Hoogtepunten van het afgelopen jaar
„KOMT tot mij, . . . en ik zal u verkwikken.” Die woorden van Jezus Christus, opgetekend in Mattheüs 11:28, dienden als onze jaartekst voor 2002. Het afgelopen dienstjaar zijn er inderdaad velen gekomen — 265.469 personen hebben de uitnodiging van God via Jezus aanvaard, zich laten dopen en verkwikking gevonden samen met de zes miljoen anderen die onder het weldadige juk van het christelijke discipelschap dienen.
Op de volgende bladzijden kan men lezen hoe Jehovah zijn volk over de hele aarde overvloedig blijft zegenen. We willen nu enkele belangrijke theocratische ontwikkelingen uit het dienstjaar 2002 beschouwen.
Districtscongressen zetten tot ijver aan
Overeenkomstig hun gewoonte kwamen Jehovah’s Getuigen op honderden lokaties wereldwijd bijeen voor hun jaarlijkse districtscongres. Het congresthema voor 2002/2003 was „IJverige Koninkrijksverkondigers”. De thematoespraak liet uitkomen dat Gods hedendaagse dienstknechten in hun bediening de ijver en de moed van Jezus Christus navolgen. In andere lezingen werd uitgelegd dat ijver wordt aangekweekt door een studie van Gods Woord en wordt tentoongespreid door het goede te doen en vooral door enthousiast Gods koninkrijk te verkondigen.
Een volledig gekostumeerd drama getiteld „Volhard in moeilijke tijden” ging over de profeet Jeremia. Net als Jezus legde hij ondanks moeilijkheden opmerkelijke ijver en volharding aan de dag. Jeremia vertrouwde op Jehovah en verkondigde onbevreesd Gods boodschap. Wat een voortreffelijk voorbeeld voor christenen in deze tijd!
Er werden op dit congres twee boeken vrijgegeven. Op vrijdag ontvingen de congresgangers Aanbid de enige ware God. Dit 192 bladzijden tellende boek zal als tweede bijbelstudiehulpmiddel worden gebruikt om de waarheid van Gods Woord diep in het hart van bijbelstudenten te laten doordringen. We zijn ervan overtuigd dat deze publicatie nieuwelingen zal helpen geestelijk te groeien en de smalle weg tot leven in Gods rechtvaardige nieuwe wereld te bewandelen.
Het boek Nader dicht tot Jehovah werd op zaterdag vrijgegeven. Het bestaat uit vier gedeelten die elk gewijd zijn aan één van Jehovah’s voornaamste eigenschappen: kracht, gerechtigheid, wijsheid en liefde. De bedoeling van het boek staat in de proloog: „Het is onze wens dat dit boek je zal helpen steeds dichter tot Jehovah God te naderen, een band met hem te smeden die nooit verbroken zal worden, zodat je hem eeuwig kunt loven.” Het congresprogramma, samen met deze nieuwe publicaties, zal rechtgeaarde mensen overal helpen te groeien in hun liefde voor onze Schepper.
Volharden in „kritieke tijden”
De apostel Paulus schreef aan Timotheüs dat „de laatste dagen” gekenmerkt zouden worden door ’kritieke tijden, die moeilijk zijn door te komen’ (2 Tim. 3:1). Rampen, zowel natuurrampen als anderszins, brengen uitdagingen en moeilijkheden met zich mee. Maar ze bieden christenen ook gelegenheden om de liefde te tonen die ze voor elkaar hebben. Van de vele rampen die in het afgelopen dienstjaar hebben plaatsgevonden, zullen we er twee onder de loep nemen.
De aanslag op het World Trade Center: De graduatie van de 111de klas van de Wachttoren-Bijbelschool Gilead vond plaats op zaterdag 8 september 2001. Drie dagen later, op 11 september, bezichtigden afgestudeerden en hun familie de stad New York, in de Verenigde Staten. Die 11de september begon als een warme, mooie dag met een heldere, blauwe hemel. Toen, om 8.46 uur, boorde een verkeersvliegtuig zich in de noordelijke toren van het World Trade Center in Lower Manhattan. Zestien minuten later vloog een ander verkeersvliegtuig tegen de zuidelijke toren.
Om 9.59 uur stortte de zuidelijke toren in, en over heel Lower Manhattan verspreidde zich een dikke wolk stof en puin. Daarna stortte de noordelijke toren in. Bijna 3000 mensen kwamen om. De torens, die in 1973 waren voltooid, waren elk 110 verdiepingen hoog. Dikke stofwolken als gevolg van het instorten van beide gebouwen bereikten zelfs Brooklyn-Bethel, bijna drie kilometer daarvandaan.
Broeders op het bijkantoor van de Verenigde Staten begonnen onmiddellijk na te gaan welke Getuigen door deze vreselijke tragedie waren getroffen en welke hulp er nodig zou zijn. Op dinsdagavond 11 september bleek dat er onder de leden van de Bethelfamilie van alle drie de Bethelcomplexen — Brooklyn, Patterson en Wallkill — niemand vermist werd. Op donderdagmiddag hadden alle Gileadafgestudeerden zich met het kantoor van de Gileadschool in verbinding gesteld en bevestigd dat zij en hun familie veilig waren. Ondertussen waren 37 kringopzieners in het gebied van New York telefonisch bereikt. Zij namen contact op met de gemeenteouderlingen, die op hun beurt nagingen hoe het met elke verkondiger gesteld was. Op vrijdagmorgen, 14 september, kon het bijkantoor zeggen dat veertien van onze broeders en zusters hetzij omgekomen of vermist waren. Dat aantal is in de dagen daarna onveranderd gebleven.
