Hoofdstuk twaalf
Gesterkt door een boodschapper van God
1. Hoe werd Daniël gezegend voor zijn levendige belangstelling voor de verwezenlijking van Jehovah’s voornemen?
DANIËLS levendige belangstelling voor de verwezenlijking van Jehovah’s voornemen werd rijk beloond. Hij ontving de opwindende profetie van de zeventig weken betreffende de tijd dat de Messias zou verschijnen. Daniël mocht ook beleven dat een getrouw overblijfsel van zijn volk naar hun land terugkeerde. Dat gebeurde in 537 v.G.T., tegen het eind van „het eerste jaar van Cyrus, de koning van Perzië”. — Ezra 1:1-4.
2, 3. Wat is wellicht de reden geweest dat Daniël niet met het joodse overblijfsel naar het land Juda is teruggekeerd?
2 Daniël bevond zich niet onder degenen die terugreisden naar het land Juda. De reis kan voor hem op zijn gevorderde leeftijd bezwaarlijk zijn geweest. In elk geval had God nog verdere dienst voor hem in Babylon in gedachten. Er gingen twee jaar voorbij. Toen, „in het derde jaar van Cyrus, de koning van Perzië,” zo vertelt het verslag ons, „werd er een zaak geopenbaard aan Daniël, wiens naam Beltsazar werd genoemd; en de zaak was waar, en er was een grote krijgsdienst. En hij verstond de zaak, en hij had verstand met betrekking tot het gezicht.” — Daniël 10:1.
3 „Het derde jaar van Cyrus” zou overeenkomen met 536/535 v.G.T. Er waren al meer dan tachtig jaar verstreken sinds Daniël samen met het koninklijke nageslacht en jongeren uit Juda’s aanzienlijke families naar Babylon was gevoerd (Daniël 1:3). Als hij in zijn vroege tienerjaren was geweest toen hij in Babylon kwam, moest hij nu inmiddels een man van bijna honderd jaar zijn. Wat een schitterend bericht van getrouwe dienst had hij!
4. Welke belangrijke rol zou Daniël nog spelen in Jehovah’s dienst, ondanks zijn hoge leeftijd?
4 Ondanks zijn gevorderde leeftijd was Daniëls rol in Jehovah’s dienst echter niet uitgespeeld. Door bemiddeling van hem zou God nog een profetische boodschap verkondigen die van verstrekkende betekenis zou zijn. Het zou een profetie zijn die tot in onze tijd en zelfs nog daaraan voorbij zou reiken. Om Daniël voor deze verdere taak gereed te maken, achtte Jehovah het passend iets voor hem te doen, hem te sterken voor de dienst die voor hem lag.
EEN REDEN TOT BEZORGDHEID
5. Welke berichten gaven Daniël waarschijnlijk reden tot bezorgdheid?
5 Hoewel Daniël niet met het joodse overblijfsel naar het land Juda terugkeerde, was hij levendig geïnteresseerd in wat er in zijn geliefde land gebeurde. Uit berichten die hem bereikten, vernam Daniël dat het er niet goed ging. In Jeruzalem was het altaar opnieuw opgericht en was het fundament gelegd voor de tempel (Ezra hoofdstuk 3). Maar de naburige natiën verzetten zich tegen het herstelproject en beraamden moeilijkheden voor de teruggekeerde joden (Ezra 4:1-5). Daniël kan zich beslist over een aantal zaken veel zorgen hebben gemaakt.
6. Waarom verontrustten de omstandigheden in Jeruzalem Daniël?
6 Daniël was vertrouwd met Jeremia’s profetie (Daniël 9:2). Hij wist dat de herbouw van de tempel in Jeruzalem en het herstel van de ware aanbidding daar nauw samenhingen met Jehovah’s voornemen betreffende Zijn volk en dat dat alles vooraf zou gaan aan het verschijnen van de beloofde Messias. Daniël had immers het grote voorrecht genoten van Jehovah de profetie van de „zeventig weken” te hebben ontvangen. Daaruit had hij begrepen dat de Messias 69 „weken” na het uitgaan van het woord om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen, zou komen (Daniël 9:24-27). Gezien de verwoeste staat van Jeruzalem en de vertraging in de tempelbouw laat zich echter gemakkelijk begrijpen waarom Daniël ontmoedigd en terneergeslagen kan zijn geraakt.
