HOOFDSTUK DRIE
’De vader van allen die geloof hebben’
1, 2. Hoe was de wereld sinds de tijd van Noach veranderd, en hoe voelde Abram zich daarbij?
ABRAMa staarde naar de ziggoerat die hoog boven zijn woonplaats Ur uittorende. Er kwam een hoop kabaal vandaan, en hij zag rook opstijgen. De priesters van de maangod waren weer offers aan het brengen. Abram draaide zich om en schudde met gefronste wenkbrauwen zijn hoofd. Terwijl hij door de mensenmassa op straat naar huis liep, dacht hij waarschijnlijk aan de afgodenaanbidding waarvan Ur doortrokken was. Sinds de tijd van Noach had die afschuwelijke afgoderij zich over de hele aarde verspreid.
2 Noach was maar twee jaar voor Abrams geboorte gestorven. Toen Noach en zijn gezin na de vloed uit de ark waren gekomen, had hij een offer aan Jehovah God gebracht, die daarna een regenboog liet verschijnen (Gen. 8:20; 9:12-14). In die tijd was de ware aanbidding de enige aanbidding op aarde. Maar nu de tiende generatie vanaf Noach zich over de aarde verspreidde, was de ware aanbidding ver te zoeken. Overal werden heidense goden aanbeden. Zelfs Abrams vader, Terah, hield zich met afgoderij bezig. Misschien maakte hij wel afgoden (Joz. 24:2).
Hoe werd Abram zo’n geweldig voorbeeld van geloof?
3. Waardoor ging Abram in de loop van de tijd steeds meer opvallen, en wat kunnen we daarvan leren?
3 Abram was anders. Hij ging in de loop van de tijd steeds meer opvallen omdat hij een groot geloof had. Paulus noemde hem later onder inspiratie zelfs ’de vader van allen die geloof hebben’! (Lees Romeinen 4:11.) Laten we eens kijken hoe Abram zo’n groot geloof ontwikkelde. Daaruit kunnen we leren hoe we zelf een groter geloof kunnen krijgen.
Jehovah dienen in de tijd na de vloed
4, 5. Van wie kan Abram over Jehovah hebben geleerd, en waarom is dat goed mogelijk?
4 Hoe leerde Abram Jehovah God kennen? We weten dat Jehovah in die tijd trouwe aanbidders op aarde had. Sem bijvoorbeeld. Hoewel hij niet de oudste van Noachs drie zonen was, wordt hij vaak als eerste genoemd, blijkbaar omdat hij een bijzonder groot geloof had.b Een tijd na de vloed sprak Noach over Jehovah als „Sems God” (Gen. 9:26). Sem toonde respect voor Jehovah en voor de ware aanbidding.
5 Kende Abram Sem? Dat is goed mogelijk. Stel je Abram eens voor als kind. Wat moet het fascinerend voor hem zijn geweest te horen dat een voorvader van hem die nog in leven was, meer dan vier eeuwen menselijke geschiedenis had meegemaakt! Sem was getuige geweest van de slechtheid van de wereld vóór de zondvloed, van de vloed zelf, van het ontstaan van de eerste volken toen er steeds meer mensen kwamen, en ook van de donkere dagen van Nimrods opstand bij de toren van Babel. Sem was Jehovah trouw en had niets met die opstand te maken. Dus toen Jehovah de taal verwarde van degenen die de toren bouwden, bleven Sem en zijn familie de oorspronkelijke taal van de mensheid, Noachs taal, spreken. Abram hoorde bij die familie. Hij moet echt naar Sem hebben opgekeken. En Sem heeft het grootste deel van Abrams lange leven nog geleefd. Abram kan dus van Sem over Jehovah hebben geleerd.
6. (a) Hoe liet Abram zien dat hij de les van de vloed begrepen had? (b) Vertel iets over het leven van Abram en Sarai.
6 In ieder geval had Abram de les van de zondvloed begrepen. Hij deed zijn best om met God te wandelen, zoals Noach had gedaan. Daarom wees hij afgoderij af en was hij een buitenbeentje in Ur, en misschien zelfs in zijn naaste familie. Maar hij vond een geweldige levenspartner. Hij trouwde met Saraic, een vrouw die niet alleen opviel omdat ze ongelofelijk mooi was maar ook omdat ze een groot geloof in Jehovah had. Abram en Sarai hadden geen kinderen, maar ze waren ongetwijfeld heel gelukkig dat ze Jehovah samen konden dienen. Ze adopteerden Lot, een neef van Abram die wees was geworden.