Overlevenden vertelden hun ervaringen. Cynthia Tucker, een pionierster, werkte bij het World Financial Center aan de overkant van het World Trade Center. Ze bevond zich op de 37ste verdieping toen ze zag hoe het eerste vliegtuig zich in de toren boorde. Denkend dat er een vreselijk ongeluk was gebeurd, ging ze naar buiten en keek omhoog naar het gebouw dat door het vliegtuig geraakt was. Overal lag puin. Toen kwam er een ander vliegtuig heel laag overvliegen. Zuster Tucker zei: „Het vliegtuig was enorm groot. Ik besefte dat het zich in het gebouw zou boren. Ik wilde wegrennen, maar ik stond aan de grond genageld — ik wist niet wat ik moest doen. Het vliegtuig scheen dwars door het gebouw te gaan. Het geluid was zo hard dat het was alsof ik me onder water bevond; ik voelde het geluid. De lucht was zwaar en leek vol zand te zitten. Ademen was moeilijk. Mensen renden in alle richtingen. Ik rende een gebouw binnen en zag de eerste toren naar beneden komen. Mensen trokken hun overhemd uit om hun gezicht te bedekken wegens het stof. Mensen met kinderen en huisdieren kwamen de gebouwen uit. Iedereen was doodsbang. Zelfs de dieren gedroegen zich niet normaal. Ik kan de angst niet beschrijven.” Zuster Tucker is dankbaar voor de hulp van de ouderlingen die kwamen en geruststellende woorden van troost uit de bijbel met haar deelden.
In de daaropvolgende maanden brachten de broeders en zusters in het gebied van New York de bijbelse boodschap van troost en hoop naar de mensen. Verscheidene broeders werden op Ground Zero, de plaats waar de Twin Towers instortten, toegelaten om bijbelse gedachten te delen. Een van deze broeders was Roy Klingsporn, een pionier. Hij zei: „Een sergeant van de luchtmacht die bij de reddingsactie betrokken was, zei vol waardering: ’Iedereen brengt ons voedsel, hete koffie en droge kleren, maar jullie zijn de eersten die een bijbeltekst voorlezen. In tijden als deze hebben we God nodig.’”
Vulkaanuitbarsting in Oost-Afrika: Veel van onze broeders en zusters in het oosten van Congo (Kinshasa) hebben burgeroorlog, ziekte, armoede en werkloosheid meegemaakt. Sommigen zijn vluchtelingen geweest of zijn dit nog. Bij deze problemen kwam nog de plotselinge uitbarsting van de vulkaan Nyiragongo, die niet ver van de stad Goma ligt. In de loop van de ochtend van 17 januari 2002 begon de berg rook en vuur uit te braken. Tegen de avond stroomde er lava vanuit de vulkaan langs de berg naar beneden en rukte op in de richting van Goma. Duizenden angstige mensen sloegen op de vlucht naar de nabijgelegen stad Gisenyi, in Rwanda. De wegen raakten verstopt met mensen die bepakt waren met de weinige bezittingen die ze konden meedragen. Gisenyi liep ook gevaar, maar de broeders daar troffen regelingen dat de Koninkrijkszaal als vluchtelingenkamp voor de broeders en zusters uit Congo kon dienen. Sommige broeders in Gisenyi stelden direct hun huis open voor degenen die de vulkaan ontvluchtten.
Een plaatselijke ouderling zei: „Toen we zagen wat er gebeurde, gingen enkele broeders en ik onmiddellijk naar de hoofdweg die van Goma naar Gisenyi loopt. We hadden De Wachttoren en Ontwaakt! in onze hand en hielden die omhoog. Het was donker, maar we gingen naar plaatsen waar men ons kon zien. Toen onze broeders en zusters de tijdschriften zagen, herkenden ze ons als Getuigen, en we wezen hun de weg naar onze Koninkrijkszaal, die als vluchtelingenkamp diende. We stonden tot de vroege ochtend langs de weg. We deden zo hetzelfde als wat de broeders in Goma enkele jaren voordien voor ons hadden gedaan. Na de oorlog in Rwanda vluchtten honderdduizenden naar Goma. In die tijd stonden Getuigen uit Goma dag en nacht langs de wegen en hielden tijdschriften omhoog om ons te helpen de broeders te herkennen. Ze wezen ons de weg naar de vluchtelingenkampen die door de Getuigen waren georganiseerd.”
De meesten van degenen die de vulkaan ontvluchtten, moesten de nacht in de openlucht doorbrengen. Onder hen bevonden zich broeders en zusters die wegens de chaos of de duisternis degenen die de tijdschriften omhooghielden, niet hadden gezien. Eén ouderling zei: „De volgende ochtend vroeg gingen de broeders en zusters er weer met tijdschriften in hun hand op uit. Ze trokken door heel Gisenyi zodat iedereen hen kon zien. Op deze manier vonden ze alle broeders en zusters uit Goma die de Getuigen de avond daarvoor niet hadden gezien. Weldra werd onze Koninkrijkszaal door de lava bedreigd, die nog steeds oprukte. We troffen direct regelingen dat vijf andere Koninkrijkszalen als vluchtelingenkampen konden dienen.” Sommige broeders uit de 24 gemeenten in Goma vluchtten naar het binnenland van Congo, maar de meeste — ongeveer 2000 — vluchtten naar Rwanda.
