Met God wandelen — De eerste stappen
„Nadert tot God en hij zal tot u naderen.” — JAKOBUS 4:8.
1, 2. Waarom zou u zeggen dat het een groot voorrecht is Jehovah te dienen?
DE MAN had jaren gevangengezeten. Toen werd hij voor de regeerder van het land ontboden. De gebeurtenissen volgden elkaar snel op. Plotseling bevond de gevangene zich in dienst van de machtigste monarch die destijds op aarde leefde. De voormalige gevangene werd in een zeer verantwoordelijke en buitengewoon eervolle positie geplaatst. Jozef — de man wiens voeten eens in boeien werden gekneld — wandelde nu met een koning! — Genesis 41:14, 39-43; Psalm 105:17, 18.
2 Thans hebben mensen de gelegenheid in dienst te komen bij iemand die veel groter is dan de Farao van Egypte. De Allerhoogste van het universum nodigt ons allen uit hem te dienen. Wat is het een ontzagwekkend voorrecht dit te doen en een intieme band met Jehovah, de almachtige God, aan te kweken! In de Schrift worden majestueuze kracht en pracht, alsook sereniteit, schoonheid en aangenaamheid met hem in verband gebracht (Ezechiël 1:26-28; Openbaring 4:1-3). Al zijn handelingen zijn van liefde doortrokken (1 Johannes 4:8). Hij liegt nooit (Numeri 23:19). En Jehovah stelt degenen die jegens hem loyaal zijn nimmer teleur (Psalm 18:25). Door ons naar zijn rechtvaardige vereisten te schikken, kunnen wij thans een gelukkig, zinvol leven genieten, met eeuwig leven in het vooruitzicht (Johannes 17:3). Geen menselijke regeerder kan ook maar in de verste verte iets aanbieden wat met deze zegeningen en voorrechten te vergelijken is.
3. In welk opzicht ’wandelde Noach met de ware God’?
3 Lang geleden nam de patriarch Noach het vaste besluit om in overeenstemming met Gods wil en voornemen te leven. Over hem zegt de bijbel: „Noach was een rechtvaardig man. Hij betoonde zich onberispelijk onder zijn tijdgenoten. Noach wandelde met de ware God” (Genesis 6:9). Noach wandelde uiteraard niet letterlijk met Jehovah, aangezien geen mens ’God ooit zelfs maar gezien’ heeft (Johannes 1:18). In plaats daarvan wandelde Noach met God in de zin dat hij deed wat God hem had opgedragen. Omdat Noach zijn leven wijdde aan het doen van Gods wil, verheugde hij zich in een hartelijke, intieme band met de Almachtige God. En voor miljoenen in deze tijd geldt dat zij net als Noach ’met God wandelen’ door in overeenstemming met Jehovah’s raad en leiding te leven. Hoe vangt men daarmee aan?
Nauwkeurige kennis van essentieel belang
4. Hoe onderricht Jehovah zijn volk?
4 Om met Jehovah te wandelen, moeten wij hem eerst leren kennen. De profeet Jesaja voorzei: „Het moet geschieden in het laatst der dagen dat de berg van het huis van Jehovah stevig bevestigd zal worden boven de top der bergen, en hij zal stellig verheven worden boven de heuvels; en daarheen moeten alle natiën stromen. En vele volken zullen stellig heengaan en zeggen: ’Komt, en laten wij opgaan naar de berg van Jehovah, naar het huis van de God van Jakob; en hij zal ons onderrichten omtrent zijn wegen, en wij willen zijn paden bewandelen.’ Want uit Sion zal de wet uitgaan, en het woord van Jehovah uit Jeruzalem” (Jesaja 2:2, 3). Ja, wij kunnen erop vertrouwen dat Jehovah al degenen die zijn wegen trachten te bewandelen, zal onderrichten. Jehovah heeft zijn Woord, de bijbel, verschaft en hij helpt ons dat te begrijpen. Eén manier waarop hij dit doet, is door middel van „de getrouwe en beleidvolle slaaf” (Mattheüs 24:45-47). Jehovah gebruikt ’de getrouwe slaaf’ om geestelijk onderricht te verschaffen door middel van op de bijbel gebaseerde publikaties, christelijke vergaderingen en de gratis huisbijbelstudieregeling. God helpt zijn volk zijn Woord ook te begrijpen door middel van zijn heilige geest. — 1 Korinthiërs 2:10-16.
