Het Woord van God blijft in eeuwigheid
„Wat het woord van onze God betreft, het zal tot onbepaalde tijd blijven.” — JESAJA 40:8.
1. (a) Wat wordt hier bedoeld met „het woord van onze God”? (b) Hoe laten de beloften van mensen zich vergelijken met het woord van God?
MENSEN zijn geneigd hun vertrouwen te stellen in de beloften van vooraanstaande mannen en vrouwen. Maar hoe wenselijk deze beloften ook mogen schijnen in de ogen van mensen die naar verbetering van hun levenslot verlangen, ze zijn als verwelkende bloemen vergeleken bij het woord van onze God (Psalm 146:3, 4). Meer dan 2700 jaar geleden inspireerde Jehovah God de profeet Jesaja ertoe het volgende op te tekenen: „Alle vlees is groen gras, en al zijn liefderijke goedheid is als de bloesem van het veld. Het groene gras is verdord, de bloesem is verwelkt; maar wat het woord van onze God betreft, het zal tot onbepaalde tijd blijven” (Jesaja 40:6, 8). Wat is dat eeuwig blijvende „woord”? Het is Gods bekendgemaakte voornemen. In deze tijd hebben wij dat „woord” in geschreven vorm in de bijbel. — 1 Petrus 1:24, 25.
2. In weerwil van welke houdingen en daden heeft Jehovah zijn woord betreffende het oude Israël en Juda vervuld?
2 Mensen die in de dagen van het oude Israël leefden, ondervonden de waarheidsgetrouwheid van datgene wat Jesaja had opgetekend. Jehovah voorzei bij monde van zijn profeten dat wegens grove ontrouw jegens hem eerst het tienstammenrijk Israël en vervolgens het tweestammenrijk Juda in ballingschap zou worden gevoerd (Jeremia 20:4; Amos 5:2, 27). Hoewel zij Jehovah’s profeten vervolgden en zelfs doodden, een boekrol met Gods waarschuwingsboodschap verbrandden en militaire steun zochten bij Egypte om de vervulling van Jehovah’s woord te beletten, faalde het niet (Jeremia 36:1, 2, 21-24; 37:5-10; Lukas 13:34). Bovendien had Gods belofte om een berouwvol joods overblijfsel naar hun land te doen terugkeren, een opmerkelijke vervulling. — Jesaja hoofdstuk 35.
3. (a) Welke door Jesaja opgetekende beloften zijn van bijzonder belang voor ons? (b) Waarom bent u ervan overtuigd dat deze dingen werkelijk zullen gebeuren?
3 Bij monde van Jesaja voorzei Jehovah ook de rechtvaardige Messiaanse heerschappij over de mensheid, bevrijding van zonde en dood, en de verandering van de aarde in een paradijs (Jesaja 9:6, 7; 11:1-9; 25:6-8; 35:5-7; 65:17-25). Zullen deze dingen ook gebeuren? Zonder enige twijfel! ’God kan niet liegen.’ Hij heeft zijn profetische woord ten behoeve van ons laten optekenen, en hij heeft ervoor gezorgd dat het bewaard gebleven is. — Titus 1:2; Romeinen 15:4.
4. Waarom kan er terecht gezegd worden dat Gods woord „levend” is, ook al zijn er geen oorspronkelijke bijbelhandschriften bewaard gebleven?
4 Jehovah heeft de oorspronkelijke handschriften waarin zijn schrijvers uit de oudheid die profetieën hebben opgetekend, niet bewaard. Maar zijn „woord”, zijn bekendgemaakte voornemen, blijkt nog steeds een levend woord te zijn. Dat voornemen beweegt zich onweerstaanbaar voorwaarts, en gaandeweg treden de verborgen gedachten en beweegredenen van mensen die er in hun leven door geraakt worden, duidelijk aan het licht (Hebreeën 4:12). Bovendien blijkt uit het historische verslag dat het aan Gods leiding toe te schrijven is dat de geïnspireerde Geschriften bewaard gebleven en vertaald zijn.
Pogingen om de Schrift te onderdrukken
5. (a) Wat heeft een Syrische koning gedaan om de geïnspireerde Hebreeuwse Geschriften te vernietigen? (b) Waarom slaagde hij hier niet in?
