VOLG HUN GELOOF NA | ABEL
Hij ’spreekt’ nog steeds tot ons
ABEL stond bij zijn kudde schapen, die op de heuvel aan het grazen was. Hij tuurde naar een plek in de verte waar een zwak schijnsel te zien was. Hij wist dat daar constant een vlammend zwaard ronddraaide dat de ingang van de Hof van Eden blokkeerde. Ooit hadden zijn ouders daar gewoond, maar nu konden zij en hun kinderen er niet meer naar binnen. Misschien was het laat op de middag en speelde de wind door Abels haar terwijl hij omhoogkeek en aan zijn Schepper dacht. Zou de breuk tussen de mensen en God ooit geheeld worden? Abel wilde niets liever.
Abel spreekt nu nog tot ons. Misschien lijkt dat onmogelijk. Hij was de tweede zoon van Adam en is al heel lang geleden gestorven. Zijn lichaam is bijna zesduizend jaar geleden in stof opgegaan en is allang verdwenen. Over de doden zegt de Bijbel: „Zij zijn zich van helemaal niets bewust” (Prediker 9:5, 10). Bovendien is er geen enkele uitspraak van Abel in de Bijbel te vinden. Hoe kan hij dan tot ons spreken?
De apostel Paulus schreef onder leiding van God over Abel: „Hierdoor spreekt hij nog, alhoewel hij gestorven is” (Hebreeën 11:4). Waardoor spreekt hij dan? Door zijn geloof. Abel was de eerste mens die deze schitterende eigenschap ontwikkelde. Zijn geloof was zo indrukwekkend dat hij nog steeds een krachtig voorbeeld voor ons is. Als we leren van zijn geloof en dat proberen na te volgen, spreekt het verslag over Abel op een heel realistische en effectieve manier tot ons.
Maar wat kunnen we van Abel en zijn geloof leren als er in de Bijbel zo weinig over hem wordt gezegd?
ABELS JEUGD
Abel werd helemaal in het begin van de menselijke geschiedenis geboren. Jezus noemde hem later in verband met „de grondlegging der wereld” (Lukas 11:50, 51). Met „wereld” bedoelde hij kennelijk de mensen die de hoop hebben van zonde losgekocht te worden. Abel was de vierde mens, maar hij was blijkbaar de eerste van wie God vond dat hij voor vergeving in aanmerking kwam.a Het is duidelijk dat hij opgroeide tussen mensen die niet bepaald een goed voorbeeld waren.
Hoewel de menselijke familie nog maar net bestond, hingen er al donkere wolken boven hen. Abels ouders, Adam en Eva, waren waarschijnlijk knappe, energieke mensen. Maar ze waren diep gezonken, en dat wisten ze. Ooit waren ze volmaakt en hadden ze het vooruitzicht eeuwig te leven. Toen kwamen ze tegen Jehovah God in opstand en werden ze uit het paradijs gezet. Omdat ze hun eigen verlangens belangrijker vonden dan al het andere — zelfs de behoeften van hun nageslacht — verloren ze hun volmaaktheid en het vooruitzicht op eeuwig leven (Genesis 2:15–3:24).
Nadat Adam en Eva uit het paradijs waren verbannen, hadden ze een zwaar leven. Toch noemden ze hun eerste kind Kaïn, wat „Iets wat is voortgebracht” betekent. Eva zei: „Ik heb met de hulp van Jehovah een man voortgebracht.” Misschien dacht ze wel aan de belofte die Jehovah in de Hof van Eden had gedaan. Hij had voorspeld dat een bepaalde vrouw een „zaad” zou voortbrengen dat op een dag degene zou vernietigen die Adam en Eva op het slechte pad had gebracht (Genesis 3:15; 4:1). Dacht Eva dat zij de vrouw in de profetie was en dat Kaïn het beloofde „zaad” was?
Als ze dat dacht, dan zat ze er helemaal naast. En als zij en Adam hun zoon Kaïn opvoedden met dat idee, zal dat zijn onvolmaakte trots geen goed hebben gedaan. Na een tijdje kreeg Eva een tweede zoon, maar we lezen nergens dat ze hem ook zo bijzonder vond. Ze noemden hem Abel, wat „Ademtocht” of „IJdelheid” kan betekenen (Genesis 4:2). Blijkt uit die naam dat ze van Abel minder hoge verwachtingen hadden dan van Kaïn? We weten het niet.
In ieder geval kunnen ouders in deze tijd veel leren van die eerste ouders. Stimuleert u door wat u zegt en doet de trots, ambitie en egoïstische neigingen van uw kinderen? Of leert u ze van Jehovah te houden en een vriendschap met hem op te bouwen? Helaas schoten Adam en Eva op dat gebied tekort. Toch was er hoop voor hun nageslacht.
HOE KWAM ABEL AAN ZIJN GELOOF?
Terwijl de twee broers opgroeiden, leerde Adam ze waarschijnlijk hoe ze in hun levensbehoeften konden voorzien. Kaïn werd landbouwer en Abel herder.