5. Waarom is de bijbelse waarheid zo kostbaar?
5 Hoewel wij niet voor bijbelse waarheid betalen, is ze kostbaar. Als wij Gods Woord bestuderen, komen wij dingen over God zelf te weten — zijn naam, zijn persoonlijkheid, zijn voornemen en de wijze waarop hij met mensen handelt. Ook komen wij de bevrijdende antwoorden op fundamentele levensvragen te weten, zoals: Waarom zijn wij hier? Waarom laat God lijden toe? Wat houdt de toekomst in? Waarom worden wij oud en sterven wij? Is er leven na de dood? Bovendien komen wij te weten wat Gods wil voor ons is, hoe wij dienen te wandelen om hem volledig te behagen. Wij komen te weten dat zijn vereisten redelijk zijn en uitermate nuttig als wij ernaar leven. Zonder Gods onderricht zouden wij zulke dingen nooit kunnen begrijpen.
6. Welke handelwijze kunnen wij door middel van nauwkeurige bijbelkennis volgen?
6 Bijbelse waarheid is krachtig en beweegt ons ertoe veranderingen in ons leven aan te brengen (Hebreeën 4:12). Voordat wij kennis van de Schrift in ons opnamen, konden wij alleen „overeenkomstig het samenstel van dingen van deze wereld” wandelen (Efeziërs 2:2). Maar nauwkeurige kennis van Gods Woord stelt ons in staat een andere koers te volgen, opdat wij kunnen „wandelen op een wijze die Jehovah waardig is, ten einde hem volledig te behagen” (Kolossenzen 1:10). Wat een vreugde is het om onze eerste stappen te doen in het wandelen met Jehovah, de luisterrijkste Persoon in heel het universum! — Lukas 11:28.
Twee belangrijke stappen — Opdracht en doop
7. Welke waarheid omtrent menselijk leiderschap treedt aan het licht als wij Gods Woord bestuderen?
7 Wanneer wij in ons begrip van de bijbel groeien, gaan wij menselijke aangelegenheden en ons eigen leven onderzoeken in het geestelijke licht van Gods Woord. Zo treedt een belangrijke waarheid aan het licht. Die waarheid werd lang geleden onder woorden gebracht door de profeet Jeremia, die schreef: „Ik weet heel goed, o Jehovah, dat het niet aan de aardse mens is zijn weg te bepalen. Het staat niet aan een man die wandelt, zelfs maar zijn schrede te richten” (Jeremia 10:23). Mensen — wij allen — hebben Gods leiding nodig.
8. (a) Wat beweegt mensen ertoe zich aan God op te dragen? (b) Wat houdt christelijke opdracht in?
8 Een begrip van dit uiterst belangrijke feit beweegt ons ertoe van Jehovah afkomstige leiding te zoeken. En liefde voor God zet ons ertoe aan ons leven aan hem op te dragen. Ons aan God opdragen, betekent hem in gebed te naderen en hem plechtig te beloven ons leven te gebruiken om hem te dienen en getrouw zijn wegen te bewandelen. Daarmee volgen wij het voorbeeld van Jezus, die zich vastbesloten aan Jehovah aanbood om de goddelijke wil ten uitvoer te brengen. — Hebreeën 10:7.
9. Waarom dragen mensen hun leven aan Jehovah op?
9 Jehovah God oefent nooit druk of dwang op iemand uit om zich aan hem op te dragen. (Vergelijk 2 Korinthiërs 9:7.) Bovendien verwacht God van niemand dat hij zijn leven aan Hem opdraagt wegens een of andere kortstondige emotie. Voordat een persoon gedoopt wordt, moet hij reeds een discipel zijn, en dat vergt ernstige krachtsinspanningen om kennis in zich op te nemen (Mattheüs 28:19, 20). Paulus smeekte degenen die reeds gedoopt waren ’hun lichaam aan te bieden als een slachtoffer dat levend, heilig en God welgevallig is, een heilige dienst met hun denkvermogen’ (Romeinen 12:1). Op grond van een overeenkomstig gebruik van ons denkvermogen dragen wij ons aan Jehovah God op. Nadat wij vernomen hebben wat erbij betrokken is en de aangelegenheid zorgvuldig hebben beredeneerd, dragen wij gewillig en vreugdevol ons leven aan God op. — Psalm 110:3.
