Waarom vergt het zoveel tijd om de kwestie te beslechten?
ZO’N 6000 jaar geleden was Gods soevereiniteit nog geen geschilpunt. Bij de voltooiing van zijn wonderbaarlijke scheppingswerken „zag God alles wat hij gemaakt had en zie! het was zeer goed” (Genesis 1:31). Vervolgens ging hij een lange periode van „rust” in, wat natuurlijk niet wil zeggen dat hij fysiek vermoeid was. Hij rustte veeleer in de zin dat hij ophield met zijn scheppingswerken op aarde in het vertrouwen dat zijn goede voornemen ten aanzien hiervan een volledig succes zou zijn. — Genesis 2:1-3; Jesaja 55:11.
Wat was dat voornemen? Jehovah plaatste het eerste mensenpaar in een omgeving die de tuin van Eden werd genoemd. Hun eerste taak was zorg te dragen voor hun paradijstehuis, met inbegrip van zijn grote verscheidenheid van dierlijk leven. Ook moesten zij kinderen voortbrengen en opvoeden. Mettertijd, naarmate hun gezin groeide, zouden zij in gehoorzaamheid aan Gods gebod om ’de aarde te onderwerpen’, het paradijs uitbreiden tot de einden der aarde. Aldus zou de aarde uiteindelijk een schitterend tehuis zijn, gevuld met een gelukkige, verenigde familie die haar hemelse Vader diende. Dat was Gods oorspronkelijke voornemen. — Genesis 1:27, 28; 2:8, 15, 20-22.
Zouden Adam en Eva tot het einde ervan een aandeel hebben aan de vervulling van dit grootse voornemen? Dat hing ervan af of zij eraan zouden blijven meewerken door hun Schepper te gehoorzamen. Hun gehoorzaamheid zou geen blind, gedachteloos automatisme zijn. Onze eerste ouders waren met een vrije wil begiftigd, daar het Gods wens was dat zij hem uit een hart vol waardering dienden. Als een zichtbare herinnering aan zijn rechtmatige soevereiniteit verschafte hij een eenvoudige toets. Zij konden van elke voorziening in de tuin gebruik maken op één na. Betreffende één vruchtboom zei God: „Op de dag dat gij daarvan eet, zult gij beslist sterven.” — Genesis 2:16, 17.
Uit deze woorden blijkt dat Adam en Eva niet geschapen waren om oud te worden en te sterven. De dood zou alleen volgen als zij dit eenvoudige gebod overtraden. Als Adam en Eva gehoorzaam waren gebleven aan God, zouden zij nu nog als ouders van een wereldomvattende familie van volmaakte nakomelingen op aarde leven. — Zie het in Psalm 37:29 vermelde beginsel.
Een van Gods engelenzonen, nu Satan genoemd, begon echter kritiek uit te oefenen op Gods manier van regeren. Hij zette Eva ertoe aan van de verboden vrucht te eten door op bedrieglijke wijze te suggereren dat zij beter af zou zijn als zij onafhankelijk was van Gods soevereiniteit. Satans ware motief was evenwel een verlangen om de god van de toekomstige menselijke familie te zijn. — Genesis 3:1-5; Mattheüs 4:8, 9; Johannes 8:44.
Aangezien Jehovah het eerste mensenpaar alles had gegeven wat zij nodig hadden, had Eva zijn soevereiniteit hoog moeten houden en Satans leugenachtige suggestie moeten afwijzen. Tragisch genoeg ging zij er echter op in en overtrad Gods wet. Naderhand verkoos Adam zich bij zijn vrouw aan te sluiten in haar onverstandige handelwijze. Zo kwam het eigenzinnige paar, alsook Satan, in opstand tegen God en werd de strijdvraag inzake goddelijke soevereiniteit opgeworpen. — Genesis 3:6.
Het oplossen van uiterst belangrijke strijdpunten vergt tijd
Jehovah had de drie opstandelingen meteen kunnen vernietigen. Maar daarmee zouden de door hun opstand opgeworpen vragen niet afdoende beantwoord zijn. Zou de mens zichzelf los van God met succes kunnen regeren? Was het gerechtigheid van Gods zijde dat hij onderworpenheid aan zijn soevereiniteit eiste? Zou bovendien, gezien het gedrag van het eerste mensenpaar, enig mens onzelfzuchtig verkiezen God uit eigen vrije wil te dienen — zelfs wanneer hij of zij door Satan werd beproefd? (Job 1:7-11; 2:4) Het zou tijd vergen om deze vragen te beantwoorden. Het zou ook tijd vergen om de gevolgen van die oorspronkelijke opstand te boven te komen en Gods voornemen te verwezenlijken om de aarde te veranderen in een paradijs, bevolkt door een zondeloos mensenras. Wij wachten nog steeds op de uiteindelijke oplossing van deze strijdpunten.