Maar Abel deed iets wat nog veel belangrijker was. Door de jaren heen ontwikkelde hij geloof, die schitterende eigenschap waar Paulus later over schreef. Dat is eigenlijk heel bijzonder. Er was niemand aan wie Abel een voorbeeld kon nemen. Hoe kwam hij dan aan zijn geloof in God? Kijk eens naar drie belangrijke dingen waarop zijn geloof waarschijnlijk gebaseerd was.
Jehovah’s schepping.
Het is waar dat Jehovah de grond had vervloekt, waardoor er doornen en distels groeiden die het lastig maakten gewassen te verbouwen. Toch bracht de aarde genoeg voedsel op voor Abels familie. En er lag geen vloek op de dieren, of op de bergen, meren, rivieren en zeeën; en ook niet op de hemel, wolken, zon, maan en sterren. Overal zag Abel bewijzen van de grote liefde, wijsheid en goedheid van Jehovah, de God die alle dingen had gemaakt (Romeinen 1:20). Door met waardering over zulke dingen na te denken, versterkte hij zijn geloof.
Abel nam er ongetwijfeld de tijd voor om over geestelijke dingen na te denken. Als herder moest hij lange afstanden afleggen. Hij leidde zijn schapen over de heuvels, door valleien en door rivieren, altijd op zoek naar het groenste gras, de beste waterpoelen en rustplaatsen met de beste beschutting. Van al Gods schepselen leken schapen het meest hulpeloos, alsof ze van nature de mens nodig hadden om ze te leiden en te beschermen. Begreep Abel dat ook hij de leiding, bescherming en zorg nodig had van Iemand die veel wijzer en machtiger was dan de mens? Hij heeft vast veel van zulke gedachten in gebed onder woorden gebracht, en daardoor bleef zijn geloof groeien.
De schepping was voor Abel een van de redenen om in een liefdevolle Schepper te geloven
Jehovah’s beloften.
Adam en Eva zullen hun zoons verteld hebben wat er in de Hof van Eden allemaal was gebeurd waardoor ze uit het paradijs waren gezet. Abel had dus heel veel om over na te denken.
Jehovah had gezegd dat de grond vervloekt zou zijn. Abel kon duidelijk de doornen en distels zien die de vervulling van die woorden waren. Jehovah had ook voorspeld dat Eva tijdens een zwangerschap en bij een bevalling veel pijn zou hebben. Toen ze nog meer kinderen kreeg, zag Abel ongetwijfeld dat ook die voorspelling uitkwam. Jehovah had voorzien dat Eva onredelijk veel behoefte zou hebben aan de liefde en aandacht van haar man en dat hij haar zou domineren. Abel zag dat voor zijn ogen gebeuren. In al die gevallen zag hij dat Jehovah’s woorden absoluut betrouwbaar waren. Hij had dus goede redenen om te geloven in Gods belofte over een „zaad” dat eens zou herstellen wat er in Eden was misgegaan (Genesis 3:15-19).
Jehovah’s aanbidders.
Abel kon geen voorbeeld nemen aan zijn familieleden. Maar mensen waren in die tijd niet de enige schepselen met intelligentie op aarde. Toen Adam en Eva uit het paradijs werden gezet, zorgde Jehovah ervoor dat zij en hun nakomelingen er niet naar binnen konden. Om de ingang te bewaken plaatste hij daar cherubs, engelen met een hoge positie, en ook het vlammende lemmer van een zwaard dat constant ronddraaide (Genesis 3:24).
Als jongetje zal Abel die cherubs hebben gezien. In hun gematerialiseerde vorm straalden ze vast enorme kracht uit. En het zwaard dat voortdurend vlamde en ronddraaide, was ook heel indrukwekkend. Heeft Abel toen hij opgroeide ooit gezien dat die cherubs er geen zin meer in hadden en hun post verlieten? Nee, hij zag dat die machtige schepselen dag in dag uit, jaar in jaar uit, en dat tientallen jaren lang, op hun plek bleven. Zo leerde hij dat Jehovah oprechte, trouwe aanbidders heeft. Bij die cherubs zag Abel een loyaliteit en gehoorzaamheid aan Jehovah die hij niet bij zijn eigen familie zag. Het voorbeeld van die engelen heeft zijn geloof zeker versterkt.
Doordat Abel mediteerde over alles wat Jehovah via de schepping over zichzelf onthulde, over zijn beloften en over het voorbeeld van zijn aanbidders, werd zijn geloof steeds sterker. Het voorbeeld van Abel spreekt ons echt aan. Vooral jongeren zullen het geruststellend vinden te weten dat ze echt geloof in God kunnen ontwikkelen, ongeacht wat hun familieleden doen. De wonderen van de schepping om ons heen, de hele Bijbel en alle goede voorbeelden van geloof zijn een stevig fundament waar we ons geloof op kunnen bouwen.
WAAROM WAS HET OFFER VAN ABEL BETER?