7. Wat deed Daniël drie weken lang?
7 „In die dagen was ik, Daniël, zelf juist bezig rouw te bedrijven, drie volle weken lang”, zegt het verslag. „Heerlijk brood at ik niet, en geen vlees of wijn kwam in mijn mond, en op generlei wijze wreef ik mij met olie in tot aan de voltooiing van de drie volle weken” (Daniël 10:2, 3). „Drie volle weken”, 21 dagen, van rouw en vasten was een ongebruikelijk lange periode. Ze eindigde kennelijk op de „vierentwintigste dag van de eerste maand” (Daniël 10:4). Binnen Daniëls periode van vasten vielen dus ook het Pascha, dat gevierd werd op de veertiende dag van de eerste maand, Nisan, en het daaropvolgende zeven dagen durende feest der ongezuurde broden.
8. Bij welke eerdere gelegenheid had Daniël ernstig Jehovah’s leiding gezocht, en wat was de uitkomst geweest?
8 Daniël had bij een eerdere gelegenheid een soortgelijke ervaring gehad. Destijds was het de vervulling geweest van Jehovah’s profetie over de zeventig jaar dat Jeruzalem woest zou liggen, waarover zijn geest in verwarring was. Wat had Daniël toen gedaan? „Ik [richtte] mijn aangezicht op Jehovah, de ware God,” zei Daniël, „ten einde hem te zoeken met gebed en met smekingen, met vasten en zak en as.” Jehovah verhoorde Daniëls gebed door de engel Gabriël naar hem toe te zenden met een boodschap die hem bijzonder aanmoedigde (Daniël 9:3, 21, 22). Zou Jehovah nu op net zo’n wijze handelen en Daniël de aanmoediging verschaffen die hij zo hard nodig had?
EEN ONTZAG INBOEZEMEND VISIOEN
9, 10. (a) Waar was Daniël toen hij een visioen kreeg? (b) Beschrijf wat Daniël in het visioen zag.
9 Daniël wordt niet teleurgesteld. Hij vertelt ons wat er vervolgens gebeurt: „Terwijl ik mij aan de oever van de grote rivier, dat is de Hiddekel, bevond, sloeg ik voorts ook mijn ogen op en zag, en zie, er was een zekere man, in linnen gekleed, zijn heupen omgord met goud uit Ufaz” (Daniël 10:4, 5). De Hiddekel was een van de vier rivieren die hun oorsprong hadden in de tuin van Eden (Genesis 2:10-14). In het Oudperzisch was de Hiddekel bekend als de Tigra, waaraan de Griekse naam Tigris is ontleend. Het gebied tussen deze rivier en de Eufraat ging Mesopotamië heten, „Land tussen rivieren”. Dit bevestigt dat toen Daniël dit visioen ontving, hij nog in het land Babylonië was, hoewel misschien niet in de stad Babylon.
10 Wat een visioen ontving Daniël! Het was duidelijk dat hij geen gewone man zag toen hij zijn ogen opsloeg. Daniël verschafte deze levendige beschrijving: „Zijn lichaam was als chrysoliet, en zijn aangezicht zag er uit als de bliksem, en zijn ogen als vuurfakkels, en zijn armen en de plaats van zijn voeten waren als de aanblik van gepolijst koper, en het geluid van zijn woorden was als het geluid van een menigte.” — Daniël 10:6.
11. Welke uitwerking had het visioen op Daniël en op de mannen die bij hem waren?
11 Hoe groot ook de schittering van het visioen was, ’de mannen die zich bij mij bevonden, zagen de verschijning niet’, zei Daniël. Om een niet-verklaarde reden ’overviel hen een grote beving, zodat zij de wijk namen om zich te verbergen’. Zo bleef Daniël daar helemaal alleen aan de oever van de rivier. De aanblik van „deze grootse verschijning” was zo overweldigend dat hij bekende: „Er bleef in mij geen kracht over, en mijn eigen waardigheid werd aan mij veranderd ten verderve, en ik behield geen kracht.” — Daniël 10:7, 8.
12, 13. Wat wordt met betrekking tot de boodschapper te kennen gegeven door (a) zijn kleding? (b) zijn verschijning?
