouwers in Lystra: „Ook wij zijn mensen en hebben dezelfde zwakheden als gij en maken het goede nieuws aan u bekend, opdat gij u van deze ijdele dingen zoudt afkeren en u zoudt wenden tot de levende God, die de hemel en de aarde en de zee en alles wat daarin is, heeft gemaakt.” — Handelingen 14:15.
2 Het lijdt geen enkele twijfel dat Jehovah geen levenloze afgod maar „de levende God” is! (Jeremia 10:10; 1 Thessalonicenzen 1:9, 10) Afgezien van het feit dat Jehovah zelf leeft, is hij de Bron van ons leven. ’Hij geeft zelf aan allen leven en adem en alle dingen’ (Handelingen 17:25). Hij stelt er belang in dat we ons zowel nu als in de toekomst in leven verheugen. Paulus voegde eraan toe dat God „niet heeft nagelaten getuigenis van zichzelf te geven door goed te doen, door u regens vanuit de hemel en vruchtbare tijden te geven, door uw hart overvloedig met voedsel en vrolijkheid te vervullen”. — Handelingen 14:17.
3. Waarom kunnen we vertrouwen hebben in de leiding die God verschaft?
3 Gods belangstelling voor ons leven geeft ons reden om vertrouwen te stellen in zijn leiding (Psalm 147:8; Mattheüs 5:45). Sommigen reageren misschien anders als ze een bijbels gebod tegenkomen dat ze niet begrijpen of dat beperkend lijkt. Toch is het verstandig gebleken op Jehovah’s leiding te vertrouwen. Ter illustratie: Zelfs als een Israëliet de wet op het aanraken van een dood lichaam niet begreep, had hij er voordeel van als hij zich eraan hield. Ten eerste zou zijn gehoorzaamheid hem dichter tot de levende God brengen; ten tweede zou het hem helpen ziekten te vermijden. — Leviticus 5:2; 11:24.
4, 5. (a) Welke leiding op het punt van bloed heeft Jehovah vóór het christelijke tijdperk gegeven? (b) Hoe weten we dat Gods leiding op het punt van bloed ook voor christenen geldt?
4 Zo is het ook met Gods leiding op het punt van bloed. Hij vertelde Noach dat mensen geen bloed mogen eten of drinken. Vervolgens onthulde God in de Wet dat alleen het gebruik van bloed op het altaar — ter vergeving van zonde — zijn goedkeuring had. Met die richtlijnen legde God het fundament voor het voornaamste gebruik van bloed — het redden van levens door middel van Jezus’ losprijs (Hebreeën 9:14). Ja, uit Gods leiding bleek zijn bezorgdheid voor ons leven en welzijn. In een bespreking van Genesis 9:4 schreef de negentiende-eeuwse bijbelgeleerde Adam Clarke: „Dit gebod [aan Noach] wordt nog steeds nauwgezet nageleefd door de oosterse christenen . . . Onder de wet werd geen bloed gegeten, omdat ze de aandacht vestigde op het bloed dat vergoten zou worden voor de zonden der wereld; en onder het Evangelie mocht het niet gegeten worden, omdat het altijd beschouwd moest worden als iets wat het bloed vertegenwoordigde dat vergoten is voor de kwijtschelding van zonden.”
5 Het kan zijn dat deze geleerde doelde op het basisevangelie, het fundamentele goede nieuws waarin Jezus centraal staat. Dat omvat dat God zijn Zoon heeft gezonden om voor ons te sterven, om zijn bloed uit te storten opdat wij eeuwig leven zouden hebben (Mattheüs 20:28; Johannes 3:16; Romeinen 5:8, 9). Zijn commentaar bestreek ook het latere gebod dat Christus’ volgelingen zich moesten onthouden van bloed.
