KALMOES, RIET
[Hebr.: qa·nehʹ].
Het Hebreeuwse woord qa·nehʹ wordt vaak vertaald met „halm” (Ge 41:5, 22), ’arm’ van een lampestandaard (Ex 25:31, 32) of „riet” (1Kon 14:15). In bepaalde teksten blijkt echter uit het verband of uit een nadere bepaling dat er een aromatische plant wordt bedoeld en qa·nehʹ wordt in die gevallen derhalve met „kalmoes” (Ex 30:23) en „specerijriet” weergegeven. — Hgl 4:14; Jes 43:24.
Een van de ingrediënten die werden gebruikt ter bereiding van de heilige zalfolie was „zoete kalmoes”. De zoetheid had geen betrekking op de smaak ervan, maar op de geur (Ex 30:22-25). In het Hooglied (4:14) wordt „specerijriet” samen met andere aromatische specerijen genoemd. Bij monde van zijn profeet Jesaja (43:24) wees Jehovah de zondige Israëlieten terecht omdat zij geen „[zoet] specerijriet” (Hebr.: qa·nehʹ) voor zijn tempeldienst ’hadden gekocht’ (qa·niʹtha), waarbij hij zich in het Hebreeuws van een woordspeling bediende. Jeremia (6:20) spreekt over het goede riet uit een ’ver land’, terwijl Ezechiël (27:3, 19) melding maakt van specerijriet als een van de handelsprodukten van het rijke Tyrus.
Het Nederlandse woord „kalmoes” is afgeleid van het Griekse kaʹla·mos, dat door de vertalers van de Griekse Septuaginta werd gebruikt ter vertaling van het Hebreeuwse qa·nehʹ. Net als het Hebreeuwse woord heeft kaʹla·mos ook de grondbetekenis van riet of specerijriet, terwijl het Nederlandse woord „kalmoes” in deze tijd hoofdzakelijk wordt gebruikt voor de gewone kalmoes (Acorus calamus) of zijn aromatische wortelstok.
Wat het zoete specerijriet, of kalmoes, uit de Hebreeuwse Geschriften betreft, veel geleerden geven er de voorkeur aan het te vereenzelvigen met een van de op riet gelijkende, aromatische grassen uit India, zoals Cymbopogon martini. Bij het kneuzen van de bladeren van deze overblijvende grassoort komt een welriekende olie vrij, de zogenoemde gembergrasolie. Andere variëteiten van deze Indiase grassen leveren citronella-olie en lemongrasolie. De zienswijze dat een of meer van deze zoetgeurende grassen door het zoete specerijriet, of kalmoes, worden vertegenwoordigd, is hoofdzakelijk gebaseerd op het feit dat het produkt volgens Jeremia uit een ’ver land’ komt, wat in dit geval op India zou duiden. Het aromatische specerijriet, of kalmoes, kan echter uit andere gebieden afkomstig zijn, zoals te kennen wordt gegeven door Ezechiëls profetie (27:19). Dus hoewel er een bepaalde soort aromatisch riet of specerijriet wordt bedoeld, is de plant nog niet eenduidig te identificeren.