Hoofdstuk 9
Vrede en zekerheid overal op aarde — Een betrouwbare hoop
1, 2. Welke in de bijbel voorzegde toestanden zouden deze aarde tot een bijzonder aangename woonplaats maken?
DEZE aarde zou een bijzonder aangename en interessante woonplaats kunnen zijn indien er overal ware vrede en zekerheid zou heersen. Hoewel het er thans lang niet op lijkt, voorzegt de bijbel dat de aarde alsnog een schitterend tehuis zal worden waar de mensheid ten volle van het leven zal genieten.
2 Wat belooft de bijbel precies? Hoe kunnen wij er zeker van zijn dat die beloften verwezenlijkt zullen worden?
Een deugdelijke basis voor vertrouwen
3, 4. (a) Wat leren wij uit de betrouwbaarheid van de fundamentele wetten waardoor het universum wordt beheerst? (b) Wie is de Maker van die wetten, en waarin kunnen wij dus eveneens met reden vertrouwen stellen?
3 Het universum wordt door bepaalde fundamentele wetten beheerst. Veel van deze wetten beschouwen wij als vanzelfsprekend. Zonsopgang, zonsondergang, maanfasen en seizoenen komen en gaan op een manier die tot de stabiliteit van het menselijk leven bijdraagt. Mensen stellen kalenders op en maken jaren van tevoren plannen voor bepaalde activiteiten. Zij weten dat de bewegingen van de zon, maan en planeten betrouwbaar zijn. Wat kunnen wij hieruit leren?
4 De Maker van die wetten is volstrekt betrouwbaar. Op wat hij zegt en doet, kunnen wij ons verlaten. In zijn naam, als Schepper van hemel en aarde, belooft de bijbel een rechtvaardige nieuwe ordening (Jesaja 45:18, 19). In ons dagelijks leven rekenen wij normaal gesproken enigermate op andere mensen — degenen die levensmiddelen aanvoeren, degenen die de post bezorgen, goede vrienden. Is het dan niet redelijk om nog veel meer vertrouwen in God te stellen en in de zekere vervulling van zijn beloften? — Jesaja 55:10, 11.
5. Hoe schenkt het ontbreken van enig zelfzuchtig motief in wat God beloofd heeft, ons geloof?
5 Terwijl men met de beloften van mensen toch vaak bedrogen uitkomt, zijn Gods beloften volkomen betrouwbaar en beogen ze ons voordeel, niet dat van hemzelf. En alhoewel God van ons niets nodig heeft, schept hij wel degelijk behagen in personen die geloof in hem stellen omdat zij hem en zijn rechtvaardige wegen liefhebben. — Psalm 50:10-12, 14.
6. Wat voor geloof helpt de bijbel ons te verwerven?
6 Daarbij komt nog dat de bijbel een beroep doet op ons denkvermogen. Er wordt geen blind geloof of lichtgelovigheid van ons verlangd. Waar geloof wordt in de bijbel zelfs gedefinieerd als „de verzekerde verwachting van dingen waarop wordt gehoopt, de duidelijke demonstratie van werkelijkheden die echter niet worden gezien” (Hebreeën 11:1). In de bijbel geeft God ons een deugdelijke basis voor geloof. De deugdelijkheid van die basis wordt steeds duidelijker naarmate wij in kennis van Gods Woord groeien en de bijbelse waarheid aan het werk zien in ons eigen leven en in de vervulling van de profetieën. — Psalm 34:8-10.
7. Wat zal er niet van ons verwacht worden om in de bijbelse beloften van toekomstige zegeningen te kunnen geloven?
7 De bijbelse beloften van toekomstige zegeningen gaan veel verder dan wat mensen durven opperen. Toch vergen die beloften niet van ons dat wij dingen geloven die tegen alle menselijke ervaring indruisen. En ze zijn al evenmin in strijd met de normale menselijke verlangens. Beschouw eens enkele van deze grootse zegeningen en kijk eens hoe dit opgaat.