6. Welke richtlijnen ten aanzien van bloed kregen christenen, en waarom?
6 We weten dat God de Israëlieten honderden voorschriften heeft gegeven. Toen Jezus eenmaal gestorven was, waren zijn discipelen niet verplicht zich aan al die wetten te houden (Romeinen 7:4, 6; Kolossenzen 2:13, 14, 17; Hebreeën 8:6, 13). Maar na verloop van tijd rees er een vraag over één fundamentele verplichting — de besnijdenis bij mannen. Zouden niet-joden die voordeel van Christus’ bloed wilden trekken besneden moeten worden, waaruit zou blijken dat ze nog onder de Wet stonden? In het jaar 49 van onze jaartelling behandelde het christelijke besturende lichaam die kwestie (Handelingen hfst. 15). Geholpen door Gods geest kwamen de apostelen en oudere mannen tot de conclusie dat er met het einde van de Wet ook een einde was gekomen aan de verplichte besnijdenis. Toch bleven bepaalde goddelijke vereisten voor christenen van kracht. In een brief aan de gemeenten schreef het besturende lichaam: „Het heeft de heilige geest en ons goedgedacht u geen verdere last toe te voegen dan deze noodzakelijke dingen: u te blijven onthouden van dingen die aan afgoden ten slachtoffer zijn gebracht en van bloed en van al wat verstikt is en van hoererij. Indien gij u nauwlettend voor deze dingen wacht, zal het u goed gaan.” — Handelingen 15:28, 29.
7. Hoe belangrijk is het voor christenen ’zich van bloed te onthouden’?
7 Het is duidelijk dat het besturende lichaam ’zich onthouden van bloed’ van even groot moreel belang achtte als zich onthouden van seksuele immoraliteit of afgodenaanbidding. Dat bewijst dat het verbod op bloed ernstig is. Christenen die berouwloos afgoderij of seksuele immoraliteit bedrijven, kunnen ’Gods koninkrijk niet beërven’; ’hun deel zal de tweede dood zijn’ (1 Korinthiërs 6:9, 10; Openbaring 21:8; 22:15). Let eens op het contrast: Gods leiding inzake de heiligheid van bloed in de wind slaan kan tot de eeuwige dood leiden. Respect voor Jezus’ offer tonen kan tot eeuwig leven leiden.
8. Waaruit blijkt dat de eerste christenen Gods leiding op het punt van bloed serieus opnamen?
8 Hoe vatten de eerste christenen Gods leiding op het punt van bloed op en hoe handelden ze ernaar? Denk nog eens aan Clarkes commentaar: „Onder het Evangelie mocht het niet gegeten worden, omdat het altijd beschouwd moest worden als iets wat het bloed vertegenwoordigde dat vergoten is voor de kwijtschelding van zonden.” De geschiedenis bevestigt dat de eerste christenen de zaak serieus opnamen. Tertullianus schreef: „[Beschouw] degenen, die bij de spelen in de arena het verse bloed der gedode misdadigers . . . gretig opslurpen, om daarmede de vallende ziekte te genezen.” Terwijl heidenen bloed gebruikten, beschouwden christenen, zo schreef Tertullianus, „zelfs het bloed van dieren niet als geoorloofd voedsel . . . Om de Christenen op de proef te stellen, zet gij hun dan ook bloedworsten voor, daar gij er vast van overtuigd zijt, dat datgene bij hen ongeoorloofd is.” Ja, ondanks bedreigingen met de dood wilden christenen geen bloed gebruiken. Zo belangrijk was Gods leiding voor hen.