Het bijkantoor in Kigali (Rwanda) kocht snel voedsel, medicijnen, dekens en plastic containers voor water. Deze benodigdheden werden onmiddellijk naar de kampen gestuurd. Wat waren de broeders uit Goma blij toen er slechts één dag na de ramp een vrachtwagen met hulpgoederen arriveerde! Er werden veel gunstige commentaren van niet-Getuigen gehoord. Een broeder hoorde mensen zeggen: „Dit is een goede religie. Ze geven echt om elkaar.”
Ongeveer een derde van Goma werd verwoest. Veel broeders en zusters verloren alles. Maar de Getuigen van wie de huizen intact waren gebleven, boden aan om de gezinnen van de broeders wier huizen verwoest waren, te huisvesten (Rom. 12:12, 13). Later troffen de Rwandese broeders regelingen voor de veilige terugkeer van alle vluchtelingen naar Goma. Getuigen in Europa hielpen ook door twee vliegtuigen met hulpgoederen vanuit België te sturen.
De uitbarsting van de Nyiragongo was een ramp. Ze kostte velen het leven en verwoestte heel wat eigendommen, maar ware christenen identificeerden zich door de liefde die ze voor elkaar toonden. — Joh. 13:35.
Koninkrijksbedieningsschool legt nadruk op geestelijke gezindheid
De Koninkrijksbedieningsschool begon in 1959 als een cursus van een maand. Ze werd gehouden in South Lansing, in de staat New York (VS). In andere landen werd ze gehouden op lokaties die door de bijkantoren waren geregeld. Aanvankelijk was de school voor gemeenteouderlingen (toen gemeentedienaren genoemd) en speciale pioniers. In 1966 werd de cursus echter herzien; ze duurde slechts twee weken en werd alleen door ouderlingen bijgewoond. Gedurende 1977 werden er regelingen getroffen dat alle ouderlingen een vijftien uur durende cursus konden bijwonen. Sindsdien zijn er om de paar jaar soortgelijke programma’s van variërende lengte georganiseerd. Vanaf 1984 hebben ook dienaren in de bediening opleiding ontvangen op de Koninkrijksbedieningsschool.
Dit jaar bestond de school uit drie klassen. De eerste, gehouden van dinsdag tot en met donderdag, was voor reizende opzieners; de tweede, gehouden op vrijdag en zaterdag, was voor gemeenteouderlingen; en de derde, gehouden op zondag, was voor dienaren in de bediening. De cursus legde de nadruk op het bewaren van geestelijke gezindheid. Lang geleden bad Mozes tot Jehovah: „Maak mij . . . alstublieft uw wegen bekend, dat ik u mag kennen, opdat ik gunst moge vinden in uw ogen” (Ex. 33:13). Dit gebed werd geuit nadat Mozes getuige was geweest van de tien plagen, had meegemaakt dat de wateren van de Rode Zee werden gescheiden, veertig dagen op de berg Sinaï met Jehovah had gesproken en de Tien Geboden had ontvangen. Op tachtigjarige leeftijd en nadat hij op indrukwekkende wijze door Jehovah was gebruikt, besefte Mozes zijn geestelijke behoefte. In overeenstemming met dit voorbeeld werden ouderlingen en dienaren aangemoedigd als geestelijke mannen vorderingen te blijven maken, ongeacht hoe lang ze Jehovah al dienden.
Het materiaal voor de cursus werd vertaald en door bijkantoren over de hele aarde gebruikt. Uit veel landen kwamen bedankbrieven. Een ouderling uit Guinee schreef: „Ik heb geen spijt van de offers die ik heb gebracht en de tocht van 1000 kilometer die ik heb gemaakt om de school bij te wonen.” Een andere ouderling schreef: „Woorden schieten tekort om mijn waardering voor deze opleiding tot uitdrukking te brengen. Heel erg bedankt!”
Uit Korea schreef een broeder: „De school heeft me geholpen er ernstig over na te denken of ik wel een geestelijk gezind mens ben.”
Het bijkantoor in El Salvador schreef: „Er werd bijzondere belangstelling getoond voor de nieuwe regelingen in verband met de gemeenteboekstudie. We denken dat dit ons zal helpen meer en betere persoonlijke aandacht te besteden aan elkeen in de groep.”
Uit Duitsland schreef een lichaam van ouderlingen: „De suggesties en instructies zijn realistisch en kunnen worden toegepast ten behoeve van degenen die aan onze zorg zijn toevertrouwd.”
Het bijkantoor in Zwitserland had het volgende te zeggen: „De school heeft de nodige aanmoediging verschaft om geestelijke apathie te bestrijden.”