De aarde zal een paradijs worden
8, 9. (a) Welke gedachte dient er bij de uitdrukking „paradijs” in ons op te komen? (b) Heeft er ooit zo iets op aarde bestaan? (c) Waaruit blijkt dat het Gods voornemen is dat het Paradijs zich over de gehele aarde zal uitstrekken?
8 Het woord „paradijs” komt van overeenkomstige woorden uit oude tijden (Hebreeuws: par·desʹ; Perzisch: pairi·daeʹza; Grieks: pa·ra·deiʹsos), woorden die werden gebruikt om dingen te beschrijven die toen werkelijk op aarde bestonden. Aan al deze woorden ligt de gedachte van een prachtig park of een parkachtige tuin ten grondslag. Net als in de oudheid zijn er ook thans veel van zulke plaatsen, en sommige daarvan zijn heel uitgestrekt. De mens hunkert van nature naar de schoonheid ervan. De bijbel belooft dat de dag zal komen dat deze gehele planeet zo’n parkachtige tuin of paradijs zal zijn!
9 Toen God het eerste mensenpaar schiep, gaf hij hun de hof van Eden — een naam die „Paradijs van geneugte” betekent — als woonplaats. Het Paradijs zou echter niet tot die ene plek beperkt blijven. God zei tot hen: „Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde en onderwerpt haar” (Genesis 1:28; 2:8, 9). Dit zou inhouden dat het Paradijs tot de einden der aarde zou worden uitgebreid, en dit door God geuite voornemen werd niet tenietgedaan door de ongehoorzaamheid van Adam en Eva. Jezus Christus zelf gaf van vertrouwen in dit voornemen blijk toen hij een man die naast hem stierf, beloofde dat hij de gelegenheid zou krijgen om in zo’n aards paradijs te leven (Lukas 23:39-43). Hoe zal dit tot stand komen?
10. Welke belemmeringen voor het Paradijs zal God volgens zijn belofte in Openbaring 11:18 uit de weg ruimen?
10 In de komende „grote verdrukking” zal God alle belemmeringen voor zijn toekomstige aardse paradijs uit de weg ruimen door degenen „te verderven die de aarde verderven” (Openbaring 11:18). Op die manier zal God datgene doen wat menselijke regeringen nooit zouden kunnen. Hij zal iedereen wegvagen die zelfzuchtig de aarde vervuilt om zijn commerciële hebzucht te bevredigen, iedereen die verwoestende oorlogen voert en iedereen die de aarde misbruikt omdat het hem ontbreekt aan respect voor de overvloedige gaven waarin God heeft voorzien.
11. (a) Uit welke historische gebeurtenis blijkt dat het herstel van het Paradijs op aarde niet in strijd is met de menselijke ervaring? (b) Het geloof in welke beloofde zegen wordt hierdoor versterkt?
11 Dan zal de schoonheid van de aarde tot volle bloei komen. Lucht, water en land zullen fris en schoon worden. Dit herstel van het Paradijs is niet iets ongeloofwaardigs en is evenmin in strijd met de menselijke ervaring. Toen de natie Israël vele eeuwen geleden uit de ballingschap in Babylon kwam, herstelde Jehovah God hen in hun eigen land, dat toen een verlaten woestenij was. Toch werd het land, omdat Gods zegen op hen en hun werk rustte, al spoedig zo prachtig dat naburige volken konden uitroepen: ’Het is als de tuin van Eden geworden!’ Het ging ook een grote opbrengst geven, zodat elke dreiging van honger en hongersnood verdween (Ezechiël 36:29, 30, 35; Jesaja 35:1, 2; 55:13). Wat God destijds deed, illustreerde op kleine schaal wat hij nog op wereldomvattende schaal zal doen om zijn beloften te verwezenlijken. Iedereen die waardig wordt geacht om dan te leven, zal zich in de door God verschafte vreugden van het leven in een paradijs verheugen. — Psalm 67:6, 7; Jesaja 25:6.