7. Hoe kunnen volgelingen van Jezus net als Abram zijn?
7 Abram heeft Jehovah nooit in de steek gelaten voor de afgoderij in Ur. Hij en Sarai waren bereid anders te zijn. Als wij echt geloof willen ontwikkelen, moeten we net zo’n instelling hebben. We moeten ook bereid zijn anders te zijn. Jezus zei dat zijn volgelingen „geen deel van de wereld” zouden zijn en dat de wereld ze daarom zou haten. (Lees Johannes 15:19.) Als je je ooit door je familie of mensen in je omgeving afgewezen voelt omdat je besloten hebt Jehovah te dienen, denk er dan aan dat je niet de enige bent. Je volgt het goede voorbeeld van Abram en Sarai, die God trouw dienden.
„Verlaat uw land”
8, 9. (a) Welke onvergetelijke ervaring had Abram? (b) Welke boodschap had Jehovah voor Abram?
8 Op een dag maakte Abram iets onvergetelijks mee. Hij kreeg een boodschap van Jehovah God! De Bijbel geeft hier niet veel details over maar zegt wel dat „de God der heerlijkheid” aan deze getrouwe man verscheen. (Lees Handelingen 7:2, 3.) Abram kreeg, misschien via een engel die Jehovah vertegenwoordigde, een glimp te zien van de overweldigende heerlijkheid van de Soeverein van het universum. Wat moet Abram enthousiast zijn geweest om het contrast te zien tussen de levende God en de levenloze afgoden die door zijn tijdgenoten aanbeden werden!
9 Welke boodschap had Jehovah voor Abram? „Verlaat uw land en uw bloedverwanten en kom naar het land dat ik u zal tonen.” Jehovah zei niet welk land hij in gedachten had, alleen dat hij het aan Abram zou laten zien. Maar eerst zou Abram zijn vaderland en zijn familie moeten achterlaten. In de culturen van het oude Midden-Oosten was familie erg belangrijk. Het was iets vreselijks om ver bij je familie vandaan te gaan wonen; sommigen zouden nog liever doodgaan!
10. Waarom moet het voor Abram en Sarai een offer zijn geweest hun huis in Ur achter te laten?
10 Het moet voor Abram een offer zijn geweest om zijn land achter te laten. Ur was blijkbaar een rijke, bruisende stad. (Zie het kader „De stad die Abram en Sarai achterlieten”.) Uit opgravingen is gebleken dat er in het oude Ur heel comfortabele huizen stonden; sommige hadden rond een geplaveide binnenplaats zo’n tien of meer kamers voor familie en bedienden. Bij de standaardvoorzieningen hoorden stromend water, toiletten en riolering. Vergeet ook niet dat Abram en Sarai niet meer zo jong waren: hij was waarschijnlijk in de zeventig en zij in de zestig. Abram wilde vast dat Sarai een redelijk comfortabel leven had en dat ze niets tekortkwam — wat elke goede man voor zijn vrouw wil. Probeer je eens voor te stellen hoeveel ze over deze opdracht hebben gepraat en welke vragen en zorgen ze hebben gehad. Abram moet heel blij zijn geweest dat Sarai deze uitdaging wilde aangaan! Ze was net als hij bereid alle luxe van thuis achter te laten.
11, 12. (a) Wat moest er vóór het vertrek allemaal geregeld worden? (b) Hoe zou je je de dag van vertrek voorstellen?
11 Nu de beslissing genomen was, hadden Abram en Sarai veel te doen. Er moest van alles ingepakt en geregeld worden. Wat zouden ze meenemen op deze reis naar het onbekende, en wat zouden ze achterlaten? Maar nog belangrijker waren de mensen in hun leven. Wat zouden ze bijvoorbeeld met Abrams bejaarde vader Terah doen? Ze besloten hem mee te nemen zodat ze voor hem konden zorgen. Het lijkt erop dat hij bereidwillig meeging, want het verslag zegt dat hij, als familiehoofd, degene was die zijn familie meenam uit Ur. Blijkbaar had hij zijn afgoderij opgegeven. Ook Abrams neef Lot zou met het reisgezelschap meegaan (Gen. 11:31).