9. Wat hield het, naast het niet eten van bloed op zich, nog meer in zich van bloed te onthouden?
9 Sommigen zullen denken dat het besturende lichaam gewoon bedoelde dat bloed op zich niet gegeten of gedronken mocht worden door christenen en ook niet-uitgebloed vlees of met bloed vermengd voedsel niet door hen gegeten mocht worden. Het is waar dat dat de eerste strekking was van Gods gebod aan Noach. En de apostolische verordening vertelde christenen inderdaad dat ze ’zich moesten wachten voor wat verstikt was’, vlees dat niet was uitgebloed (Genesis 9:3, 4; Handelingen 21:25). Maar de eerste christenen wisten dat er meer bij betrokken was. Soms werd bloed voor medische doeleinden gebruikt. Tertullianus merkte op dat sommige heidenen vers bloed gebruikten in een poging vallende ziekte te genezen. En misschien werd bloed op nog andere manieren gebruikt voor de behandeling van ziekte of naar men dacht ter verbetering van de gezondheid. Voor christenen betekende zich van bloed onthouden dus ook dat ze het niet voor ’medische’ doeleinden gebruikten. Ze bleven zelfs bij dat standpunt als hun leven gevaar liep.
Bloed als geneesmiddel
10. Wat zijn enkele manieren waarop bloed medisch wordt gebruikt, en tot welke vraag leidt dat?
10 Het medisch gebruik van bloed is nu ingeburgerd. Bij de eerste transfusies ging het om vol bloed — afkomstig van een donor, opgeslagen en aan een patiënt gegeven, misschien iemand die op het slagveld gewond was geraakt. Na verloop van tijd leerden onderzoekers bloed te splitsen in hoofdbestanddelen. Door bestanddelen toe te dienen, konden artsen donorbloed over meer patiënten verdelen, misschien plasma toedienen aan de ene gewonde en rode cellen aan de andere. Bij verder onderzoek bleek dat uit een hoofdbestanddeel, bloedplasma bijvoorbeeld, door bewerking talrijke fracties te winnen waren, die aan nog meer patiënten konden worden toegediend. De ontwikkelingen op dat gebied gaan steeds verder en er worden nieuwe toepassingen van fracties gerapporteerd. Hoe moet de christen daarmee omgaan? Hij heeft het vaste besluit genomen nooit een bloedtransfusie te accepteren, maar zijn arts dringt er bij hem op aan één hoofdbestanddeel te aanvaarden, een erytrocytenconcentraat (een concentraat van rode cellen) bijvoorbeeld. Of de therapie kan bestaan uit één kleine fractie die uit een hoofdbestanddeel gewonnen is. Hoe moet een dienstknecht van God in zulke kwesties een beslissing nemen, in gedachte houdend dat bloed heilig is en dat Christus’ bloed in de volste zin van het woord levensreddend is?
11. Welk medisch nauwkeurige standpunt ten aanzien van bloed nemen de Getuigen al lang in?
11 Tientallen jaren geleden hebben Jehovah’s Getuigen hun standpunt al duidelijk uiteengezet. Ze hebben bijvoorbeeld een artikel aangeleverd voor The Journal of the American Medical Association (27 november 1981; herdrukt in Hoe kan bloed uw leven redden?, blz. 27-29a). In dat artikel werd uit Genesis, Leviticus en Handelingen geciteerd. Er stond in: „Hoewel deze bijbelverzen niet in medische termen geformuleerd zijn, is de zienswijze van de Getuigen dat ze een verbod inhouden van transfusie van volledig bloed, geconcentreerde suspensies van rode bloedlichaampjes [erytrocytenconcentraten] en plasma, alsook het toedienen van witte bloedlichaampjes en bloedplaatjes.” In het uit 2001 daterende leerboek Emergency Care werd onder „Samenstelling van het bloed” gezegd: „Het bloed bestaat uit diverse bestanddelen: plasma, rode en witte bloedcellen, en plaatjes.” En dus weigeren de Getuigen, in overeenstemming met de medische feiten, transfusies van vol bloed of van een van de vier hoofdbestanddelen.
12. (a) Welk standpunt is uiteengezet ten aanzien van fracties die uit de hoofdbestanddelen van bloed gewonnen zijn? (b) Waar is aanvullende informatie hierover te vinden?