12 Laten wij deze opvallende boodschapper die Daniël zo veel vrees inboezemde, eens zorgvuldiger beschouwen. Hij was „in linnen gekleed, zijn heupen omgord met goud uit Ufaz”. In het oude Israël waren de gordel, de efod en het borststuk van de hogepriester evenals de gewaden van de andere priesters van getwijnd fijn linnen en versierd met goud (Exodus 28:4-8; 39:27-29). De kleding van de boodschapper wijst er dus op dat hij een heilig en hoog ambt bekleedde.
13 Daniël was ook onder de indruk van het uiterlijk van de boodschapper — de stralende gloed van zijn op gepolijst kostbaar gesteente gelijkende lichaam, de verblindende glans van zijn gelaat, de doordringende kracht van zijn vurige ogen en de schittering van zijn krachtige armen en voeten. Zelfs zijn gebiedende stem was vreeswekkend. Het geeft allemaal duidelijk te kennen dat dit een bovenmenselijk wezen was. Deze „man, in linnen gekleed,” was niemand minder dan een engel van hoge rang, een die diende in de heilige tegenwoordigheid van Jehovah, vanwaar hij met een boodschap was uitgegaan.a
EEN „ZEER BEGEERDE MAN” GESTERKT
14. Welke hulp moest Daniël krijgen om de boodschap van de engel te kunnen ontvangen?
14 De boodschap die Jehovah’s engel voor Daniël had, was gewichtig en complex. Voordat Daniël ze kon ontvangen, had hij hulp nodig om zijn fysieke en mentale uitputting te boven te komen. Zich hier kennelijk van bewust gaf de engel Daniël liefdevol persoonlijke hulp en aanmoediging. Laten wij Daniëls eigen verslag van het gebeurde volgen.
15. Wat deed de engel om Daniël te helpen?
15 „Terwijl ik het geluid van zijn woorden hoorde, gebeurde het dat ikzelf mij ook in een diepe slaap bevond op mijn aangezicht, met mijn aangezicht ter aarde.” Waarschijnlijk hadden vrees en ongerustheid Daniël in een soort verdoving gebracht. Wat deed de engel om hem te helpen? „Zie!”, zei Daniël, „er was een hand die mij aanraakte, en geleidelijk schudde ze mij wakker om mij op mijn knieën en mijn handpalmen overeind te doen komen.” Bovendien moedigde de engel de profeet aan met de woorden: „O Daniël, gij zeer begeerde man, heb verstand inzake de woorden die ik tot u spreek, en ga overeind staan waar gij stondt, want nu ben ik tot u gezonden.” De helpende hand en de vertroostende woorden deden Daniël opleven. „Huiverend” weliswaar, ’stond Daniël inderdaad op’. — Daniël 10:9-11.
16. (a) Waaruit blijkt dat Jehovah snel op de gebeden van zijn dienstknechten reageert? (b) Waarom werd de engel opgehouden toen hij Daniël te hulp kwam? (Inclusief kader.) (c) Welke boodschap had de engel voor Daniël?
16 De engel wees erop dat hij specifiek was gekomen om Daniël te sterken. „Wees niet bevreesd, o Daniël,” zei de engel, „want vanaf de eerste dag dat gij uw hart hebt gegeven om te verstaan en u te verootmoedigen voor uw God, zijn uw woorden gehoord, en ikzelf ben wegens uw woorden gekomen.” De engel legde vervolgens uit waarom er een vertraging was opgetreden. Hij zei: „Maar de vorst van het koninklijke gebied van Perzië bood mij eenentwintig dagen lang tegenstand, en zie! Michaël, een van de voornaamste vorsten, kwam om mij te helpen; en ik, van mijn kant, bleef daar bij de koningen van Perzië.” Met de hulp van Michaël was de engel in staat zijn missie te vervullen en Daniël te bereiken met zijn uiterst urgente boodschap: „Ik ben gekomen om u te doen onderscheiden wat uw volk in het laatst der dagen zal overkomen, want het is een visioen nog voor de toekomende dagen.” — Daniël 10:12-14.
17, 18. Hoe werd Daniël een tweede maal geholpen, en waartoe stelde dat hem in staat?