Einde van armoede en economische slavernij
12. Welke economische toestanden en arbeidsomstandigheden moeten verholpen worden willen wij werkelijk van het leven kunnen genieten?
12 Armoede en knechtschap aan nationale economische stelsels komen overal op aarde algemeen voor. Men zou niet werkelijk van het Paradijs kunnen genieten als miljoenen zouden moeten blijven zwoegen voor het naakte bestaan of eentonig werk zouden moeten doen dat een mens verlaagt tot een onpersoonlijk radertje in een reusachtige machinerie.
13-15. (a) Waar vinden wij een historisch voorbeeld dat ons laat zien wat in dit opzicht Gods wil voor de mens is? (b) Hoe droeg die regeling ertoe bij dat ieder mens en elk gezin zekerheid genoot en van het leven kon genieten?
13 Wat God in dit opzicht met de mens voorheeft, blijkt uit de manier waarop hij dergelijke kwesties bij het oude Israël regelde. Daar ontving elke familie land in erfelijk bezit (Rechters 2:6). Hoewel dit verkocht kon worden en personen zelfs zichzelf in dienstbaarheid konden verkopen als zij in de schuld kwamen te zitten, trof Jehovah toch voorzieningen waardoor werd voorkomen dat bepaalde personen grootgrondbezitters werden of anderen in langdurige slavernij geraakten. Hoe?
14 Door middel van economische voorzieningen in de Wet die hij zijn volk gaf. Het zevende jaar van dienstbaarheid was een ’jaar van kwijtschelding’ waarin elke Israëliet die in slavernij verkeerde, in vrijheid gesteld moest worden. Ook was elk vijftigste jaar „een jubeljaar” voor de gehele natie, een jaar om voor alle bewoners ’vrijlating uit te roepen’ (Deuteronomium 15:1-9; Leviticus 25:10). Dan ging al het erfelijk bezit dat verkocht was, naar de oorspronkelijke eigenaar terug. Iedereen die in dienstbaarheid was, werd vrijgelaten, ook al was er nog geen zeven jaar verstreken. Het was een blijde tijd van gelukkige gezinsherenigingen en een economisch ’nieuw begin’ in het leven. Op die manier kon er geen land voor altijd worden verkocht. De verkoop kwam in feite neer op een pacht die op z’n laatst in het jubeljaar zou eindigen. — Leviticus 25:8-24.
15 Dit alles droeg bij tot de economische stabiliteit van de natie en tot de zekerheid en vrede van elk gezin. Wanneer men zich aan deze wetten hield, werd de natie behoed voor het droeve beeld dat wij thans in zoveel landen zien waar de uitersten van rijkdom en armoede naast elkaar bestaan. De voordelen voor de individuele Israëliet maakten de natie sterk, want niemand behoefde tot de ’kansarmen’, de ’minderbedeelden’ te behoren of in echt uitzichtloze financiële moeilijkheden te verkeren. Tijdens de regering van koning Salomo, zo zegt het bericht, bleven „Juda en Israël . . . in zekerheid wonen, ieder onder zijn eigen wijnstok en onder zijn eigen vijgeboom” (1 Koningen 4:25). In deze tijd kunnen velen niet al hun talenten gebruiken en geen initiatief ontplooien omdat zij verstrikt zitten in economische stelsels die hen dwingen aan de wensen van een handjevol mensen of van slechts één mens te voldoen. Onder Gods wet werd iemand die ijverig was, geholpen al zijn bekwaamheden in te zetten tot het welzijn en de vreugde van allen. Dit geeft ons een idee van het gevoel van eigenwaarde en waardigheid dat degenen die leven in Gods nieuwe ordening verwerven, zullen bezitten.