5 Meer dan eens hebben heersers geprobeerd de geïnspireerde geschriften te vernietigen. In 168 v.G.T. richtte de Syrische koning Antiochus Epiphanes (afgebeeld op blz. 10) in de tempel die aan Jehovah was gewijd, een altaar voor Zeus op. Hij spoorde ook ’de boeken van de Wet’ op, verbrandde ze en verklaarde dat een ieder die dergelijke Geschriften bezat, ter dood gebracht zou worden. Hoeveel afschriften hij in Jeruzalem en Judea ook verbrandde, hij kon de Schrift niet geheel en al onderdrukken. Er bevonden zich destijds in veel landen verspreid joodse kolonies en elke synagoge had haar eigen collectie boekrollen. — Vergelijk Handelingen 13:14, 15.
6. (a) Welke intensieve poging werd er gedaan om de door de vroege christenen gebruikte Geschriften te vernietigen? (b) Wat was het resultaat?
6 Evenzo verordende de Romeinse keizer Diocletianus in 303 G.T. dat christelijke vergaderplaatsen met de grond gelijkgemaakt moesten worden en dat de daar aanwezige ’Geschriften door vuur verteerd moesten worden’. Dat vernietigingswerk heeft zich over een periode van tien jaar voortgezet. Hoe verschrikkelijk de vervolging ook was, Diocletianus slaagde er niet in het christendom uit te roeien, noch stond God de gemachtigden van de keizer toe om van ook maar één gedeelte van Zijn geïnspireerde Woord alle afschriften te vernietigen. Maar door hun reactie op de verbreiding en de prediking van Gods Woord maakten de tegenstanders duidelijk kenbaar wat er in hun hart leefde. Zij identificeerden zich als mensen die door Satan waren verblind en zijn wil ten uitvoer brachten. — Johannes 8:44; 1 Johannes 3:10-12.
7. (a) Welke pogingen zijn er gedaan om de verbreiding van bijbelkennis in West-Europa te verhinderen? (b) Wat werd op het gebied van vertalen en uitgeven van de bijbel tot stand gebracht?
7 De pogingen om de verbreiding van bijbelkennis te verhinderen namen ook andere vormen aan. Toen het Latijn een dode taal werd, waren het geen heidense heersers maar belijdende christenen — paus Gregorius VII (1073–1085) en paus Innocentius III (1198–1216) — die zich actief verzetten tegen de vertaling van de bijbel in talen die door het gewone volk werden gesproken. In een poging kritiek op het gezag van de kerk de kop in te drukken, werd in 1229 op het rooms-katholieke concilie van Toulouse (Frankrijk) bepaald dat een leek geen bijbelboeken in de omgangstaal mocht bezitten. De inquisitie werd agressief ingezet om op de naleving van het decreet toe te zien. Toch hadden na 400 jaar inquisitie mensen die Gods Woord liefhadden, de gehele bijbel vertaald en verspreidden zij deze in gedrukte vorm in zo’n twintig talen benevens een aantal dialecten, en grote delen van de bijbel in nog eens zestien talen.
8. Wat gebeurde er in de negentiende eeuw op het gebied van bijbelvertaling en -verspreiding in Rusland?
8 Niet alleen de Rooms-Katholieke Kerk probeerde de bijbel bij de gewone mensen vandaan te houden. In het begin van de negentiende eeuw vertaalde professor Pavsky van de Academie der Godgeleerdheid in Sint-Petersburg het Evangelie van Mattheüs vanuit het Grieks in het Russisch. Ook andere boeken van de christelijke Griekse Geschriften werden in het Russisch vertaald, met Pavsky als redacteur. Deze werden in grote oplagen verspreid totdat in 1826 de tsaar er door gemanipuleer van kerkelijke zijde toe werd gebracht het Russische Bijbelgenootschap onder bestuur van de „Heilige Synode” van de Russisch-Orthodoxe Kerk te plaatsen, waardoor vervolgens de werkzaamheden van dit genootschap doeltreffend werden onderdrukt. Later vertaalde Pavsky de Hebreeuwse Geschriften vanuit het Hebreeuws in het Russisch. Omstreeks dezelfde tijd vertaalde ook Makarios, een archimandriet van de Orthodoxe Kerk, de Hebreeuwse Geschriften vanuit het Hebreeuws in het Russisch. Beiden werden voor hun inspanningen gestraft en hun vertalingen werden in kerkarchieven weggeborgen. De kerk was vastbesloten de bijbel in de oude Slavische taal te houden, die destijds door het gewone volk niet werd gelezen of begrepen. Pas toen de pogingen van het volk om bijbelkennis te verwerven zich niet langer lieten onderdrukken, ging de „Heilige Synode” er in 1856 toe over een eigen synodale vertaling uit te brengen, waarbij de hand werd gehouden aan richtlijnen die er zorgvuldig op berekend waren de gebruikte bewoordingen te laten stroken met de kerkelijke zienswijzen. Zo kwam er in verband met de verbreiding van Gods Woord een onderscheid aan het licht tussen de uiterlijke schijn van de religieuze leiders en hun werkelijke bedoeling, zoals die uit hun woorden en daden bleek. — 2 Thessalonicenzen 2:3, 4.
