De zienswijze van de bijbel
Werd op elke scheppingsdag dat waaraan was begonnen altijd voltooid?
VAN tijd tot tijd ontvangen Jehovah’s Getuigen vragen over de scheppingsvolgorde die in hun boek Leven — Hoe is het ontstaan? Door evolutie of door schepping? is uiteengezet. In sommige van deze vragen wordt gewezen op een verschil tussen de volgorde in het boek en de volgorde die de meeste geologen voor deze gebeurtenissen aanvoeren.
Zo wordt opgemerkt dat geologen ervan uitgaan dat de vogels na de zoogdieren zijn verschenen, terwijl volgens bladzijde 37 van het Schepping-boek de vogels vóór de zoogdieren zijn verschenen.
Het is interessant dat hoewel veel geologen van mening zijn dat de vogels na de zoogdieren kwamen, andere geloven dat de zoogdieren na de vogels verschenen. Voorbeelden van het laatste worden aangetroffen in het boek Evolution van Colin Patterson, bladzijde 132; Life on Earth van David Attenborough, bladzijde 311; en A Guide to Earth History van Richard Carrington, bladzijde 61. Dit duidt erop dat het fossielenverslag geen afdoend bewijsmateriaal oplevert.
Is op elke scheppingsdag uit hoofdstuk 1 van Genesis echter altijd voltooid wat er op die dag werd begonnen, of duurden bepaalde scheppingsactiviteiten ook na de dag waarop ze begonnen nog voort? Op basis van de bijbel zegt het Schepping-boek dat met de schepping van vliegende schepselen werd begonnen voordat er zoogdieren verschenen. Het Hebreeuwse woord dat in Genesis 1:20 met „vliegende schepselen” is vertaald, is ʽōf en kan gevleugelde insekten en vliegende reptielen zoals pterosauria omvatten. De eerste insekten kunnen aan dieren zoals de pterosauria zijn voorafgegaan, en deze vliegende reptielen met hun door een huidplooi gevormde vleugels kunnen vóór zowel de vogels als de zoogdieren zijn verschenen.
Het bijbelse scheppingsverslag vermeldt alle scheppingswerken van Jehovah God niet tot in de kleinste bijzonderheden. Het somt eenvoudig achtereenvolgens enkele van de voornaamste ontwikkelingen met betrekking tot het gereedmaken van de aarde voor al wat leeft op en geeft aan in welke volgorde grote categorieën plantaardig en dierlijk leven zijn verschenen. In overeenstemming met die benadering vermeldt het Genesisverslag de gevleugelde insekten, vliegende reptielen en vogels niet afzonderlijk, maar duidt het ze gezamenlijk aan met de algemene, allesomvattende Hebreeuwse term die met „vliegende schepselen” is vertaald.
In de bijbel geeft het imperfectum van de Hebreeuwse werkwoorden die in hoofdstuk 1 van Genesis zijn gebruikt aan, dat er bij de schepping sprake was van nog voortdurende activiteit door God. En de scheppingsdagen uit hoofdstuk 1 van Genesis waren geen dagen van 24 uur maar waren vele duizenden jaren lang. — Zie Leven — Hoe is het ontstaan? Door evolutie of door schepping?, blz. 26, 27.
In Genesis 1:3 bijvoorbeeld wordt gesproken over de schepping van licht op de eerste dag. Volgens de vertaling van J. W. Watts luidt dat vers: „Daarna zei God: ’Er zij licht’; en geleidelijk kwam er licht tot bestaan.” De vertaling van Benjamin Wills Newton schildert hetzelfde beeld van verdergaande ontwikkeling van een eens begonnen proces: „Nu zei [toek. t.] God: Laat er Licht komen, en daarop kwam [toek. t.] er Licht.” (De teksthaken zijn van Newton; wij cursiveren in beide weergaven.) Het licht dat tot de oppervlakte doordrong, nam geleidelijk toe in intensiteit, en het proces duurde voort. — Zie de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc., Appendix 3C, blz. 1572, 1573.
Op de eerste dag werd de „schepping” van licht met betrekking tot de aarde niet voltooid. De bronnen van dat licht bestonden natuurlijk al vóór die eerste dag, maar ze waren vanaf het aardoppervlak niet te zien (Genesis 1:1). Op de eerste dag begon er alleen diffuus licht tot het aardoppervlak door te dringen, wat mogelijk werd doordat verduisterende lagen die de aarde omsloten als ’windsels’, dunner werden gemaakt (Job 38:9). De verlichting aan het oppervlak nam geleidelijk toe naarmate de belemmerende lagen dunner werden.
Op de tweede scheppingsdag bracht God een scheiding tot stand tussen de wateren op het aardoppervlak en die erboven, zodat er een uitspansel of atmosfeer overbleef tussen de wateren boven en de wateren beneden. Genesis 1:6, 7 drukt het in de vertaling van Watts als volgt uit: „Toen zei God verder: ’Er zij een uitspansel in het midden van de wateren, ook zij er een scheiding tussen de wateren.’ Derhalve ging God ertoe over de wateren die onder het uitspansel waren, te scheiden van de wateren die boven het uitspansel waren; en geleidelijk werd het zo.” (Wij cursiveren.) Net zoals er op de eerste dag voor het eerst licht op het aardoppervlak verscheen maar niet het eindstadium werd bereikt, werd er op de tweede dag een begin gemaakt met het uitspansel. De voltooiing werd niet onmiddellijk bereikt.