16. Wat zal Gods koninkrijk al zijn onderdanen verschaffen met betrekking tot hun behuizing en economische situatie?
16 Overal op aarde zal de profetie in Micha 4:3, 4 prachtig in vervulling gaan. Vredelievende mensen die onder Gods rechtvaardige heerschappij leven, zullen „ieder onder hun wijnstok en onder hun vijgeboom zitten, en er zal niemand zijn die hen doet beven; want het is de mond van Jehovah der legerscharen die het heeft gesproken”. Geen enkele onderdaan van Gods koninkrijk zal in een smerige achterbuurt of een overvolle huurkazerne wonen. Zij zullen een eigen stuk land en een eigen huis hebben (Jesaja 65:21, 22). De Koning, Christus Jezus, heeft lang geleden beloofd dat ’de zachtaardigen de aarde zullen beërven’, en hij heeft „alle autoriteit in hemel en op aarde” om ervoor te zorgen dat dit gebeurt. — Matthéüs 5:5; 28:18.
Blijvende gezondheid en eeuwig leven
17-19. (a) Waaruit blijkt dat een goede gezondheid en een lang leven natuurlijke verlangens van de mensheid zijn? (b) Welke feiten over het menselijk leven en de plantengroei doen het vreemd lijken dat de mens zo kort leeft? (c) Wat in verband met de menselijke hersenen toont aan dat het redelijk is te geloven dat de mens werd ontworpen om eeuwig te leven?
17 Geen van deze voortreffelijke toestanden zou het leven echter werkelijk vredig en zeker kunnen maken zolang de toekomst nog verduisterd zou worden door ziekte, ouderdom en dood. Is het onredelijk of in strijd met de menselijke ervaring om op bevrijding van deze smartelijke dingen te hopen? Het is stellig niet in strijd met de menselijke aard om dit graag te willen, want mensen hebben er hun hele leven en onnoemelijk veel geld aan besteed om dit tot stand te brengen.
18 De hoop op blijvende gezondheid en eeuwig leven is dus volstrekt niet onredelijk. Werkelijk onredelijk is veeleer dit: Net als mensen op een leeftijd komen dat zij de kennis, de ervaring en de bekwaamheid beginnen te krijgen om waardevolle dingen te doen, beginnen zij oud te worden en sterven zij ten slotte. Toch zijn er bomen die duizenden jaren leven! Waarom zou de levensduur van de mens, die naar Gods gelijkenis werd gemaakt, slechts een fractie zijn van de tijd dat een niet met verstand begiftigde plant leeft? Zou het niet redelijk zijn als hij veel, veel langer leefde?
19 Voor specialisten die het verouderingsproces bestuderen, is dit nog goeddeels een mysterie. Ook het feit dat het menselijk brein erop berekend is om praktisch onbeperkte hoeveelheden informatie op te nemen, stelt hen voor raadsels. Zoals een wetenschappelijk schrijver zei, is het brein „perfect in staat elke hoeveelheid opgedane kennis en herinneringen die het menselijk schepsel er wellicht aan zou toevertrouwen, te verwerken — en nog wel een miljard maal meer dan die hoeveelheid ook”.55 Dat betekent dat uw hersenen in staat zijn niet alleen elke hoeveelheid die u er in een leven van zeventig of tachtig jaar aan zou toevertrouwen te verwerken, maar ook een miljard maal meer! Geen wonder dat de mens zo’n dorst heeft naar kennis, zo’n verlangen om dingen te leren doen en tot stand te brengen. Toch wordt hij hierin belemmerd door de kortheid van zijn leven. Is het zinnig dat de kolossale capaciteit van het menselijk brein beschikbaar is en er toch niet meer dan een minieme fractie van zijn mogelijkheden wordt benut? Is het niet veel redelijker om, zoals de bijbel dit doet, de gevolgtrekking te maken dat Jehovah de mens ontworpen heeft om eeuwig op aarde te leven, en hem een brein heeft gegeven dat daar schitterend op afgestemd is?