17 In plaats dat Daniël opgemonterd werd door het vooruitzicht zo’n intrigerende boodschap te ontvangen, lijkt het alsof de dingen die hij hoorde een nadelig effect op hem hadden. Het verslag zegt: „Toen hij nu woorden als deze met mij sprak, had ik mijn aangezicht naar de aarde gericht en was verstomd.” Maar de engel was bereid liefdevolle hulp te bieden — een tweede maal. Daniël zei: „Zie! een die veel weg had van de gelijkenis der mensenzonen raakte mijn lippen aan, waarop ik mijn mond opende en ging spreken.”b — Daniël 10:15, 16a.
18 Daniël werd gesterkt toen de engel zijn lippen aanraakte. (Vergelijk Jesaja 6:7.) Nu Daniël zijn spraakvermogen terug had, kon hij de engel uitleggen waar hij het te kwaad mee had. Daniël zei: „O mijn heer, wegens de verschijning werd ik van binnen door krampen overvallen, en ik behield in het geheel geen kracht. Hoe was de knecht van deze mijn heer dan in staat met deze mijn heer te spreken? En wat mij aangaat, tot nu toe bleef er geen kracht in mij bestaan, en volstrekt geen adem bleef er in mij over.” — Daniël 10:16b, 17.
19. Hoe werd Daniël een derde maal geholpen, en met welk resultaat?
19 Daniël uitte geen klacht en hij voerde ook geen verontschuldiging aan. Hij zei gewoon wat zijn probleem was, en de engel aanvaardde zijn verklaring. Zo werd Daniël voor de derde maal door de engel geholpen. „Degene die er uitzag als een aardse mens raakte mij vervolgens opnieuw aan en sterkte mij”, zei de profeet. De boodschapper liet op die sterkende aanraking deze vertroostende woorden volgen: „Wees niet bevreesd, o zeer begeerde man. Moogt gij vrede hebben. Wees sterk, ja, wees sterk.” Die liefdevolle aanraking en opbouwende woorden schenen nu net dat te zijn wat Daniël nodig had. Het resultaat? Daniël verklaarde: „Zodra hij met mij sprak, verzamelde ik mijn krachten en zei ten slotte: ’Laat mijn heer spreken, want gij hebt mij gesterkt.’” Daniël was nu gereed voor een nieuwe toewijzing en een nieuwe uitdaging. — Daniël 10:18, 19.
20. Waarom had het de engel inspanning gekost om zijn toewijzing uit te voeren?
20 Nadat de engel Daniël had gesterkt en hem had geholpen zijn mentale en fysieke vermogens te herwinnen, vermeldde hij opnieuw het doel van zijn missie. Hij zei: „Weet gij werkelijk waarom ik tot u ben gekomen? En nu zal ik terugkeren om met de vorst van Perzië te strijden. Wanneer ik heenga, zie! komt ook de vorst van Griekenland. Ik zal u evenwel de dingen vertellen die staan opgetekend in het geschrift der waarheid, en er is niemand die mij in deze dingen krachtig terzijde staat dan Michaël, de vorst van ulieden.” — Daniël 10:20, 21.
21, 22. (a) Wat kunnen wij uit Daniëls ervaring leren over de wijze waarop Jehovah met zijn dienstknechten omgaat? (b) Waarvoor was Daniël nu gesterkt?
21 Hoe liefdevol en zorgzaam van Jehovah! Hij handelt altijd met zijn dienstknechten naar hun mogelijkheden en beperkingen. Enerzijds geeft hij hun toewijzingen naar wat hij weet dat zij kunnen presteren, al denken zij daar zelf soms anders over. Anderzijds is hij bereid naar hen te luisteren en dan te voorzien in datgene wat nodig is om hen hun toewijzingen te laten behartigen. Mogen wij altijd onze hemelse Vader, Jehovah, navolgen door onze medegelovigen liefdevol aan te moedigen en te sterken. — Hebreeën 10:24.
22 De vertroostende boodschap van de engel vormde een grote aanmoediging voor Daniël. Ondanks zijn hoge leeftijd was Daniël nu gesterkt en klaar om ten behoeve van ons een verdere opmerkelijke profetie te ontvangen en op te tekenen.