12 Het medische artikel vervolgde: „Naar hun religieuze begrip is het de Getuigen echter niet volledig verboden gebruik te maken van [fracties] zoals albumine, immunoglobuline[n] en preparaten voor lijders aan de bloederziekte; iedere Getuige moet individueel beslissen of hij deze kan aanvaarden.” Sinds 1981 heeft men een groot aantal fracties (uit een van de vier hoofdbestanddelen gewonnen kleinere componenten) voor gebruik kunnen isoleren. Naar aanleiding daarvan verschafte De Wachttoren van 15 juni 2000 nuttige informatie over het onderwerp in de rubriek „Vragen van lezers”. Ten behoeve van de miljoenen huidige lezers is het antwoord herdrukt op bladzijde 29-31 van deze uitgave. Het verschaft details en logische argumenten, maar zoals we zullen zien is de inhoud ervan in overeenstemming met de in 1981 gepresenteerde grondgedachten.
De rol van ons geweten
13, 14. (a) Wat is het geweten, en hoe is het betrokken bij bloedkwesties? (b) Welke richtlijn voor het eten van vlees gaf God aan Israël, maar welke vragen kunnen er gerezen zijn?
13 Bij dergelijke informatie gaat het geweten meespelen. Waarom? Christenen zijn het erover eens dat ze Gods leiding moeten volgen, maar in sommige situaties moet er een persoonlijke beslissing worden genomen, en dan gaat het geweten een rol spelen. Het geweten is het inherente vermogen kwesties af te wegen en er een beslissing in te nemen; vaak gaat het om morele kwesties (Romeinen 2:14, 15). We weten echter dat er verschil is in gewetens.b De bijbel zegt dat sommigen een geweten hebben „dat zwak is”, wat impliceert dat het geweten van anderen sterk is (1 Korinthiërs 8:12). Christenen verschillen in de mate waarin ze vorderingen hebben gemaakt in het leren van wat God zegt, in gevoeligheid voor zijn denkwijze en in de toepassing ervan op hun beslissingen. We kunnen dat illustreren met de joden en het eten van vlees.
14 De bijbel zegt duidelijk dat iemand die God wil gehoorzamen, geen niet-uitgebloed vlees zal eten. Dat was zo belangrijk dat toen Israëlitische soldaten in een noodsituatie niet-uitgebloed vlees aten, ze toch schuldig waren aan een ernstige overtreding of zonde (Deuteronomium 12:15, 16; 1 Samuël 14:31-35). Maar er kunnen wel degelijk vragen gerezen zijn. Hoe snel moest een Israëliet een schaap na het doden laten uitbloeden? Moest hij het dier daarvoor de keel doorsnijden? Was het nodig dat het schaap aan de achterpoten werd opgehangen? Hoe lang moest het zo blijven hangen? Hoe zou hij te werk gaan bij een grote koe? Ook na het uitbloeden zou er misschien nog wat bloed in het vlees achterblijven. Mocht hij dat vlees eten? Wie moest de beslissing nemen?
15. Hoe gingen sommige joden te werk in verband met het eten van vlees, maar wat had God voorgeschreven?
15 Stel dat een serieuze jood zich voor zulke vragen gesteld zag. Misschien vond hij het het veiligst vlees te vermijden dat op een vleesmarkt werd verkocht, zoals een ander vlees zou vermijden als de kans bestond dat het eens aan een afgod was geofferd. Andere joden hebben misschien alleen vlees gegeten na een bepaald ritueel gevolgd te hebben om het bloed eruit te laten lopen (Mattheüs 23:23, 24).c Wat van zulke uiteenlopende reacties te denken? En zou het, omdat God zulke reacties niet had voorgeschreven, niet het beste zijn als joden een hele reeks vragen zouden sturen aan een rabbijnse raad om op elke vraag een uitspraak te krijgen? Hoewel die gewoonte zich in het judaïsme ontwikkelde, kunnen we blij zijn dat Jehovah ware aanbidders niet heeft voorgeschreven op die manier te werk te gaan bij het nemen van beslissingen over bloed. God gaf basisrichtlijnen voor het slachten en laten uitbloeden van reine dieren, maar verder ging hij niet. — Johannes 8:32.
