INKT
Het Hebreeuwse woord dejōʹ, dat alleen in Jeremia 36:18 wordt aangetroffen, is mogelijk een Egyptisch leenwoord. In de christelijke Griekse Geschriften komt meʹlan slechts driemaal voor (2Kor 3:3; 2Jo 12; 3Jo 13) en is het de onzijdige vorm van het mannelijke bijvoeglijk naamwoord meʹlas, dat „zwart” betekent. — Mt 5:36; Opb 6:5, 12.
Over het algemeen werden inkten gemaakt door een pigment of kleurstof uiterst fijn te verdelen in een vloeistof die gom, lijm of vernis bevatte en als drager en tevens als bindmiddel diende, opdat het pigment zich zou hechten aan het oppervlak waarop het werd aangebracht. Uit de oudste inktformules en de oudste specimens die men gevonden heeft, blijkt dat het pigment een koolstofhoudend zwart was, hetzij in de vorm van amorf roet, dat men verkreeg door het verbranden van olie of hout, of in de vorm van een kristallijn verkoolde materie van dierlijke of plantaardige oorsprong. In rode inkten dienden ijzeroxiden als pigment. Bovendien waren in de oudheid ook bepaalde tincturen in gebruik. Josephus zegt dat het afschrift van de Wet dat aan Ptolemaeus Philadelphos werd gezonden, in gouden letters geschreven was (De joodse oudheden, XII, ii, 10). Mochten er in inkten ooit plantaardige sappen of kleurstoffen gebruikt zijn, dan zijn die lang geleden verdwenen vanwege hun weinig duurzame aard.
Voor het maken van de beste inkten moest er veel tijd worden besteed aan het malen en het verdelen van de pigmenten in de vloeistof die als drager dienst deed. De inkten werden dan gewoonlijk gedroogd en in de vorm van blokjes of tabletten bewaard; de schrijver bevochtigde die dan weer voldoende als hij de inkt op zijn penseel of riet bracht.
De Chinese inkten hebben lang de reputatie genoten dat ze het diepst van tint en het duurzaamst waren. Documenten die met sommige van deze inkten geschreven zijn, kunnen verscheidene weken in water geweekt worden zonder dat de inkt verbleekt. Er werden daarentegen ook inkten gemaakt die met een natte spons of vochtige doek weggeveegd konden worden. Dit kan verklaren waarom Jehovah in symbolische taal zei: „Wie tegen mij gezondigd heeft, die zal ik uit mijn boek wissen.” — Ex 32:33; zie ook Nu 5:23; Ps 109:13, 14.