Juridische ontwikkelingen
ARMENIË: De rechtszaak in verband met Lyova Margaryan kreeg internationale aandacht. Broeder Margaryan werd strafrechtelijk vervolgd wegens zijn activiteit als een van Jehovah’s Getuigen. Hij werd er onder andere van beschuldigd „een niet-geregistreerde religie te prediken”. Op 18 september 2001 werd broeder Margaryan door de rechtbank vrijgesproken van alle beschuldigingen. Er werd beroep aangetekend, en het hof van appèl bekrachtigde het ’niet schuldig’-vonnis met als motivering dat zijn religieuze onderwijs als een van Jehovah’s Getuigen niet strafbaar is en door de grondwet van Armenië wordt beschermd. De aanklagers gingen toen in cassatie bij het hoogste rechtscollege van het land, het Hof van Cassatie. Op 19 april 2002 bekrachtigde het uit zes leden bestaande Hof beide ’niet schuldig’-uitspraken. Hoewel we ons over deze overwinning verheugen, worden jonge broeders in de dienstplichtige leeftijd in Armenië nog altijd gearresteerd en gevangengezet omdat ze op religieuze gronden weigeren militaire dienst te verrichten.
GEORGIË: Jehovah’s Getuigen in Georgië blijven het mikpunt van bruut, ongestraft geweld. Sinds oktober 1999 hebben zich ruim tachtig gedocumenteerde gewelddadige aanvallen voorgedaan waarbij 1000 slachtoffers betrokken waren — mannen, vrouwen, kinderen, bejaarden en gehandicapten. De huizen van sommige Getuigen zijn doorzocht, geplunderd en platgebrand. Er zijn ruim 700 aanklachten ingediend, maar nog niet één dader is voor de aanslagen veroordeeld. Ten slotte werden in september 2001 Petre Ivanidze en de uit zijn ambt ontzette orthodoxe priester Vasili Mkalavisjvili wegens hun betrokkenheid bij de aanvallen in staat van beschuldiging gesteld. Pogingen om met de rechtszaak te beginnen mislukten echter steeds vanwege de toestanden die in de rechtszaal heersten. Er werden volgelingen van de beklaagden in de rechtszaal toegelaten, die met grote, voordien als wapens gebruikte kruisen zwaaiden en spandoeken met hatelijke leuzen tegen Jehovah’s Getuigen droegen. Op 30 mei 2002 was de rechtszaak al zeven keer uitgesteld. Jehovah’s Getuigen dienden twee verzoekschriften in bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). In het ene werd geprotesteerd tegen de nalatigheid van de regering om op te treden tegen het onbeteugelde geweld, terwijl in het andere formeel bezwaar werd gemaakt tegen de uitspraak van het Hooggerechtshof van Georgië waarin de registratie van twee rechtspersonen waarvan Jehovah’s Getuigen zich bedienen, nietig werd verklaard. In oktober 2001 had het EHRM beide verzoekschriften samengevoegd voor een prioriteitsbehandeling.
Op 23 juli 2002 dienden Jehovah’s Getuigen nog een verzoekschrift in bij het EHRM. Dit verzoekschrift bevat een uitvoerige beschrijving van dertig gevallen waarin Getuigen in Georgië door religieuze extremisten, orthodoxe geestelijken en politiemannen werden aangevallen. Op een van de gevallen heeft een belangrijk document betrekking. In het document wordt het door bijna honderd politiemannen uit te voeren plan omschreven om een vredig congres van Jehovah’s Getuigen dat in september 2000 in Zoegdidi gehouden zou worden, te verstoren. Dit document werd door hoge functionarissen van het ministerie van Binnenlandse Zaken goedgekeurd en ondertekend.
RUSLAND: De rechtszaak om de activiteiten van Jehovah’s Getuigen in Moskou te verbieden, werd op 12 februari 2002 hervat. Dit is de zevende keer dat Jehovah’s Getuigen zich tegen dezelfde ongegronde beschuldigingen hebben moeten verdedigen. Op 4 april 2002, nadat het verzoekschrift van het parket twee maanden lang opnieuw was onderzocht, deed het Hof een uitspraak waarin werd bepaald dat er een deskundig onderzoek naar zowel de religieuze lectuur van Jehovah’s Getuigen als hun interne correspondentie moest worden ingesteld. Het Hof deed deze uitspraak in weerwil van het feit dat de officier van justitie geen specifiek bewijsmateriaal overlegde om aan te tonen dat Jehovah’s Getuigen tot religieuze tweedracht aanzetten, gezinnen uiteenrukken of inbreuk maken op de rechten en vrijheden van burgers. De zaak werd verdaagd in afwachting van de resultaten van het deskundige onderzoek.
ZUID-KOREA: Eind december 2001 was het aantal Getuigen van Jehovah in Zuid-Korea die gevangenisstraffen uitzaten wegens gewetensbezwaren tegen militaire dienst, opgelopen tot 1640. Het aantal neemt elk jaar gestadig toe. De dienstplichtwet bepaalt dat degenen die weigeren de wapens te dragen, veroordeeld kunnen worden tot straffen van wel drie jaar. Zuid-Korea erkent geen vrijstelling van militaire dienst voor religieuze bedienaren of voor gewetensbezwaarden. Sinds de jaren 50 zijn in Zuid-Korea meer dan 7000 Getuigen gevangengezet wegens hun weigering de wapens te dragen. Op 29 januari 2002 zond de president van de rechtbank van Seoul, Si-hwan Park, de zaak van Kyung-soo Lee naar het Constitutionele Hof, iets wat nooit eerder was gebeurd. Rechter Park verzocht om een advies aangaande broeder Lee’s stelling dat het niet erkennen van het recht van de gewetensbezwaarde een schending is van zijn recht op vrijheid van godsdienst en geweten. Na het verzoek bij het Hof te hebben ingediend, verdaagde rechter Park de zaak en liet hij broeder Lee op borgtocht vrij. De rechtszaak zal pas worden hervat nadat het Constitutionele Hof zich heeft uitgesproken over de grondwettigheid van de betwiste bepaling.