Het Woord beveiligen tegen verdraaiing
9. Hoe gaven sommige bijbelvertalers blijk van hun liefde voor Gods Woord?
9 Onder degenen die de Schriften vertaalden en afschreven, bevonden zich mannen die Gods Woord oprecht liefhadden en zich ernstig inspanden om het voor iedereen toegankelijk te maken. William Tyndale stierf (in 1536) als martelaar wegens zijn werk om de bijbel in het Engels beschikbaar te stellen. Francisco de Enzinas werd (na 1544) door de katholieke inquisitie gevangengezet omdat hij de christelijke Griekse Geschriften in het Spaans had vertaald en uitgegeven. Met gevaar voor zijn leven vertaalde Robert Morrison (van 1807 tot 1818) de bijbel in het Chinees.
10. Welke voorbeelden tonen aan dat er vertalers zijn geweest die door andere invloeden dan liefde voor Gods Woord werden gemotiveerd?
10 Soms echter werd het werk van afschrijvers en vertalers beïnvloed door andere overwegingen dan liefde voor Gods Woord. Beschouw eens vier voorbeelden: (1) De Samaritanen bouwden een tempel op de berg Gerizim die met de tempel van Jeruzalem moest wedijveren. Ter ondersteuning van deze handelwijze werd er in de Samaritaanse Pentateuch in Exodus 20:17 een interpolatie aangebracht. Het gebod werd toegevoegd, alsof het deel uitmaakte van de Tien Geboden, om op de berg Gerizim een stenen altaar te bouwen en daar slachtoffers te brengen. (2) Degene die als eerste het boek Daniël voor de Griekse Septuaginta vertaalde, veroorloofde zich vrijheden in zijn weergaven. Hij laste verklaringen in die naar zijn mening datgene wat er in de Hebreeuwse tekst stond, zouden toelichten of verbeteren. Hij liet bijzonderheden weg die naar zijn mening onaanvaardbaar zouden zijn voor de lezers. Bij het vertalen van de profetie betreffende de tijd waarop de Messias zou verschijnen, opgetekend in Daniël 9:24-27, vervalste hij de vermelde tijdsperiode, voegde er woorden aan toe en veranderde en verplaatste woorden, blijkbaar met de bedoeling de profetie een schijnbare ondersteuning te laten zijn voor de strijd van de Makkabeeën. (3) In de vierde eeuw G.T. nam een overijverige voorstander van de triniteitsleer klaarblijkelijk de woorden „in de hemel, de Vader, het Woord en de heilige geest; en deze drie zijn één” in een Latijnse verhandeling op alsof ze een aanhaling waren uit 1 Johannes 5:7. Later werd die passage rechtstreeks in de tekst van een Latijns bijbelhandschrift ingevoegd. (4) Lodewijk XIII (1610–1643) van Frankrijk machtigde Jacques Corbin om de bijbel in het Frans te vertalen als tegenwicht tegen de inspanningen van protestantse zijde. Met dat doel voor ogen nam Corbin enige interpolaties in de tekst van de bijbel op, waaronder een verwijzing naar „het Heilig Misoffer” in Handelingen 13:2.
11. (a) Hoe is het Woord van God ondanks de oneerlijkheid van sommige vertalers blijven bestaan? (b) Hoeveel bewijsmateriaal in de vorm van oude handschriften is er om aan te tonen wat er oorspronkelijk in de bijbel heeft gestaan? (Zie kader.)