In overeenstemming met zijn wet ontnam God Adam en Eva het voorrecht eeuwig te leven. Zij waren het niet langer waard een aandeel te hebben aan de vervulling van zijn grootse voornemen. Voordat zij stierven, werd hun echter toegestaan nageslacht te verwekken en groot te brengen. Het is waar dat Adam en Eva niet langer krachtig, zondeloos leven aan hun nageslacht konden doorgeven (Romeinen 5:12). Maar ook al werden de generaties die volgden onvolmaakt geboren en waren zij gedoemd te sterven, toch hadden veel afzonderlijke personen de gelegenheid te tonen aan wiens kant zij stonden in de belangrijke strijdvraag inzake de soevereiniteit.
De strijdvraag oplossen
Hoe zal God deze kwesties in verband met zijn soevereiniteit oplossen? In één opzicht zijn de destijds in Eden opgeworpen vragen nu beantwoord. Duizenden jaren menselijke geschiedenis hebben pijnlijk duidelijk gemaakt dat Satans bewering dat Eva onafhankelijk van God beter af zou zijn, een leugen was. Menselijk bestuur dat God buiten beschouwing laat, is een voortdurende mislukking geweest. Het is zoals de bijbel zegt: „De ene mens [heeft] over de andere mens . . . geheerst tot diens nadeel.” — Prediker 8:9.
Aan de andere kant hebben de lange jaren sinds Adam en Eva zondigden, een bericht van veel goede dingen opgeleverd. Velen der mensheid hebben van een onverbrekelijke gehechtheid aan Jehovah’s soevereiniteit blijk gegeven, met als uitnemendste voorbeeld „de Zoon des mensen”, Jezus Christus, zelf (Mattheüs 20:18; Hebreeën 11:1–12:3). Degenen die zich aan Gods wetten hebben gehouden en zijn soevereiniteit hebben erkend, hebben bemerkt dat dit werkelijk het beste is. Zij hebben de waarheidsgetrouwheid van de spreuk ervaren: „De zegen van Jehovah — die maakt rijk, en hij voegt er geen smart bij” (Spreuken 10:22). Bovendien zullen zij, dank zij de voorziening van de opstanding, uiteindelijk in de vervulling van Gods grootse voornemen delen. — Johannes 5:28, 29.
Jehovah is zijn oorspronkelijke voornemen niet vergeten. Degenen die zijn soevereiniteit verwerpen, zullen niet voor altijd op aarde mogen domineren, en de bijbel waarschuwt dat God binnenkort handelend tegen hen zal optreden. Wij lezen: „Gods gramschap wordt van de hemel uit geopenbaard tegen alle goddeloosheid” (Romeinen 1:18). Deze komende uiting van Gods toorn, in de bijbel Armageddon genoemd, zal onomstotelijk bewijzen dat hij echt bestaat. Alleen degenen die zijn soevereiniteit aanvaarden, zullen die gebeurtenis overleven. „De oprechten zijn het die op de aarde zullen verblijven, en de onberispelijken zijn het die erop zullen overblijven. Wat de goddelozen betreft, zij zullen van de aarde zelf worden afgesneden.” — Spreuken 2:21, 22.
De grote strijdvraag en u
Met het oog op deze feiten moet elk van ons — net als Adam en Eva — een keuze maken. Zullen wij proberen onafhankelijk van God te leven? Of zullen wij ons aan zijn soevereiniteit onderwerpen? Bedenk dat dit de belangrijkste kwestie is waarmee u in deze tijd geconfronteerd wordt. Andere vraagstukken, hoe belangrijk ze ook mogen schijnen, hebben met uw huidige leven te maken. Deze strijdvraag heeft te maken met eeuwig leven. De beslissing die u neemt, zal van invloed zijn op uw eeuwige toekomst.
Hoe kunt u er blijk van geven dat u Gods soevereiniteit aanvaardt? Door ijverig zijn Woord, de bijbel, te bestuderen en ernaar te streven samen met andere ware christenen zijn wil te gehoorzamen (Zefanja 2:2, 3). Dan zult u het gelukkige vooruitzicht hebben de vervulling van Gods grootse voornemen mee te maken. U zult de volgende prachtige belofte verwezenlijkt zien: „Nog maar een korte tijd en de goddeloze zal er niet meer zijn . . . De zachtmoedigen daarentegen zullen de aarde bezitten, en zij zullen inderdaad hun heerlijke verrukking vinden in de overvloed van vrede” (Psalm 37:10, 11). Wat een schitterende uitkomst voor allen die zich onderwerpen aan Gods soevereiniteit! Wat een krachtige reden om een verstandige beslissing te nemen in deze uiterst belangrijke aangelegenheid!