16. Waarom zouden christenen verschillende meningen kunnen hebben over het accepteren van een injectie met een kleine fractie uit een bloedbestanddeel?
16 Zoals in paragraaf 11 en 12 wordt opgemerkt, aanvaarden Jehovah’s Getuigen geen transfusies van vol bloed of van de vier hoofdbestanddelen — plasma, rode cellen, witte cellen en bloedplaatjes. Hoe staat het met kleine fracties die gewonnen zijn uit een hoofdbestanddeel, zoals serums die antistoffen bevatten ter bestrijding van een ziekte of om de werking van slangengif tegen te gaan? (Zie blz. 30, par. 4.) Sommigen hebben geconcludeerd dat zulke minieme fracties in feite geen bloed meer zijn en dus niet vallen onder het gebod ’zich te onthouden van bloed’ (Handelingen 15:29; 21:25; blz. 31, par. 1). Dat is hun persoonlijke verantwoordelijkheid. Het geweten van anderen beweegt hen ertoe alles af te wijzen wat uit bloed (van dieren of mensen) verkregen is, zelfs een minuscule fractie uit slechts één hoofdbestanddeel.d Weer anderen zullen injecties met een plasma-eiwit accepteren om een ziekte te bestrijden of de werking van slangengif tegen te gaan, maar andere kleine fracties misschien afwijzen. Bovendien kunnen sommige uit een van de vier hoofdbestanddelen gewonnen producten zo sterk overeenkomen met de functie van het hele bestanddeel en zo’n levensonderhoudende rol in het lichaam vervullen dat de meeste christenen er bezwaar tegen zouden hebben.
17. (a) Hoe kan ons geweten een hulp zijn bij het oplossen van kwesties in verband met bloedfracties? (b) Waarom is het nemen van beslissingen dienaangaande zo’n ernstige zaak?
17 Wat de bijbel over het geweten zegt, is een hulp bij het nemen van zulke beslissingen. De eerste stap is nagaan wat Gods Woord zegt en ernaar streven ons geweten erdoor te laten vormen. Dat zal ons toerusten om in overeenstemming met Gods leiding te beslissen, in plaats van iemand anders te vragen een beslissing voor ons te nemen (Psalm 25:4, 5). Betreffende het accepteren van bloedfracties hebben sommigen gedacht: ’Dat is een gewetenszaak, dus het doet er niet toe.’ Dat is een verkeerde redenatie. Het feit dat iets een gewetenszaak is, wil niet zeggen dat het niet van belang is. Het kan ernstige consequenties hebben. Eén reden is dat het van invloed kan zijn op personen van wie het geweten verschilt van het onze. Dat kunnen we opmaken uit Paulus’ raad over vlees dat misschien aan een afgod geofferd was en later op de markt werd verkocht. Een christen moet zich erom bekommeren geen ’gewetens die zwak zijn te kwetsen’. Als hij anderen tot struikelen brengt, zou hij ’zijn broeder ter wille van wie Christus is gestorven, te gronde kunnen richten’ en tegen Christus kunnen zondigen. Hoewel kwesties in verband met nietige bloedfracties een persoonlijke zaak zijn, moeten zulke beslissingen dus wel heel serieus genomen worden. — 1 Korinthiërs 8:8, 11-13; 10:25-31.