10. Welk verband bestaat er tussen opdracht en doop?
10 Na God persoonlijk in gebed te hebben benaderd om ons vaste besluit kenbaar te maken in zijn wegen te wandelen, doen wij de volgende stap. Wij leggen er in het openbaar getuigenis van af dat wij ons aan hem hebben opgedragen doordat wij in water worden gedoopt. Dit is een openbare verklaring dat wij plechtig hebben beloofd Gods wil te doen. Aan het begin van zijn aardse bediening werd Jezus door Johannes gedoopt, waarmee hij ons een voorbeeld gaf (Mattheüs 3:13-17). Later gebood Jezus zijn volgelingen discipelen te maken en hen te dopen. Daarom zijn opdracht en doop uiterst belangrijke stappen voor een ieder die met Jehovah wil wandelen.
11, 12. (a) Hoe kan de doop vergeleken worden met een huwelijksvoltrekking? (b) Welke parallel kan getrokken worden tussen onze verhouding met Jehovah en die welke er tussen man en vrouw bestaat?
11 Een opgedragen, gedoopte discipel van Jezus Christus worden, komt enigszins met trouwen overeen. In veel landen gaan verschillende stappen aan de trouwdag vooraf. Een man en een vrouw ontmoeten elkaar, leren elkaar kennen en worden verliefd op elkaar. Dan komt de verloving. De huwelijksvoltrekking maakt openbaar wat zij onder vier ogen besloten hebben — een huwelijk aangaan en vervolgens als man en vrouw samenwonen. De huwelijksvoltrekking in het openbaar is het begin van die speciale verhouding. Die datum kenmerkt het begin van het huwelijk. Op overeenkomstige wijze kenmerkt de doop het begin van een leven dat eraan gewijd is in een opgedragen verhouding met Jehovah te wandelen.
12 Beschouw nog een overeenkomst. Na hun trouwdag dient de liefde tussen man en vrouw zich te verdiepen en te groeien. Om steeds dichter tot elkaar te worden getrokken, moeten beide huwelijkspartners er onzelfzuchtig naar streven hun huwelijksverhouding in stand te houden en te versterken. Hoewel wij geen huwelijk met God aangaan, moeten wij er na onze doop ons best voor doen een intieme verhouding met God in stand te houden. Hij ziet en waardeert onze krachtsinspanningen om zijn wil te doen en nadert tot ons. „Nadert tot God”, schreef de discipel Jakobus, „en hij zal tot u naderen.” — Jakobus 4:8.
In Jezus’ voetstappen treden
13. Wiens voorbeeld dienen wij te volgen wanneer wij met God wandelen?
13 Om met Jehovah te wandelen, moeten wij leven naar het voorbeeld dat Jezus Christus heeft gegeven. De apostel Petrus schreef: „Gij werdt . . . tot deze loopbaan geroepen, want ook Christus heeft voor u geleden, u een model nalatend opdat gij nauwkeurig in zijn voetstappen zoudt treden” (1 Petrus 2:21). Aangezien Jezus volmaakt was en wij onvolmaakt zijn, zijn wij niet in staat het door hem gegeven voorbeeld feilloos te volgen. Niettemin verwacht Jehovah dat wij ons uiterste best doen. Laten wij eens vijf aspecten van Jezus’ leven en bediening beschouwen die opgedragen christenen moeten trachten na te volgen.