20. Wat zal God volgens zijn in de bijbel opgetekende belofte voor de mensheid doen met betrekking tot de gevolgen van de zonde, met inbegrip van de dood zelf?
20 De bijbel toont aan dat de mens oorspronkelijk de gelegenheid had om eeuwig te leven, maar dat hij deze gelegenheid heeft verspeeld door in opstand te komen: ’Door bemiddeling van één mens, Adam, is de zonde de wereld binnengekomen en door middel van de zonde de dood, en aldus heeft de dood zich tot alle mensen uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden’ (Romeinen 5:12). Maar de bijbel bevat ook Gods belofte dat in het herstelde Paradijs ’de dood niet meer zal zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn’ (Openbaring 21:3, 4; vergelijk 7:16, 17). Er staat in vermeld dat eeuwig leven, vrij van de gevolgen van de zonde, Gods voornemen met betrekking tot de mensheid is (Romeinen 5:21; 6:23). En meer nog: de bijbel belooft dat de zegeningen van Gods nieuwe ordening open zullen staan voor de miljarden die in het verleden gestorven zijn. Hoe? Door een opstanding die het gemeenschappelijke graf van de mensheid geheel zal ledigen. Jezus voorzei vol vertrouwen: „Het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen en te voorschijn zullen komen.” — Johannes 5:28, 29.
21, 22. Waarom zijn onze verwachtingen niet te hoog gespannen als wij ernaar uitzien volkomen gezond te worden?
21 De medische wetenschap is thans in staat „wondermiddelen” te produceren en chirurgische prestaties te leveren die nog maar enkele decennia geleden ongelooflijk zouden hebben geleken. Mogen wij er dan aan twijfelen dat Degene die de mens heeft geschapen, tot nog veel verbazingwekkender genezingen in staat is? De Schepper is stellig bij machte om rechtvaardig gezinde mensen een bruisende gezondheid terug te geven en zelfs het verouderingsproces te keren. En hij kan dit doen zonder zijn toevlucht te nemen tot geneesmiddelen, chirurgie of kunstorganen. Goedgunstig heeft God bewijzen verschaft dat onze verwachtingen niet te hoog gespannen zijn als wij op zulke zegeningen hopen.
22 Toen zijn Zoon op aarde was, stelde God hem in staat krachtige werken van gezondmaking te verrichten. Deze werken geven ons de zekerheid dat geen zwakheid, gebrek of ziekte Gods vermogen om te genezen te boven gaat. Toen een man die over zijn hele lichaam melaats was, Jezus smeekte hem te genezen, raakte Jezus de man vol mededogen aan en zei: „Word rein.” En, zo zegt het historische verslag, „onmiddellijk werd hij van zijn melaatsheid gereinigd” (Matthéüs 8:2, 3). Jezus deed dergelijke dingen ten aanschouwen van talrijke getuigen, zoals de geschiedschrijver Matthéüs bericht: „Toen kwamen er grote scharen naar hem toe, die kreupelen, verminkten, blinden, stommen en vele anderen bij zich hadden, en zij wierpen hen gewoonweg aan zijn voeten, en hij genas hen, zodat de schare verbaasd stond . . . en zij verheerlijkten de God van Israël” (Matthéüs 15:30, 31). Lees voor uzelf Johannes 9:1-21 eens om te zien hoe waarheidsgetrouw en levensecht het historische verslag over zulke genezingen is. Dat deze voorvallen waar gebeurd zijn, wordt door veel getuigen bevestigd, onder wie een dokter, de arts Lukas. — Markus 7:32-37; Lukas 5:12-14, 17-25; 6:6-11; Kolossenzen 4:14.
23, 24. Waarom is het niet onredelijk te geloven dat onder Gods koninkrijk de doden opnieuw tot leven gebracht zullen worden?