12 Eindelijk was de dag van vertrek aangebroken. Zie je de karavaan al voor je die zich buiten de stadsmuren en gracht van Ur had opgesteld? De kamelend en ezels waren beladen, de kudden waren verzameld, de familie en bedienden stonden klaar en iedereen was vol verwachting. Misschien waren alle ogen op Abram gericht, die het vertreksein zou geven. Eindelijk was het zover: ze vertrokken en lieten Ur voor altijd achter zich.
13. Hoe laten veel aanbidders van Jehovah zien dat ze dezelfde instelling hebben als Abram en Sarai?
13 In deze tijd besluiten veel aanbidders van Jehovah te verhuizen naar een plaats waar behoefte is aan meer predikers van het Koninkrijk. Sommige gaan een andere taal leren om hun dienst uit te breiden. Andere besluiten een tak van dienst uit te proberen waar ze tegen opzien. Voor zulke beslissingen zijn over het algemeen offers nodig: je moet bereid zijn een bepaalde mate van comfort op te geven. Zo’n instelling is echt te prijzen en lijkt op die van Abram en Sarai. Als we zo’n geloof hebben, kunnen we er zeker van zijn dat Jehovah ons altijd veel meer zal geven dan we hem geven. Geloof wordt bij hem altijd beloond (Hebr. 6:10; 11:6). Beloonde hij Abram ook?
De Eufraat over
14, 15. Hoe verliep de reis van Ur naar Haran, en waarom kan Abram besloten hebben een tijd in Haran te blijven?
14 Geleidelijk raakte de karavaan gewend aan het reizen. Misschien hebben Abram en Sarai afwisselend zelf gelopen en op de rug van een dier gezeten, terwijl hun gesprekken zich vermengden met het gerinkel van de belletjes die aan het tuig van de dieren hingen. Na een tijd raakten zelfs de minder ervaren reizigers eraan gewend het kamp op te slaan en weer af te breken. Ook moest de bejaarde Terah steeds weer op een kameel of ezel geholpen worden. Ze trokken naar het noordwesten en volgden de Eufraat. Dagen werden weken, en het landschap gleed langzaam voorbij.
15 Uiteindelijk bereikten ze na een kleine duizend kilometer de bijenkorfvormige hutten van Haran, een welvarende stad op een kruispunt van handelsroutes tussen oost en west. Daar stopte de karavaan, en ze bleven er een tijd wonen. Misschien was Terah te zwak om nog verder te reizen.
16, 17. (a) Welk verbond was een stimulans voor Abram? (b) Hoe had Jehovah Abram tijdens zijn verblijf in Haran gezegend?
16 Na verloop van tijd stierf Terah op de leeftijd van 205 jaar (Gen. 11:32). In die moeilijke periode was het een hele troost voor Abram dat Jehovah weer met hem communiceerde. Hij herhaalde de instructies die hij in Ur had gegeven en vertelde meer over zijn beloften. Abram zou „een grote natie” worden, en via hem zouden alle families op aarde gezegend worden. (Lees Genesis 12:2, 3.) Dit verbond tussen Abram en God was echt een stimulans voor hem; hij wist dat het tijd was om verder te trekken.
17 Maar dit keer moesten er veel meer spullen ingepakt worden, want Jehovah had Abram tijdens zijn verblijf in Haran gezegend. Het verslag heeft het over „alle have die zij vergaard hadden en de zielen die zij in Haran verworven hadden” (Gen. 12:5). Om een natie te worden zou Abram materiële middelen en bedienden nodig hebben, een groot huishouden dus. Jehovah maakt zijn aanbidders niet altijd rijk, maar hij geeft ze wel alles wat ze nodig hebben om zijn wil te doen. Met al die extra bezittingen ging Abram weer op weg, het onbekende tegemoet.
18. (a) Wanneer bereikte Abram een mijlpaal in de geschiedenis van Gods volk? (b) Welke andere belangrijke gebeurtenissen deden zich later op 14 Nisan voor? (Zie het kader „Een belangrijke datum in de Bijbelse geschiedenis”.)