VERENIGDE STATEN: Op 17 juni 2002 deed het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten een historische uitspraak in de zaak Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc. v. Village of Stratton. Deze zaak kwam aan de orde omdat het dorp erop stond dat Jehovah’s Getuigen een vergunning bij de burgemeester zouden aanvragen voordat ze hun van-huis-tot-huisbediening zouden verrichten. Het Hof verklaarde: „[Jehovah’s Getuigen] legden voor het gerecht uit dat ze geen vergunning hadden aangevraagd omdat ze hun bevoegdheid om te prediken aan de Schrift ontlenen. [De Getuigen zeiden:] ’Het bij een gemeentebestuur aanvragen van een vergunning om te prediken zou naar onze mening bijna een belediging voor God zijn.’” Het Hof verklaarde de verordening niet-verbindend met de motivatie dat de vergunningverordening „een belediging is — niet alleen voor de door het Eerste Amendement beschermde waarden, maar ook voor het begrip vrije samenleving op zich — dat in de context van dagelijkse openlijke gesprekken een burger eerst de overheid op de hoogte moet stellen van [zijn of] haar wens om met [zijn of] haar buren te spreken en daar dan een vergunning voor moet aanvragen”. Het Hof verklaarde verder: „Zelfs als het verstrekken van vergunningen door het gemeentebestuur een administratieve taak is die prompt en zonder kosten voor de aanvrager wordt verricht, wijkt een wet die een vergunning voorschrijft om zulke gesprekken te voeren, in extreme mate af van ons nationale erfgoed en onze constitutionele traditie.”
Het Hof gaf ook gunstig commentaar op de enorme invloed die Jehovah’s Getuigen hebben gehad op de ontwikkeling van de Amerikaanse grondrechten. Het Hof zei: „Al meer dan vijftig jaar worden beperkingen op het huis-aan-huisbezoek en het distribueren van pamfletten door het Hof nietig verklaard. Het is meer dan een historisch toeval dat het in de meeste van deze zaken ging om door Jehovah’s Getuigen aanhangig gemaakte beroepszaken op grond van het Eerste Amendement, omdat hun religie het huis-aan-huisbezoek voorschrijft.” Zoals het Hof opmerkte, ’blijkt uit deze zaken dat de inspanningen van de Getuigen van Jehovah om zich tegen het aan banden leggen van de vrije meningsuiting te verzetten, niet alleen een strijd voor hun eigen rechten zijn geweest’.
Bovendien werd op 1 juli 2002 door het Hooggerechtshof van South Carolina het recht van een van Jehovah’s Getuigen erkend om bloedtransfusies te weigeren (Hand. 15:28, 29). Charles Harvey daagde zijn arts voor het gerecht om schadevergoeding te eisen aangezien zijn arts zijn weigering om bloed te aanvaarden moedwillig had genegeerd. Vóór de operatie had broeder Harvey zijn arts duidelijk over zijn op de bijbel gebaseerde standpunt geïnformeerd. Om echter bloed te kunnen toedienen toen er na de operatie en terwijl broeder Harvey buiten bewustzijn was complicaties optraden, verkreeg de arts toestemming van broeder Harveys moeder, die geen Getuige is. Het Hooggerechtshof van South Carolina verwierp de toestemming van de moeder door te zeggen dat „aan de wens van een patiënt om een medische behandeling of ingreep te weigeren, wanneer zulks voorafgaande aan de operatie aan een geneesheer kenbaar is gemaakt, door de dienstdoende geneesheer tegemoet gekomen moet worden”. Derhalve besliste het Hof dat broeder Harvey het recht had om door een jury te laten bepalen of de arts zijn afspraak om broeder Harvey zonder bloed te behandelen had geschonden en of de arts een medische fout had gemaakt door broeder Harvey zonder zijn toestemming een bloedtransfusie toe te dienen.
Ter herinnering aan hun standvastigheid
Meer dan dertig jaar maakte het Buchenwald Monument, op de plaats van het voormalige naziconcentratiekamp, geen melding van Jehovah’s Getuigen. De Getuigen beantwoordden nu eenmaal niet aan het begrip dat de Oost-Duitse autoriteiten hadden van slachtoffers en tegenstanders van het naziregime. Zelfs heden ten dage vinden veel mensen in Duitsland het moeilijk het unieke bericht van standvastigheid van de Getuigen te erkennen. Daarom was 9 mei 2002 een bijzonder betekenisvolle dag. Dhr. R. Lüttgenau, adjunct-directeur van de Stichting Gedenkplaten van Buchenwald en Mittelbau-Dora, onthulde een gedenkplaat ter herinnering aan de Getuigen die in Buchenwald hadden geleden.
Het was een mooie, warme dag. Het voormalige kamp, gelegen op een beboste heuvel met uitzicht over een schilderachtig landschap, was gesierd met verfrissend lentegroen. Toch werd deze plaats eens de groene hel van Buchenwald genoemd. De meeste bezoekers in deze tijd kunnen zich nauwelijks de wanhoop van de gedetineerden voorstellen die tijdens het appèl voorbij hun barakken naar hetzelfde prachtige landschap keken maar zonder de hoop er ooit nog in vrijheid van te kunnen genieten.