23 Om soortgelijke redenen behoeven wij de bijbelse belofte dat „er een opstanding zal zijn” niet als iets ongeloofwaardigs te beschouwen (Handelingen 24:15). Nog jaren na iemands dood kan men zijn stem, zijn uiterlijk en zijn daden doen herleven door middel van een film of videoband. Moet dan Degene die de mens heeft geschapen, die de precieze atomaire en moleculaire structuur van de mens kent, niet nog veel meer kunnen doen? Door mensen gemaakte computers kunnen letterlijk miljarden gegevens opslaan en coördineren. Maar God heeft het ontzag inboezemende universum met zijn miljarden sterrenstelsels geschapen, en elk sterrenstelsel bevat weer miljarden sterren. Dat betekent een totaal van biljoenen, triljoenen, en nog meer! Toch zegt Psalm 147:4: „Hij telt het getal der sterren; hij noemt ze alle bij hun naam”! Dan moet het voor God, die zo’n enorm herinneringsvermogen heeft, toch eenvoudig zijn om zich de persoonlijkheid van mensen te herinneren en hen opnieuw tot leven te brengen? — Job 14:13.
24 Ook in dit verband heeft Jehovah historische voorbeelden verschaft om ons geloof in een dergelijke geweldige hoop te versterken. Hij heeft zijn Zoon het vermogen geschonken om op kleine schaal te demonstreren wat hij tijdens zijn rechtvaardige heerschappij over de aarde op grote schaal zal doen. Jezus heeft een aantal doden opgewekt, vaak voor de ogen van toeschouwers. Lazarus, die hij in de buurt van Jeruzalem opwekte, was zelfs zo lang dood geweest dat zijn lichaam tot ontbinding begon over te gaan. Er is dus beslist een deugdelijke basis voor de opstandingshoop. — Lukas 7:11-17; 8:40-42, 49-56; Johannes 11:38-44.
De aarde kan zulk een bevolking bevatten
25, 26. Zal er, wanneer de doden worden opgewekt, voor iedereen voldoende leefruimte zijn?
25 Kan deze planeet ook na de opstanding der doden nog gerieflijke woonruimte bieden aan haar bevolking? Het heeft meer dan 5000 jaar geduurd voordat de wereldbevolking in het begin van de vorige eeuw de één miljard bereikte. Thans bedraagt ze ongeveer vijf miljard.
26 De mensen die nu leven, vertegenwoordigen derhalve een aanzienlijk deel van het totale aantal mensen dat ooit heeft geleefd. Sommigen hebben de totale bevolking gedurende de gehele menselijke geschiedenis op ongeveer 15.000.000.000 personen geschat. Het landoppervlak van de aarde bedraagt bijna 15.000.000.000 ha ofte wel ongeveer 1 ha per persoon. Dit zou niet alleen in grond voor de voedselproduktie voorzien, maar ook ruimte laten voor wouden, bergen en andere prachtige landschappen — zonder dat het in het Paradijs al te vol zou worden. Bovendien laat de bijbel zien dat niet iedereen die nu leeft, in leven zal blijven en die nieuwe ordening zal meemaken. Jezus zei zelfs: „Breed en wijd is de weg die naar de vernietiging voert, en velen zijn er die daardoor ingaan.” Hij merkte ook op dat wanneer de wereldvernietiging komt, degenen die niet Jehovah’s wil doen, zullen „heengaan in de eeuwige afsnijding”. — Matthéüs 7:13; 25:46.