18 Op een aantal dagen reizen van Haran lag Karkemis, waar karavanen gewoonlijk de Eufraat overstaken. Misschien was het op die plek dat Abram een mijlpaal bereikte in de geschiedenis van Gods volk. In 1943 v.Chr. leidde Abram zijn karavaan de rivier over, blijkbaar op de veertiende dag van de maand die later Nisan werd genoemd (Ex. 12:40-43). In het zuiden lag het land dat Jehovah beloofd had aan Abram te laten zien. Op die dag trad Gods verbond met Abram in werking.
19. Wat noemde Jehovah in zijn belofte, en waaraan deed dat Abram misschien denken?
19 Abram trok in zuidelijke richting door het land, en de karavaan stopte in de buurt van de grote bomen van Moré, dicht bij Sichem. Daar sprak Jehovah nog een keer tegen Abram. Dit keer noemde hij in zijn belofte Abrams zaad of nageslacht, dat het land in bezit zou nemen. Deed dit Abram denken aan de profetie die Jehovah in Eden uitgesproken had, waarin sprake was van een „zaad” of afstammeling door wie de mensheid op een dag gered zou worden? (Gen. 3:15; 12:7) Dat zou kunnen. Hij begon misschien te begrijpen, al was het vaag, dat hij een rol speelde in iets groots dat Jehovah van plan was.
20. Hoe liet Abram zien dat hij dankbaar was voor het voorrecht dat hij van Jehovah kreeg?
20 Abram was erg dankbaar voor het voorrecht dat hij van Jehovah kreeg. Terwijl hij door het land trok — ongetwijfeld voorzichtig omdat het nog steeds bewoond was door de Kanaänieten — bouwde hij altaren voor Jehovah, eerst in de buurt van de grote bomen van Moré, daarna in de buurt van Bethel. Hij ’riep de naam van Jehovah aan’ en waarschijnlijk bedankte hij zijn God dan oprecht als hij nadacht over de toekomst van zijn nageslacht. Misschien heeft hij ook tegen de Kanaänieten om zich heen gepredikt. (Lees Genesis 12:7, 8.) Natuurlijk zou het geloof van Abram later nog behoorlijk worden beproefd. Hij was zo verstandig niet achterom te kijken naar het huis en de luxe die hij in Ur had achtergelaten. Hij keek vooruit. In Hebreeën 11:10 wordt over hem gezegd: „Hij verwachtte de stad die werkelijke fundamenten heeft, van welke stad God de bouwer en maker is.”
21. Hoe valt onze kennis van Gods Koninkrijk te vergelijken met die van Abram, en waartoe ben je gemotiveerd?
21 Jehovah’s aanbidders weten nu veel meer over die figuurlijke stad, Gods Koninkrijk, dan Abram. We weten dat het Koninkrijk in de hemel regeert en binnenkort een eind zal maken aan deze slechte wereld. We weten ook dat Abrams langverwachte Zaad, Jezus Christus, nu Koning van dat Koninkrijk is. Wat zal het een voorrecht zijn Abraham te ontmoeten als hij een opstanding heeft gekregen. Dan zal hij helemaal begrijpen hoe Jehovah’s voornemen, waar hij eerst alleen maar de vage omtrekken van kon zien, is gerealiseerd! Wil je graag alle beloften van Jehovah zien uitkomen? Blijf dan doen wat Abram deed. Wees zelfopofferend, gehoorzaam en dankbaar voor de voorrechten die je van Jehovah krijgt. Als je het geloof van Abram navolgt, zal ’de vader van allen die geloof hebben’ als het ware ook jouw vader worden!
a Jaren later veranderde God Abrams naam in Abraham, wat „Vader van een menigte” betekent (Gen. 17:5).
b Zo wordt ook Abram vaak als eerste van Terahs zonen genoemd, hoewel hij niet de oudste was.
c Later veranderde God Sarais naam in Sara, wat „Vorstin” betekent (Gen. 17:15).
d Sommige geleerden trekken in twijfel of kamelen in die tijd als tamme dieren werden gehouden. Maar daar hebben ze geen sterke argumenten voor. De Bijbel zegt meerdere keren dat Abram kamelen bezat (Gen. 12:16; 24:35).