[Voetnoten]
a Hoewel deze engel niet bij name wordt genoemd, schijnt hij dezelfde te zijn als degene wiens stem werd gehoord toen hij Gabriël zei Daniël te helpen met een visioen dat deze zojuist had gezien. (Vergelijk Daniël 8:2, 15, 16 met 12:7, 8.) Verder laat Daniël 10:13 zien dat Michaël, „een van de voornaamste vorsten”, deze engel kwam bijstaan. Deze niet bij name genoemde engel moet dus het voorrecht genieten nauw samen te werken met Gabriël en Michaël.
b Hoewel dezelfde engel die met Daniël sprak, zijn lippen kan hebben aangeraakt en hem kan hebben doen opleven, laten de bewoordingen ruimte voor de mogelijkheid dat een andere engel, misschien Gabriël, dat deed. Hoe dan ook, Daniël werd gesterkt door een hemelse boodschapper.
WAT BENT U TE WETEN GEKOMEN?
• Waarom werd Jehovah’s engel in 536/535 v.G.T. opgehouden toen hij Daniël te hulp kwam?
• Wat gaven kledij en uiterlijk van Gods hemelse boodschapper over hem te kennen?
• Welke hulp had Daniël nodig, en hoe verschafte de engel die driemaal?
• Welke boodschap had de engel voor Daniël?
[Kader op blz. 204, 205]
Beschermende engelen of demonenvorsten?
WIJ kunnen veel leren van wat het boek Daniël over de engelen zegt. Het vertelt ons over de rol die zij spelen in het ten uitvoer brengen van Jehovah’s woord en over hun inspanningen om hun toewijzingen te vervullen.
Gods engel zei dat hij, onderweg om tot Daniël te spreken, belemmerd werd door „de vorst van het koninklijke gebied van Perzië”. Na 21 dagen met hem gestreden te hebben, kon de hemelse boodschapper alleen maar zijn weg voortzetten omdat hij hulp kreeg van „Michaël, een van de voornaamste vorsten”. De engel zei ook dat hij weer strijd met die vijand zou moeten leveren en mogelijk ook met „de vorst van Griekenland” (Daniël 10:13, 20). Geen geringe opgaaf, zelfs niet voor een engel! Wie waren overigens deze vorsten van Perzië en Griekenland?
Ten eerste merken wij op dat Michaël werd aangeduid als „een van de voornaamste vorsten” en „de vorst van ulieden”. Later werd over Michaël gesproken als „de grote vorst die staat ten behoeve van de zonen van [Daniëls] volk” (Daniël 10:21; 12:1). Dit wijst erop dat Michaël de engel was die van Jehovah de toewijzing had gekregen de Israëlieten door de wildernis te leiden. — Exodus 23:20-23; 32:34; 33:2.
Wat deze gevolgtrekking verder ondersteunt is de verklaring van de discipel Judas dat ’de aartsengel Michaël een geschil had met de Duivel en redetwistte over Mozes’ lichaam’ (Judas 9). Michaëls positie, macht en autoriteit maakten hem werkelijk „de aartsengel” of „de hoofdengel”. Zeer terecht wordt met deze verheven positie niemand minder aangeduid dan Jezus Christus, de Zoon van God, voor en na zijn leven op aarde. — 1 Thessalonicenzen 4:16; Openbaring 12:7-9.
Betekent dit dat Jehovah ook engelen aanstelde over natiën als Perzië en Griekenland om deze in hun aangelegenheden leiding te geven? Welnu, Jezus Christus, de Zoon van God, verklaarde openlijk: „De heerser van de wereld . . . heeft geen vat op mij.” Jezus zei ook: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld . . . mijn koninkrijk is . . . niet uit deze bron” (Johannes 14:30; 18:36). De apostel Johannes verklaarde: „De gehele wereld ligt in de macht van de goddeloze” (1 Johannes 5:19). Het is duidelijk dat de natiën van de wereld zich nooit onder de leiding of heerschappij van God of Christus bevonden hebben en daar ook nu niet onder staan. Hoewel Jehovah „de superieure autoriteiten” laat bestaan en macht laat uitoefenen in aardse regeringsaangelegenheden, stelt hij geen engelen over hen aan (Romeinen 13:1-7). „Vorsten” of „heersers” erover kunnen daar alleen geplaatst zijn door „de heerser van de wereld”, Satan de Duivel. Het moeten demonenvorsten zijn en geen beschermende engelen. Er bevinden zich dus onzichtbare demonenkrachten of „vorsten” achter de zichtbare heersers, en bij conflicten tussen natiën zijn niet alleen maar mensen betrokken.
[Paginagrote illustratie op blz. 199]
[Paginagrote illustratie op blz. 207]