14. Wat is er bij kennis van Gods Woord betrokken?
14 Jezus had een nauwkeurige en grondige kennis van Gods Woord. Tijdens zijn bediening deed Jezus veelvuldig aanhalingen uit de Hebreeuwse Geschriften (Lukas 4:4, 8). De goddeloze religieuze leiders uit die tijd deden uiteraard ook aanhalingen uit de Schrift (Mattheüs 22:23, 24). Het verschil was dat Jezus begreep wat de Schrift bedoelde en hij paste haar in zijn leven toe. Hij kende niet alleen de letter van de Wet maar ook de geest ervan. Als wij Christus’ voorbeeld volgen, dienen ook wij ernaar te streven Gods Woord te begrijpen en de zin of geest ervan te vatten. Daardoor kunnen wij door God goedgekeurde werkers worden die in staat zijn ’het woord der waarheid juist te hanteren’. — 2 Timotheüs 2:15.
15. Hoe gaf Jezus een voorbeeld in het spreken over God?
15 Christus Jezus sprak tot anderen over zijn hemelse Vader. Jezus hield zijn kennis van Gods Woord niet voor zichzelf. Zelfs zijn vijanden noemden hem „Leraar”, want overal waar hij heen ging, sprak hij tot anderen over Jehovah en Zijn voornemens (Mattheüs 12:38). Jezus predikte in het openbaar op het tempelterrein, in synagogen, in steden en op het platteland (Markus 1:39; Lukas 8:1; Johannes 18:20). Hij onderwees met mededogen en vriendelijkheid, en toonde liefde voor degenen die hij hielp (Mattheüs 4:23). Degenen die Jezus’ voorbeeld volgen, vinden ook vele plaatsen en manieren om anderen over Jehovah God en zijn wonderbaarlijke voornemens te onderwijzen.
16. Hoe hecht was de verhouding die Jezus met medeaanbidders van Jehovah had?
16 Jezus voelde een nauwe verbondenheid met anderen die Jehovah aanbaden. Toen Jezus bij één gelegenheid tot de scharen sprak, kwamen zijn moeder en zijn ongelovige broers om met hem te spreken. Het bijbelse verslag zegt: „Iemand [zei] tot hem: ’Zie! Uw moeder en uw broers staan buiten en trachten u te spreken te krijgen.’ Als antwoord zei hij tot degene die het hem kwam zeggen: ’Wie is mijn moeder, en wie zijn mijn broers?’ En zijn hand naar zijn discipelen uitstrekkend, zei hij: ’Zie! Mijn moeder en mijn broers! Want al wie de wil doet van mijn Vader, die in de hemel is, die is mijn broer en zuster en moeder’” (Mattheüs 12:47-50). Dit betekent niet dat Jezus zijn familie verwierp, want latere gebeurtenissen bewijzen dat dit niet het geval was (Johannes 19:25-27). Maar dit verslag beklemtoont de liefde die Jezus voor zijn medegelovigen had. Evenzo zoeken degenen die in deze tijd met God wandelen de kameraadschap van andere dienstknechten van Jehovah en raken heel erg op hen gesteld. — 1 Petrus 4:8.
17. Hoe dacht Jezus over het doen van de wil van zijn hemelse Vader, en welke uitwerking dient dat op ons te hebben?
17 Door de goddelijke wil te doen, toonde Jezus liefde voor zijn hemelse Vader. Jezus gehoorzaamde Jehovah in alles. Hij zei: „Mijn voedsel is, dat ik de wil doe van hem die mij heeft gezonden en zijn werk voleindig” (Johannes 4:34). Christus zei ook: ’Ik doe altijd de dingen die God behagen’ (Johannes 8:29). Jezus had zijn hemelse Vader zo lief dat ’hij zich vernederd heeft en gehoorzaam is geworden tot de dood, ja, de dood aan een martelpaal’ (Filippenzen 2:8). Op zijn beurt zegende Jehovah Jezus en verhoogde hem tot een positie van autoriteit en eer, direct onder Jehovah zelf (Filippenzen 2:9-11). Net als Jezus tonen wij onze liefde voor God door zijn geboden te gehoorzamen en door zijn wil te doen. — 1 Johannes 5:3.