11 Jehovah heeft zulk geknoei met zijn Woord niet verhinderd, noch is zijn voornemen erdoor veranderd. Wat was het effect ervan? Door vermeldingen van de berg Gerizim toe te voegen, werd de Samaritaanse religie niet Gods instrument om de mensheid te zegenen. In plaats daarvan werd erdoor bewezen dat, hoewel de Samaritaanse religie beweerde in de Pentateuch te geloven, men zich voor het leren kennen van de waarheid niet op deze religie kon verlaten (Johannes 4:20-24). Verdraaiing van de bewoordingen in de Septuaginta heeft de Messias er niet van weerhouden op de bij monde van de profeet Daniël voorzegde tijd te komen. Bovendien waren de joden, hoewel de Septuaginta in de eerste eeuw in gebruik was, klaarblijkelijk gewend in hun synagogen de Schrift in het Hebreeuws te horen voorlezen. Dit leidde ertoe dat toen de tijd voor de vervulling van de profetie naderde, „het volk vol verwachting was” (Lukas 3:15). Wat de interpolaties in 1 Johannes 5:7 ter ondersteuning van de Drieëenheid en in Handelingen 13:2 ter rechtvaardiging van het Misoffer betreft: deze hebben geen verandering gebracht in wat de waarheid dienaangaande is. En mettertijd kwamen de bedriegerijen volledig aan het licht. Het grote reservoir van handschriften van de bijbel in de oorspronkelijke talen verschaft een middel om elke willekeurige vertaling op haar deugdelijkheid te onderzoeken.
12. (a) Welke kwalijke veranderingen werden door sommige bijbelvertalers aangebracht? (b) Hoe verstrekkend waren deze?
12 Bij andere pogingen om de Schrift te veranderen, was meer betrokken dan het herformuleren van enkele verzen. De identiteit van de ware God zelf werd aangevallen. Alleen al de aard en de omvang van de veranderingen leverden het duidelijke bewijs dat er sprake was van invloed uit een bron die machtiger was dan enige individuele mens of menselijke organisatie — ja, invloed van Jehovah’s aartsvijand, Satan de Duivel. Toegevend aan die invloed gingen vertalers en afschrijvers — sommigen maar al te graag, anderen ongaarne — ertoe over Gods eigen persoonlijke naam, Jehovah, op de duizenden plaatsen waar deze voorkwam uit zijn geïnspireerde Woord te verwijderen. Op een vroeg tijdstip lieten sommige vertalingen vanuit het Hebreeuws in onder andere het Grieks, Latijn, Duits, Engels, Italiaans en Nederlands de goddelijke naam geheel weg of behielden deze slechts op enkele plaatsen. Ook uit afschriften van de christelijke Griekse Geschriften werd hij verwijderd.
13. Waarom heeft de wijdverbreide poging om de bijbel te veranderen er niet toe geleid dat Gods naam uit het geheugen van de mensheid werd gewist?
13 Maar die luisterrijke naam werd niet uit het geheugen van de mensheid gewist. Vertalingen van de Hebreeuwse Geschriften in het Spaans, Portugees, Duits, Engels, Frans en vele andere talen namen in alle eerlijkheid Gods persoonlijke naam in de tekst op. Tegen de zestiende eeuw begon de persoonlijke naam van God ook weer in verscheidene Hebreeuwse vertalingen van de christelijke Griekse Geschriften te verschijnen, in de achttiende eeuw in het Duits en in de negentiende eeuw in het Kroatisch en het Engels. Ook al zouden mensen proberen Gods naam te verbergen, wanneer „Jehovah’s dag” aanbreekt, zullen, zoals God heeft bekendgemaakt, ’de natiën moeten weten dat ik Jehovah ben’. Dat bekendgemaakte voornemen van God zal niet falen. — 2 Petrus 3:10; Ezechiël 38:23; Jesaja 11:9; 55:11.
De boodschap bereikt elke plek op aarde
14. (a) In hoeveel Europese talen was de bijbel omstreeks het begin van de twintigste eeuw gedrukt, en welke uitwerking had dit? (b) In hoeveel Afrikaanse talen was de bijbel tegen het einde van 1914 beschikbaar?