Abels geloof in Jehovah groeide, en nu zocht hij naar een manier om dat geloof te laten zien. Maar wat kon een mens aan de Schepper van het heelal geven? God had zeker geen hulp of geschenken van mensen nodig. Na een tijd begon Abel een belangrijke waarheid te begrijpen: als hij Jehovah gewoon het allerbeste gaf wat hij had — en met het juiste motief — dan zou zijn lieve hemelse Vader daar blij mee zijn.
Daarom besloot Abel wat schapen van zijn kudde te offeren. Hij koos de beste schapen, de eerstgeboren schapen, en gebruikte wat volgens hem de mooiste stukken waren. Ondertussen wilde Kaïn ook Gods zegen en goedkeuring, en hij besloot wat van de opbrengst van zijn land te offeren. Maar hij had heel andere motieven. Het verschil werd duidelijk toen de broers hun offers aanboden.
Beide zoons van Adam kunnen voor hun offer een altaar en vuur gebruikt hebben, misschien in het zicht van de cherubs, in die tijd de enige vertegenwoordigers van Jehovah op aarde. En Jehovah reageerde! De Bijbel zegt dat hij „goedgunstig op Abel en zijn offergave neerzag” (Genesis 4:4). Hoe hij dat duidelijk maakte, zegt het verslag niet. Maar waarom vond hij Abels offer beter?
Lag het aan het offer zelf? Abel koos voor zijn offer levende, ademende schepselen, waarvan het kostbare levensbloed vergoten werd. Besefte hij hoe waardevol zulke offers zouden zijn? Eeuwen later gebruikte God het offer van een gaaf lam als afbeelding van het offer van zijn eigen volmaakte Zoon, „het Lam Gods”, wiens onschuldige bloed vergoten zou worden (Johannes 1:29; Exodus 12:5-7). Maar waarschijnlijk wist of begreep Abel dat nog niet allemaal.
Wat we wel zeker weten is dat Abel het allerbeste gaf wat hij had. Jehovah was niet alleen blij met het offer maar ook met Abel zelf. Abel werd gemotiveerd door liefde voor Jehovah en door echt geloof.
Bij Kaïn lag het anders: Jehovah was helemaal niet blij met hem en zijn offer (Genesis 4:5). Dat kwam niet doordat er iets mis was met het offer zelf. In Gods Wet stond later dat er producten van het land geofferd mochten worden (Leviticus 6:14, 15). Maar de Bijbel zegt dat Kaïns „eigen werken goddeloos waren” (1 Johannes 3:12). Net als veel mensen in deze tijd dacht hij kennelijk dat het genoeg was om te doen alsof hij God toegewijd was. Al gauw bleek uit zijn daden dat hij een gebrek aan geloof had en niet echt van God hield.
Toen Kaïn zag dat Jehovah niet blij met hem was, had hij iets van het voorbeeld van Abel kunnen leren. Maar dat deed hij niet. Hij werd verteerd door haat. Jehovah zag wat er in Kaïns hart leefde en redeneerde geduldig met hem. Hij waarschuwde hem dat zijn houding tot ernstige zonde zou leiden en zei dat hij hem zijn goedkeuring zou geven als hij zich maar ’tot goeddoen keerde’ (Genesis 4:6, 7).
Kaïn negeerde Gods waarschuwing. Hij stelde zijn nietsvermoedende jongere broer voor om samen in het veld te gaan wandelen. Daar viel hij Abel aan en vermoordde hem (Genesis 4:8). In zekere zin werd Abel dus het eerste slachtoffer van religieuze vervolging, de eerste martelaar. Hij stierf, maar dat was zeker niet het einde van zijn verhaal.
In figuurlijk opzicht riep Abels bloed tot Jehovah God om wraak of gerechtigheid. En God zorgde ervoor dat de slechte Kaïn de straf kreeg die hij verdiende (Genesis 4:9-12). Wat belangrijker is, het verslag van Abels geloof spreekt nog tot ons in deze tijd. Zijn leven, dat misschien zo’n honderd jaar heeft geduurd, was kort voor mensen in die tijd, maar hij heeft dat leven goed gebruikt. Toen hij stierf wist hij dat zijn hemelse Vader, Jehovah, van hem hield en hem goedkeurde (Hebreeën 11:4). We kunnen er dus zeker van zijn dat hij zich veilig in Jehovah’s onbeperkte geheugen bevindt, totdat hij in een paradijs op aarde weer tot leven gewekt zal worden (Johannes 5:28, 29). Zult u hem daar ontmoeten? Dat kan als u niet alleen vastbesloten bent te luisteren als Abel tot ons spreekt, maar ook moeite doet om zijn bijzondere geloof na te volgen.
a In de Griekse uitdrukking die weergegeven is met „de grondlegging der wereld” ligt de gedachte opgesloten van het uitstorten van zaad, wat op de voortplanting duidt. Het gaat hier dus om de allereerste afstammelingen van Adam en Eva. Maar waarom bracht Jezus Abel met „de grondlegging der wereld” in verband en niet Kaïn, de eerste mens die geboren werd? Kaïn kwam door zijn beslissingen en daden opzettelijk in opstand tegen Jehovah God. Net als zijn ouders lijkt hij niet voor een opstanding en voor verlossing in aanmerking te komen.