Jehovah’s Getuigen echter hadden een op de bijbel gebaseerde hoop en een volledig vertrouwen in Jehovah. Dit stelde hen in staat hun rechtschapenheid te bewaren en moedig het voorbeeld van de apostelen te volgen, die zeiden: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen” (Hand. 5:29). Ten minste 38 Getuigen zijn wegens hun overtuiging omgekomen, hetzij in het kamp of erbuiten, terwijl ze tewerkgesteld waren bij een van de arbeidscommando’s van het kamp. De schriftplaats uit Handelingen wordt op de gedenkplaat geciteerd, gevolgd door de inscriptie: „Ter herinnering aan Jehovah’s Getuigen, die op religieuze gronden vervolgd werden en hier geleden hebben of gestorven zijn.”
Ongeveer 800 gedetineerden, herkenbaar als Bibelforscher (Bijbelonderzoekers) door een paarse driehoek die op hun kleren was genaaid, maakten deel uit van de meer dan 250.000 personen die in de loop van de jaren door de nazi’s in het kamp werden opgesloten. Enkelen van de Getuigen waren daar in 1937 en werden gedwongen mee te helpen het kamp te bouwen. In 1945, toen de overlevende gevangenen werden bevrijd, loofden de vrijgelaten Getuigen Jehovah voor hun bevrijding. Gedurende het grootste deel van de tijd dat het nazikamp in Buchenwald bestond, waren er altijd zo’n 300 tot 450 Getuigen.
De gedenkplaat geeft gevangenen die de paarse driehoek droegen, de plaats onder de slachtoffers van het naziregime die hun toekomt. Ze herinnert bezoekers ook aan de standvastigheid van de Getuigen. „De gedenkplaat”, zei dhr. Lüttgenau, „toont aan dat het lot van Jehovah’s Getuigen in de huidige samenleving erkenning heeft gekregen.”
Op donderdag 7 maart 2002 onthulden functionarissen in de stad Körmend in West-Hongarije een gedenkplaat voor drie Getuigen van Jehovah die als martelaren waren gestorven. Het waren Bertalan Szabó, Antal Hőnisch en Ján Žondor. Alle drie weigerden tijdens de Tweede Wereldoorlog militaire dienst en werden in het openbaar geëxecuteerd. Op de gedenkplaat staat: ’Ter nagedachtenis van christenen die in maart 1945 als gewetensbezwaarden werden terechtgesteld.’ Het bijkantoor bericht dat ter gelegenheid van de onthulling van de gedenkplaat meer dan 500 mensen door de stad liepen naar het gebouw waar de broeders waren geëxecuteerd.
Bijkantoorcomité opgericht in de Verenigde Staten
Op vrijdag 9 februari 2001 maakte het Besturende Lichaam aan de Bethelfamilie in de Verenigde Staten bekend dat er met ingang van 1 april 2001 een bijkantoorcomité in de Verenigde Staten zou gaan functioneren. Gedurende het dienstjaar 2002 ging het bijkantoorcomité ermee voort zich successievelijk van hun verantwoordelijkheden te kwijten. Het bijkantoor van de Verenigde Staten voert het opzicht over de Koninkrijksprediking in heel de Verenigde Staten en ook op Bermuda en de Turks and Caicos Islands. In de Verenigde Staten zijn meer dan een miljoen verkondigers, van wie er 215.000 met Spaanssprekende gemeenten verbonden zijn. Zo’n 2600 van de meer dan 11.700 gemeenten zijn Spaanssprekend. Dit afgelopen dienstjaar zijn er 210 nieuwe gemeenten opgericht, waarvan 123 Spaanssprekende, 63 Engelssprekende en 24 anderstalige.
In de Verenigde Staten zijn nu gemeenten of groepen in 37 andere talen dan het Engels en Spaans. In veel Spaanse en anderstalige gemeenten ligt het bezoekersaantal voor de openbare lezing vaak boven de 200 procent. Sommige gemeenten rapporteren meer bijbelstudies dan verkondigers. Engelssprekende broeders en zusters leren andere talen om hulp te bieden in dit snel groeiende veld.
Het bijkantoor in de Verenigde Staten is uniek doordat de Bethelfaciliteiten zich op drie lokaties bevinden — Brooklyn, Patterson en Wallkill. Om fruit voor de Bethelfamilie te telen, zijn er boerderijen in de omgeving van South Lansing (New York) en in Immokalee (Florida). In totaal bestaat de Bethelfamilie in de Verenigde Staten uit 5465 leden.
Er zijn momenteel over de hele wereld 109 bijkantoren. De regeling dat bijkantoorcomités zorg dragen voor de geestelijke behoeften van de broeders en zusters die in verschillende landen wonen, functioneert sinds 1976. Deze comités volgen de schriftuurlijke leiding die door het Besturende Lichaam wordt gegeven. Bijkantoorcomités zijn belast met het opzicht over de prediking van het goede nieuws in het aan het bijkantoor toegewezen gebied. Het comité geeft de noodzakelijke leiding aan christelijke gemeenten, zendelingen en pioniers. Het organiseert de gemeenten ook in kringen en districten en doet aanbevelingen aan het Besturende Lichaam voor de aanstelling van kring- en districtsopzieners, leden van de Bethelfamilie en studenten voor de Gileadschool. Naast het voeren van het algemene opzicht over de dienst in het veld, zorgt het bijkantoorcomité ook voor het organiseren van het werk op Bethel. Het lijdt geen twijfel dat Jehovah’s rijke zegen op deze regeling rust.