18. In welk opzicht gaf Jezus een voorbeeld met betrekking tot het gebed?
18 Jezus was een man van gebed. Hij bad bij zijn doop (Lukas 3:21). Voordat hij zijn twaalf apostelen uitkoos, bracht hij de hele nacht door in gebed (Lukas 6:12, 13). Jezus leerde zijn discipelen bidden (Lukas 11:1-4). Op de avond voordat hij stierf, bad hij voor en met zijn discipelen (Johannes 17:1-26). Gebed was een belangrijk onderdeel van Jezus’ leven, net als dat in ons leven het geval dient te zijn, aangezien wij zijn volgelingen zijn. Wat een eer is het om in gebed tot de Universele Soeverein te spreken! Bovendien verhoort Jehovah gebeden, want Johannes schreef: „Dit is het vertrouwen dat wij jegens hem hebben, dat, ongeacht wat wij vragen overeenkomstig zijn wil, hij ons hoort. En indien wij weten dat hij ons hoort met betrekking tot wat wij ook vragen, dan weten wij dat wij de gevraagde dingen zullen hebben, daar wij ze van hem hebben gevraagd.” — 1 Johannes 5:14, 15.
19. (a) Welke hoedanigheden van Jezus dienen wij na te volgen? (b) In welke opzichten trekken wij er profijt van wanneer wij Jezus’ leven en bediening bestuderen?
19 Er valt zo veel te leren door het aardse leven en de bediening van Jezus Christus aan een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen! Sta eens stil bij de hoedanigheden die hij aan de dag legde: liefde, mededogen, vriendelijkheid, sterkte, evenwicht, redelijkheid, nederigheid, moed en onzelfzuchtigheid. Hoe meer wij over Jezus te weten komen, des te groter ons verlangen is om zijn getrouwe volgelingen te zijn. Kennis van Jezus brengt ons ook nader tot Jehovah. Tenslotte was Jezus een volmaakte weerspiegeling van zijn hemelse Vader. Hij verheugde zich in zo’n intieme verhouding met Jehovah dat hij kon zeggen: „Wie mij heeft gezien, heeft ook de Vader gezien.” — Johannes 14:9.
Vertrouw erop dat God u steunt
20. Hoe kunnen wij zelfvertrouwen krijgen wanneer wij met Jehovah wandelen?
20 Wanneer kinderen pas leren lopen, zijn hun stappen onvast. Hoe leren zij met vaste tred te lopen? Alleen door oefening en volharding. Welnu, degenen die met Jehovah wandelen, doen er moeite voor om met zelfverzekerde, vaste pas te lopen. Ook dit vergt tijd en volharding. Paulus wees op de belangrijkheid van volharding in het wandelen met God, toen hij schreef: „Ten slotte, broeders, verzoeken en vermanen wij u bij de Heer Jezus dat, gelijk gij van ons het onderricht hebt ontvangen omtrent de wijze waarop gij behoort te wandelen en God moet behagen — zoals gij in feite reeds wandelt — gij het in vollediger mate blijft doen.” — 1 Thessalonicenzen 4:1.
21. In welke zegeningen kunnen wij ons verheugen als wij met Jehovah wandelen?
21 Als wij God volledig toegewijd zijn, zal hij ons helpen met hem te blijven wandelen (Jesaja 40:29-31). Niets wat deze wereld te bieden heeft, kan vergeleken worden met de zegeningen die hij degenen schenkt die zijn wegen bewandelen. Hij is ’Degene die ons leert onszelf baat te verschaffen, die ons doet treden op de weg die wij dienen te bewandelen. En indien wij werkelijk aandacht aan zijn geboden schenken, zal onze vrede worden net als een rivier, en onze rechtvaardigheid als de golven der zee’ (Jesaja 48:17, 18). Door de uitnodiging om met God te wandelen te aanvaarden en door dit getrouw te doen, kunnen wij ons voor eeuwig in vrede met hem verheugen.
Wat zou u antwoorden?
◻ Waarom is het een eer met de ware God te wandelen?
◻ Waarom zijn studie, opdracht en doop de eerste stappen om met Jehovah te wandelen?
◻ Hoe kunnen wij in de voetstappen van Jezus treden?
◻ Hoe weten wij dat Jehovah ons zal steunen als wij met hem wandelen?
[Illustraties op blz. 13]
Studie, opdracht en doop zijn de eerste stappen om met God te wandelen