27. Zou de aarde voldoende voedsel voor al die mensen kunnen opleveren?
27 Maar zou de aarde voldoende voedsel voor zoveel mensen kunnen opleveren? Geleerden beweren dat dit mogelijk is, zelfs onder de huidige omstandigheden. In The Toronto Star werd bericht: „Volgens de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) wordt er wereldwijd reeds voldoende graan verbouwd om iedereen op aarde te voeden met 3000 calorieën per dag, wat . . . ongeveer 50 procent boven het laagste aanvaardbare niveau ligt.”56 Ten aanzien van de toekomst werd uitgelegd dat er zelfs onder de huidige omstandigheden voldoende voedsel zou kunnen zijn om in de behoeften van het dubbele van de tegenwoordige wereldbevolking te voorzien. Wij moeten ook bedenken dat Jehovah zijn volk leiding zal verschaffen om het landbouwpotentieel van de aarde goed te benutten, want Psalm 72:16 verzekert ons: „Er zal volop koren op aarde blijken te zijn; op de top der bergen zal overvloed zijn.”
28. Waarom bestaat er geen gevaar dat de aarde doordat de mensen eeuwig blijven leven, mettertijd overbevolkt zou raken?
28 Wij moeten ons realiseren wat Gods oorspronkelijk aan het eerste mensenpaar bekendgemaakte voornemen is. Hun werd gezegd ’de aarde te vullen en te onderwerpen’, de hof van Eden tot de verste uithoeken der aarde uit te breiden (Genesis 1:28). Het is duidelijk dat dit betekent dat de aarde in gerieflijke mate gevuld zou worden, niet overbevolkt met mensen. Dat zou nog steeds ruimte laten voor de mogelijkheid dat de ’onderworpen’ aarde een wereldomvattend park zou zijn naar het patroon van de oorspronkelijke parkachtige woonplaats van de mens. Dit goddelijke gebod geeft dus aan dat de bevolkingsgroei op Gods bestemde tijd en op zijn manier beperkt zou worden.
Een vast fundament voor blijvend geluk
29. Welke invloed hebben de betrekkingen met andere mensen op iemands geluk?
29 Maar zelfs een schitterende omgeving, materiële voorspoed, interessant werk en een goede gezondheid zouden u geen blijvend geluk garanderen. Veel mensen hebben dit alles thans en zijn toch ongelukkig. Waarom? Vanwege de mensen om hen heen, die zelfzuchtig, twistziek, huichelachtig of haatdragend kunnen zijn. Het blijvende geluk in Gods nieuwe ordening zal in grote mate het gevolg zijn van een wereldomvattende verandering in de geesteshouding van de mensen. Hun liefde en respect voor God en hun verlangen zijn voornemens te volbrengen, zullen geestelijke voorspoed teweegbrengen. Als die ontbreekt, wordt materiële voorspoed onbevredigend en leeg.
30. Hoe weten wij dat degenen die in Gods nieuwe ordening leven, slechts die mensen zullen zijn die tot de vrede en zekerheid van anderen bijdragen?
30 Ja, het is een waar genoegen mensen om zich heen te hebben die goed, nederig en vriendelijk zijn — mensen van wie u echt kunt houden en die u kunt vertrouwen, en die net zo over u denken (Psalm 133:1; Spreuken 15:17). Liefde voor God garandeert ware liefde voor de naaste, en dat zal het leven zo aangenaam maken in Zijn rechtvaardige nieuwe ordening. Degenen die God met eeuwig leven zal begunstigen, zullen allemaal hun liefde voor hem en voor hun medemensen bewezen hebben. Met zulke buren, vrienden en collega’s zult u zich in ware vrede en zekerheid en in blijvend geluk kunnen verheugen. — 1 Johannes 4:7, 8, 20, 21.
31. Wat dienen wij nu te doen als wij werkelijk in Gods nieuwe ordening wensen te leven?
31 Dit grootse vooruitzicht staat werkelijk voor u open! Het getuigt dus van praktische wijsheid als u onderzoekt wat er van u wordt verlangd om ervoor in aanmerking te komen. Nu is het de tijd om uw leven in overeenstemming te brengen met Gods vereisten voor degenen die in de komende „grote verdrukking” behouden zullen blijven. — 2 Petrus 3:11-13.
[Illustratie op blz. 98]
De dag zal spoedig komen dat de gehele aarde in een paradijs veranderd zal worden