Vertalen om aan veel behoeften te voldoen
De laatste jaren is er een vloed van publicaties beschikbaar gekomen in steeds meer talen. Achter de schermen doen honderden hardwerkende vertalers hun best om publicaties te produceren die nauwkeurig, begrijpelijk en prettig leesbaar zijn.
Een fundamentele behoefte van Gods volk is een getrouwe bijbelvertaling. Teneinde hierin te voorzien, is de Nieuwe-Wereldvertaling nu in 44 talen vrijgegeven. Negenentwintig hiervan zijn complete uitgaven. Gedurende het afgelopen dienstjaar werden de Christelijke Griekse Geschriften voltooid in drie Afrikaanse talen — Cibemba, Ibo en Lingala — en werd de complete bijbel in het Afrikaans vrijgegeven.
Onlangs vrijgegeven uitgaven van de bijbel zijn met veel waardering ontvangen. Een bericht uit Europa luidde: „Broeders die in het Chinese veld werken, hebben in het bijzonder waardering voor de bijbel in hun taal tot uitdrukking gebracht en zeggen dat die als een ’supervertaling’ wordt beschouwd.” Enkele geïnteresseerde Chinese studenten in Canada zeiden enthousiast: „Het moeten beslist Chinezen zijn geweest die deze bijbel hebben vertaald, want hij is eenvoudig te begrijpen!” In Zuid-Afrika vroeg een Xhosa-huisbewoner: „Waar heeft u die bijbel die zo makkelijk leest vandaan?” In Albanië zei een broeder eenvoudig: „De manier waarop de Nieuwe-Wereldvertaling de dingen zegt, maakt dat Jehovah’s gedachten het hart bereiken.” Een verkondiger in Kroatië schreef: „Ik kan me de dingen veel beter voorstellen, en het is alsof ík die woorden spreek. De nieuwe vertaling klinkt zo eenvoudig, zo natuurlijk en toch zo wijs. Nu kan ik vollediger begrijpen hoe mooi Jehovah’s boodschap en instructies voor ons zijn.”
Publicaties met basiskennis zijn nog steeds nodig om het goede nieuws van het Koninkrijk naar „alle natiën en stammen en volken en talen” te verbreiden (Openb. 7:9). De laatste jaren worden met brochures in het Lahu, dat door mensen van de bergstammen van Noord-Thailand en naburige landen wordt gesproken, goede resultaten geboekt. Een zendeling schreef: „De Verlangt-brochure is beslist het belangrijkste hulpmiddel in het Lahu. Ze is wijd en zijd verspreid.” Het resultaat? „Veel dorpen hebben ons uitgenodigd, maar vanwege de afstanden en de slechte wegen hebben we ze nog niet allemaal kunnen bereiken. In ons geval is Mattheüs 9:37 beslist waar. We hoorden bijvoorbeeld dat in één afgelegen dorp zo’n 160 kilometer ten noorden van Chiang Mai een geïnteresseerde vrouw in haar eentje geregeld de Verlangt-brochure aan een groep wezen onderwijst.”
In de Verenigde Staten krijgen veel indianen getuigenis in hun eigen taal. Er zijn nu verscheidene publicaties beschikbaar in het Navaho, met inbegrip van audiocassettes van de brochure Wat verlangt God van ons? Eén verkondigster schreef: „In Navajo Mountain, in de verste uithoek van ons gebied, is een voormalige schaapherder van in de tachtig die niet meer zo goed kan zien. Zijn kleindochter vroeg hem of hij het prettig zou vinden naar een opname over de bijbel te luisteren, in het Navaho. Dat wilde hij wel. Hij kwam uit bed en ging op de bank zitten om te luisteren. Jullie hadden zijn gezicht moeten zien toen hij naar schriftplaatsen uit de bijbel luisterde in zijn eigen taal. Terwijl ik dit vertel springen me nog de tranen in de ogen. Toen zei hij: ’Nizhoni’, wat betekent ’prachtig’.”
In Mozambique zijn publicaties in vijf van de talen van dat land geproduceerd. Teneinde lezers te helpen er voordeel van te trekken, werd de brochure Apply Yourself to Reading and Writing (Leg u toe op lezen en schrijven) in deze talen vertaald en is er een uitgebreid alfabetiseringsproject aan de gang. Dit heeft zo’n indruk op president Chissano van Mozambique gemaakt dat hij ons bijbelse onderwijzingswerk en alfabetiseringsprogramma van ganser harte zijn steun heeft betuigd.
De Wachttoren en Ontwaakt! zijn nu in respectievelijk 146 en 87 talen beschikbaar — werkelijk een internationale verspreiding. Ze worden wegens hun geestelijke en educatieve waarde wereldwijd zeer gewaardeerd. De ongeveer 80.000 bewoners van Kiribati, een groep eilanden in de Grote Oceaan, bijvoorbeeld spreken Gilbertees. De nog geen 100 Getuigen daar hebben de afgelopen jaren ijverig elk gemiddeld bijna 20 tijdschriften per maand verspreid. De 1200 verkondigers in Bulgarije hebben in april 2002 ruim 100.000 tijdschriften verspreid.
Het lijdt geen twijfel dat Jehovah zijn volk toerust om het werk te doen dat hij hun heeft opgedragen. Over de hele aarde wordt dat werk in een groot aantal talen verricht. — Fil. 4:20.
