Vragen van lezers
Trouwde Farao werkelijk met Sara, Abrahams vrouw, zoals uit de weergave van Genesis 12:19 in sommige bijbelvertalingen opgemaakt zou kunnen worden?
Nee, Farao werd ervan weerhouden zich Sara (Sarai) tot vrouw te nemen. Sara’s eerbaarheid en waardigheid werden dus niet gecompromitteerd.
Wij worden geholpen dit te begrijpen door de situatie in haar context te onderzoeken. Wegens een hongersnood werd Abraham (Abram) gedwongen een poosje zijn toevlucht te zoeken in Egypte. Hij vreesde dat zijn leven daar gevaar zou lopen wegens zijn mooie vrouw, Sara. Abraham had nog geen zoon bij Sara, dus als hij in Egypte zou sterven, zou de lijn van het Zaad verbroken zijn, het Zaad door bemiddeling van wie alle families van de aarde gezegend zouden worden (Genesis 12:1-3). Abraham gebood Sara daarom zich voor zijn zuster uit te geven, want zij was in feite zijn halfzuster. — Genesis 12:10-13; 20:12.
Zijn vrees was niet ongegrond. De geleerde August Knobel verklaarde: „Abram vroeg Sarai zich in Egypte voor zijn zuster uit te geven, opdat hij niet vermoord zou worden. Indien zij als een gehuwde vrouw werd beschouwd, zou een Egyptenaar haar alleen kunnen krijgen door haar echtgenoot en eigenaar te doden; indien zij als een zuster werd beschouwd, bestond de mogelijkheid haar langs vriendschappelijke weg van de broer te verkrijgen.”
De Egyptische vorsten knoopten echter geen onderhandelingen met Abraham aan om Sara voor Farao tot vrouw te krijgen. Zij brachten de mooie Sara eenvoudig in Farao’s huis, en de heerser van Egypte gaf haar vermeende broer, Abraham, geschenken. Maar hierna sloeg Jehovah Farao’s huis met plagen. Toen de ware situatie op de een of andere niet-vermelde wijze aan Farao werd onthuld, zei hij tot Abraham: „Waarom hebt gij gezegd: ’Zij is mijn zuster’, zodat ik op het punt stond haar mij tot vrouw te nemen? En nu, hier hebt gij uw vrouw. Neem haar en ga!” — Genesis 12:14-19.
In de Willibrordvertaling en andere bijbelvertalingen wordt het bovenstaande gecursiveerde gedeelte van het vers weergegeven met „zodat ik haar als vrouw heb genomen” of soortgelijke bewoordingen. Hoewel dit niet noodzakelijkerwijs een verkeerde weergave is, zouden die bewoordingen de indruk kunnen wekken dat Farao Sara werkelijk had getrouwd, dat het huwelijk een voldongen feit was. Er zij opgemerkt dat het in Genesis 12:19 met „nemen” weergegeven Hebreeuwse werkwoord in het imperfectum staat, wat duidt op een handeling die nog niet voltooid is. De Nieuwe-Wereldvertaling geeft dit Hebreeuwse werkwoord weer in overeenstemming met de context en op een wijze die duidelijk de gesteldheid van het werkwoord weerspiegelt — „zodat ik op het punt stond haar mij tot vrouw te nemen”.a Hoewel Farao „op het punt stond” zich Sara tot vrouw te nemen, had hij nog geen daartoe strekkende procedure of ceremonie doorgevoerd.
Abraham is dikwijls bekritiseerd wegens zijn aanpak van de zaak, maar hij handelde in het belang van het beloofde Zaad en derhalve van de gehele mensheid. — Genesis 3:15; 22:17, 18; Galaten 3:16.
Bij een vergelijkbare gelegenheid die mogelijk gevaar opleverde, liet Isaäk zijn vrouw, Rebekka, haar gehuwde staat niet onthullen. Hun zoon Jakob, via wie de lijn van het Zaad zou lopen, was toen reeds geboren en was kennelijk een jonge man (Genesis 25:20-27; 26:1-11). Niettemin kan het motief achter deze oprechte tactiek heel goed hetzelfde zijn geweest als in het geval van Abraham. Tijdens een hongersnood verbleven Isaäk en zijn gezin in het gebied van de, Abimelech genoemde, Filistijnse koning. Als Abimelech wist dat Rebekka met Isaäk getrouwd was, had hij eropuit kunnen zijn heel de rest van Isaäks gezin om te brengen, wat de dood voor Jakob had kunnen betekenen. Ook in dit geval kwam Jehovah tussenbeide om zijn dienstknechten en de lijn van het Zaad te beschermen.
[Voetnoot]
a De Luther-vertaling luidt: „Waarom zeidet gij, dat zij uwe zuster was? Weshalve ik ze mij tot vrouw wilde nemen.”