Genesis 1:9, 11 zegt in de vertaling van Watts over de derde dag: „Toen zei God verder: ’Dat de wateren onder de hemel verzameld worden op één plaats, en dat het droge land verschijne’; en geleidelijk werd het zo. Toen zei God verder: ’Dat de aarde gras voortbrenge, zaaddragende kruiden, vruchtbomen waarvan het zaad erin vrucht draagt naar hun soort op de aarde’; en geleidelijk werd het zo.” (Wij cursiveren.) Het gebruik van het woord „geleidelijk” duidt op voortschrijdende scheppingsactiviteit, in tegenstelling tot een enkele gebeurtenis op een bepaald punt in de stroom des tijds.
Op de vierde dag vonden er ingrijpende veranderingen plaats: „Toen zei God verder: ’Dat er lichten zijn in het uitspansel van de hemel om de dag en de nacht te scheiden, en ze zullen tot tekenen zijn en voor jaargetijden en voor dagen en jaren. Ook zullen ze tot lichten zijn in het uitspansel van de hemel om licht te geven op de aarde’; en geleidelijk werd het zo. Derhalve ging God ertoe over de twee grote lichten te maken, het grootste licht als heerser over de dag en het kleinste licht als heerser over de nacht, alsook de sterren.” — Genesis 1:14-16, Watts; wij cursiveren.
Nu bereikte voor de eerste keer meer geconcentreerd zonlicht het aardoppervlak. De lichtbronnen — zon en maan en sterren — waren te zien vanaf het aardoppervlak. In het verslag over de eerste scheppingsdag is het Hebreeuwse woord voor licht ʼōr, licht in algemene zin; maar op de vierde dag is het ma·ʼōrʹ, wat de bron van het licht betekent.
Kenmerkend voor de vijfde dag was de schepping van levensvormen die in het water leven, kennelijk met inbegrip van grote, in het water levende reptielen. Het Genesisverslag luidt: „Verder zei God: ’Dat de wateren een gewemel van levende zielen voortbrengen en dat vliegende schepselen over de aarde vliegen langs het vlak van het uitspansel van de hemel.’ En God ging ertoe over de grote zeemonsters te scheppen en elke levende ziel die zich beweegt, waarvan de wateren gingen wemelen naar hun soort, en elk gevleugeld vliegend schepsel naar zijn soort. Toen zag God dat het goed was” (Genesis 1:20, 21). Dit was dus ook de periode waarin er een begin werd gemaakt met het scheppen van vliegende schepselen. De schepping van „elk gevleugeld vliegend schepsel naar zijn soort” ging door na de aanvang van die scheppingsperiode op de vijfde dag.
Genesis 2:19 schijnt te duiden op een voortzetting van de schepping van onder andere vliegende schepselen, want daarin staat: „Jahweh God ging voort uit de grond alle dieren van het veld en alle vogels [„elk vliegend schepsel”, NW] van de hemel te vormen en ze naar de mens te brengen om te zien hoe hij ze zou noemen.” — Watts;a wij cursiveren.
Zo geeft het bijbelverslag in hoofdstuk 1 van Genesis te kennen dat God met de schepping van uitgebreide categorieën plantaardig en dierlijk leven begon toen de aarde een ontwikkelingsstadium had bereikt dat geschikt was voor een bepaald type geschapen leven. Het invullen van deze uitgebreide categorieën met talrijke afzonderlijke levensvormen, waaronder „vliegende schepselen”, was een voortschrijdende, voortdurende activiteit van God. Deze voortgezette goddelijke activiteit kan ook na het einde van de scheppingsdag waarop ze begon, voortgeduurd hebben.
Het geologische verslag is onvolledig en onderhevig aan interpretatie volgens de theorieën van degenen die de wirwar van feiten willen ontwarren. Zoals in het Schepping-boek wordt aangetoond, is de bijbel consequent nauwkeurig wanneer er terloops wetenschappelijke kwesties in worden behandeld, waaronder de volgorde van de schepping.
[Voetnoot]
a Zie „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”, uitgegeven door Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc., blz. 285.
[Inzet op blz. 13]
Door het gebruik van het woord „geleidelijk” wordt te kennen gegeven dat er sprake is van voortschrijdende scheppingsactiviteit
[Inzet op blz. 14]
De schepping van allerlei levensvormen was een voortschrijdende activiteit van God
[Illustraties op blz. 15]
Het licht verscheen voor het eerst op aarde op de eerste dag, maar werd de daaropvolgende dagen sterker
Eerste dag
Tweede dag
Derde dag
Vierde dag
[Illustratieverantwoording op blz. 12]
The Bettmann Archive