14 Bij het aanbreken van de twintigste eeuw werd de bijbel al in 94 Europese talen gedrukt. Daardoor werden bijbelonderzoekers in dat deel van de wereld attent gemaakt op het feit dat er met het einde van de tijden der heidenen in 1914 wereldschokkende gebeurtenissen zouden plaatsvinden, en dat is ook inderdaad gebeurd! (Lukas 21:24) Voordat het uitermate belangrijke jaar 1914 ten einde was, werd de bijbel, hetzij in zijn geheel of enkele boeken ervan, in 157 Afrikaanse talen gepubliceerd, naast het op grote schaal gesproken Engels, Frans en Portugees. Aldus werd het fundament gelegd om aan nederige leden van de vele stammen en nationale groepen die daar wonen, geestelijk bevrijdende bijbelse waarheden te onderwijzen.
15. In welke mate was de bijbel, toen de laatste dagen begonnen, verkrijgbaar in de talen van mensen in Noord-, Midden- en Zuid-Amerika?
15 Toen de wereld de voorzegde laatste dagen binnenging, was de bijbel overal in Noord-, Midden- en Zuid-Amerika verkrijgbaar. Immigranten uit Europa hadden hem in al hun uiteenlopende talen meegebracht. Er was een uitgebreid programma van bijbels onderwijs gaande, met onder meer openbare lezingen en intensieve verspreiding van bijbelse lectuur die werd uitgegeven door de Internationale Bijbelonderzoekers, zoals Jehovah’s Getuigen toen bekendstonden. Bovendien werden er door bijbelgenootschappen al bijbels in 57 andere talen gedrukt om in de behoeften van de inheemse bevolking van het westelijk halfrond te voorzien.
16, 17. (a) In welke mate was de bijbel beschikbaar gekomen toen de tijd voor wereldomvattende prediking aanbrak? (b) Hoe blijkt de bijbel werkelijk een eeuwig blijvend en zeer invloedrijk boek te zijn?
16 Toen de tijd aanbrak om het goede nieuws over de gehele wereld te prediken voordat ’het einde zou komen’, was de bijbel ook in Azië en de eilanden van de Grote Oceaan beslist niet nieuw (Mattheüs 24:14). Hij werd reeds uitgegeven in 232 voor dat deel van de aardbol karakteristieke talen. Sommige uitgaven waren complete bijbels; veelal waren het vertalingen van de christelijke Griekse Geschriften; in andere gevallen betrof het een enkel boek van de Heilige Schrift.
17 Het is duidelijk dat de bijbel niet als louter een museumstuk was blijven bestaan. Van alle bestaande boeken was dit het meest vertaalde en meest verspreide boek. In overeenstemming met dat bewijs van goddelijke gunst ging in vervulling wat in dat boek opgetekend stond. De erin vervatte leringen en de geest die erachter schuilt, hadden ook een blijvende uitwerking op het leven van mensen in veel landen (1 Petrus 1:24, 25). Maar er zou nog meer komen — veel meer.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Wat is „het woord van onze God” dat eeuwig blijft bestaan?
◻ Welke pogingen zijn er gedaan om de bijbel te onderdrukken, en met welke resultaten?
◻ Hoe is de zuivere tekst van de bijbel beveiligd?
◻ Hoe is Gods bekendgemaakte voornemen een levend woord gebleken?
[Kader op blz. 12]
Weten wij werkelijk wat oorspronkelijk in de bijbel heeft gestaan?
Ongeveer 6000 Hebreeuwse handschriften leggen getuigenis af van de inhoud van de Hebreeuwse Geschriften. Enkele ervan gaan terug tot het voorchristelijke tijdperk. Ten minste negentien thans nog bestaande handschriften van de volledige Hebreeuwse Geschriften dateren uit de tijd vóór de uitvinding van het drukken met losse letters. Bovendien bestaan er uit diezelfde periode vertalingen in 28 andere talen.
Van de christelijke Griekse Geschriften zijn ongeveer 5000 handschriften in het Grieks gecatalogiseerd. Een daarvan dateert uit de tijd vóór 125 G.T., dus slechts enkele jaren na de tijd waarin het oorspronkelijk werd geschreven. En van sommige fragmenten meent men dat ze nog aanzienlijk ouder zijn. Van 22 van de 27 geïnspireerde boeken zijn er 10 tot 19 complete unciaalhandschriften. Het kleinste aantal complete unciaalhandschriften van enig boek in dit deel van de bijbel bedraagt drie — dit betreft de Openbaring. Eén handschrift van de complete christelijke Griekse Geschriften gaat terug tot de vierde eeuw G.T.
Geen andere literatuur uit de oudheid wordt door zo’n vloed van documentaire bewijzen uit de oudheid gestaafd.