Bijkantoorinwijdingen
In het dienstjaar 2002 werd op het prachtige Caribische eiland Trinidad een bijkantoor ingewijd. Er was daar in 1985 al een bijkantoor aan Jehovah opgedragen, maar sindsdien heeft Trinidad een toename in verkondigers gehad van 94 procent. Bijgevolg moest het bijkantoor grondig gerenoveerd worden en moest er worden bijgebouwd zodat de vloeroppervlakte verdubbelde. Het bijkantoor heeft nu nieuwe woningen, kantoren, een bibliotheek, een lobby, een eetzaal en een keuken. De aangrenzende Koninkrijkszaal werd ook gerenoveerd en uitgebreid. Dit project is helemaal door plaatselijke vrijwilligers tot stand gebracht.
Op 29 september 2001 kwamen zo’n 220 afgevaardigden uit 14 landen plus 695 plaatselijke broeders en zusters voor de inwijding bijeen. Ze luisterden naar stimulerende verslagen over de theocratische geschiedenis van het werk, zoals de rol die Evander J. Coward en William R. Brown hebben gespeeld. Verscheidene buitenlandse zendelingen, onder wie een 88-jarige zuster die nog steeds in de gewone pioniersdienst is, vertelden enkele ontroerende ervaringen over hun toewijzingen op Trinidad meer dan vijftig jaar geleden.
Stephen Lett van het Besturende Lichaam hield de inwijdingstoespraak. Tijdens de bespreking van het thema „Jehovah’s vroegere en hedendaagse huizen van aanbidding waarderen” beklemtoonde hij dat mensen, en niet gebouwen, Jehovah aanbidden. Daarom moedigde broeder Lett de broeders en zusters liefdevol aan om zich door hun gehoorzaamheid en gedrag dankbare aanbidders te betonen.
De dag daarna werd er in de stad Port of Spain een speciale vergadering gehouden voor degenen die wegens plaatsgebrek niet bij het inwijdingsprogramma zelf hadden kunnen zijn. Er waren meer dan 13.000 aanwezigen. Op het naburige eiland Tobago beluisterden ruim 300 broeders en zusters het programma via een telefoonverbinding. Broeder Lett hield de lezing „Behoed je band met Jehovah door nederigheid aan te kweken”. Alle aanwezigen waren „alleen maar verheugd” over de inwijding van deze uitgebreide bijkantoorfaciliteiten. — Deut. 16:15.
Recentelijk is er ook een bijkantooruitbreiding geweest in Tsjechië. Samuel F. Herd van het Besturende Lichaam reisde daarheen om een Bethel-bijbouw en twee congreshallen in te wijden. Het inwijdingsprogramma vond plaats op zaterdag 4 mei 2002, en 2125 aanwezigen luisterden naar broeder Herds lezing. De dag daarop vond er een speciale vergadering plaats, waar 5286 toehoorders genoten van broeder Herds opbouwende lezing getiteld „Nieuwe kracht verkrijgen — Niet moe worden”. De broeders en zusters in Tsjechië werden bijzonder aangemoedigd door de programma’s.
Wereldwijd werken er in totaal 19.823 geordineerde bedienaren op zulke bijkantoren. Allen zijn leden van de wereldwijde Orde van speciale volletijddienaren van Jehovah’s Getuigen.
[Tabel/Illustraties op blz. 12, 13]
ENKELE GEBEURTENISSEN UIT HET DIENSTJAAR 2002
1 september 2001
11 september: Verwoesting van het World Trade Center.
29 september: Bijkantoorinwijding op Trinidad.
20 november: Koninkrijksbedieningsscholen beginnen.
1 januari 2002
17 januari: Vulkaanuitbarsting in Congo.
4 april: Rechtszaak in Moskou om het werk van Jehovah’s Getuigen te verbieden, verdaagd.
1 mei 2002
4 mei: Bijkantoorinwijding in Tsjechië.
9 mei: Gedenkplaat onthuld ter herinnering aan Getuigen die in voormalig naziconcentratiekamp hebben geleden.
17 juni: Hooggerechtshof van de VS handhaaft het recht om van deur tot deur te prediken zonder hier eerst een vergunning voor aan te hoeven vragen.
31 augustus 2002
31 augustus: 6.304.645 verkondigers in 234 landen.
[Illustraties op blz. 11]
Boven: Bij rampen als deze spreiden onze broeders en zusters christelijke liefde tentoon
[Illustratie op blz. 11]
Onder: Deze Koninkrijkszaal in Rwanda diende als vluchtelingenkamp
[Illustratie op blz. 22]
Het nieuw opgerichte bijkantoorcomité van de Verenigde Staten, van links naar rechts: (zittend) John Kikot, Max Larson, George Couch, Maxwell Lloyd; (staand) Baltasar Perla, Harold Corkern, Leon Weaver, William Van De Wall, John Larson en Ralph Walls
[Illustratie op blz. 26]
De „Nieuwe-Wereldvertaling” in het Afrikaans
[Illustratie op blz. 27]
„Wat verlangt God van ons?” in het Navaho
[Illustraties op blz. 28, 29]
Afgevaardigden uit 14 landen voegden zich bij plaatselijke broeders en zusters voor de inwijding van het bijkantoor op Trinidad
[Illustraties op blz. 29]
Broeders en zusters in Tsjechië verheugden zich over de inwijding van een Bethel-bijbouw en twee congreshallen