18. Hoe kan een christen vermijden dat zijn geweten ongevoelig wordt als het gaat om beslissingen over bloed?
18 Er is nog een aspect dat de ernst van beslissingen betreffende bloed onderstreept. Dat is het effect dat zulke beslissingen op ons kunnen hebben. Als het nemen van een kleine bloedfractie in zou gaan tegen ons door de bijbel geoefende geweten, mogen we dat niet negeren. Ook mogen we dat wat ons geweten ons voorschrijft niet onderdrukken louter omdat iemand tegen ons zegt: „Er is niets mis mee als je dat neemt; het wordt veel gedaan.” Bedenk dat miljoenen mensen tegenwoordig hun geweten negeren, waardoor het niet meer spreekt en ze zonder enige wroeging kunnen liegen of andere verkeerde dingen kunnen doen. Christenen willen die instelling beslist vermijden. — 2 Samuël 24:10; 1 Timotheüs 4:1, 2.
19. Wat moeten we bij beslissingen inzake medische kwesties waarbij bloed betrokken is, bovenal in gedachte houden?
19 Tegen het eind zegt het herdrukte antwoord op bladzijde 29-31: „Betekent het feit dat de meningen en gewetensvolle beslissingen kunnen verschillen, dat de kwestie onbeduidend is? Nee. Het is een serieuze kwestie.” Dat is vooral zo omdat onze band met „de levende God” erbij betrokken is. Die band is de enige die tot eeuwig leven kan leiden, op basis van de reddende kracht van Jezus’ vergoten bloed. Kweek diepe achting voor bloed aan om dat wat God door middel ervan doet — levens redden. Paulus schreef terecht: „Gij hadt geen hoop en waart zonder God in de wereld. Maar nu zijt gij die eens veraf waart, in eendracht met Christus Jezus dichtbij gekomen, door het bloed van de Christus.” — Efeziërs 2:12, 13.
[Voetnoten]
a Uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.
b Op een gegeven moment gingen Paulus en nog vier christenen naar de tempel om zich ceremonieel te reinigen. De Wet was niet meer van kracht, maar Paulus volgde de raad op van de oudere mannen in Jeruzalem (Handelingen 21:23-25). Toch kan het zijn dat sommige christenen van mening waren dat ze de tempel niet in konden gaan en zo’n procedure niet konden volgen. Er was toen verschil in gewetens, en dat is nu nog zo.
c De Encyclopaedia Judaica zet „ingewikkelde en minutieuze” regels uiteen voor het „koosjer” maken van vlees. Vermeld wordt hoeveel minuten vlees in water moet weken, hoe het op een plank moet uitlekken, de soort zout waarmee het ingewreven moet worden en hoeveel keer het dan met koud water afgespoeld moet worden.
d Steeds vaker is het voornaamste of werkzame ingrediënt in sommige injecties een recombinant product dat niet uit bloed afkomstig is. Maar in sommige gevallen kan er een kleine hoeveelheid van een bloedfractie, albumine bijvoorbeeld, in zitten. — Zie „Vragen van lezers” in De Wachttoren van 1 oktober 1994.
Hoe was het ook weer?
• Welke leiding op het punt van bloed heeft God gegeven aan Noach, aan de Israëlieten, en aan christenen?
• Wat weigeren Jehovah’s Getuigen absoluut ten aanzien van bloed?
• In welke zin is het aanvaarden van kleine fracties uit een hoofdbestanddeel van bloed een gewetenszaak, maar wat wil dat niet zeggen?
• Waarom moeten we bij het nemen van beslissingen bovenal onze band met God in gedachte houden?
[Tabel op blz. 22]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
BASISSTANDPUNT INZAKE BLOED
VOL BLOED
ONAANVAARDBAAR
Rode cellen
Witte cellen
Bloedplaatjes
Plasma
DOOR CHRISTEN TE BESLISSEN
Fracties uit rode cellen
Fracties uit witte cellen
Fracties uit bloedplaatjes
Fracties uit plasma
[Illustratie op blz. 20]
Het besturende lichaam kwam tot de conclusie dat christenen ’zich moeten onthouden van bloed’
[Illustratie op blz. 23]
Laten we ons geweten niet negeren als we voor een beslissing over een bloedfractie staan