AZAZEL
(A̱zazel) [Bok die verdwijnt].
Het woord „Azazel” komt in de bijbel viermaal voor, en wel in verband met de voorschriften voor de Verzoendag. — Le 16:8, 10, 26.
De etymologie van dit woord is omstreden. Als wij de schrijfwijze ervan in de Hebreeuwse masoretische tekst voor juist houden, is ʽazaʼ·zelʹ misschien een combinatie van twee grondwoorden die „bok” en „verdwijnen” betekenen. De betekenis wordt dan: „Bok die verdwijnt”. Volgens een andere afleiding, gebaseerd op de opvatting dat twee medeklinkers verwisseld zijn, betekent het „Sterkte Gods”. In de Latijnse Vulgaat is het Hebreeuwse woord weergegeven met caper emissarius, dat wil zeggen, „de bok der wegzending”, ofte wel „de zondebok”. En de Griekse uitdrukking die in de Septuaginta wordt gebruikt, betekent „die welke kwaad wegdraagt (afwendt)”.
De hogepriester nam voor gebruik op de jaarlijkse Verzoendag twee geitebokjes van de vergadering van de zonen van Israël. Door het lot werd één bok „voor Jehovah” en de andere „voor Azazel” bestemd. Nadat er voor de hogepriester en zijn huis (ongetwijfeld met inbegrip van alle levieten) een stier was geofferd, werd de bok voor Jehovah als zondeoffer gebracht. De bok voor Azazel hield men echter enige tijd in leven „voor het aangezicht van Jehovah . . ., om er verzoening voor te doen, ten einde hem voor Azazel weg te zenden, de wildernis in” (Le 16:5, 7-10). De verzoening voor deze levende bok geschiedde krachtens het bloed van de bok voor Jehovah, die vlak daarvoor als zondeoffer was gedood, want het leven van het vlees is in het bloed (Le 17:11). De waarde van het bloed of de waarde van het leven van de geslachte bok werd aldus op de levende bok, ofte wel de bok voor Azazel, overgedragen. Hoewel deze levende bok niet door de priester werd gedood, bezat hij door de waarde van het overgedragen leven dus zondenverzoenende verdienste. Dat het dier voor het aangezicht van Jehovah werd gesteld, duidt er kennelijk op dat God deze overdracht van verdienste of zondenverzoenende kracht erkende. Er bestond in de Wet een overeenkomstig voorschrift betreffende de reiniging van een Israëliet die van melaatsheid was genezen of de reiniging van een huis dat van die plaag was bevrijd. In dat geval werd een levende vogel in het bloed van een gedode vogel gedoopt. Vervolgens liet men de levende vogel wegvliegen, die aldus de zonde met zich wegdroeg. — Le 14:1-8, 49-53.
Beide bokken moesten gaaf, gezond en zoveel mogelijk aan elkaar gelijk zijn. Voordat het lot over ze werd geworpen, hadden ze beide evenveel kans als de bok voor Jehovah uitgekozen te worden. Nadat de bok voor Jehovah was geofferd, legde de hogepriester zijn handen op de kop van de levende bok en beleed de zonden van het volk over hem. Deze bok werd vervolgens weggezonden doordat „een gereedstaande man” hem naar de wildernis bracht (Le 16:20-22). Zo droeg de bok voor Azazel symbolisch de zonden weg die het volk in het afgelopen jaar had begaan en verdween ermee de wildernis in.
Over de twee bokken werd gesproken als één zondeoffer (Le 16:5). Blijkbaar werden er twee dieren gebruikt om datgene wat door deze voorziening ter verzoening van de zonden van het volk tot stand werd gebracht, te beklemtonen. De eerste bok werd geofferd. Door wat er gedaan werd met de tweede bok, waarover de zonden van het volk werden beleden en die ver weg de wildernis in werd gezonden, werd beklemtoond hoe grondig Jehovah vergeving schenkt aan wie berouw hebben. Psalm 103:12 verzekert: „Zover als de zonsopgang verwijderd is van de zonsondergang, zover heeft hij onze overtredingen van ons verwijderd.”
Zoals de apostel Paulus uitlegde, heeft Jezus, door zijn eigen volmaakte menselijke leven als slachtoffer voor de zonden van de mensheid aan te bieden, veel meer tot stand gebracht dan door „het bloed van stieren en van bokken” bereikt was (Heb 10:4, 11, 12). Door wat Jezus heeft gedaan, diende hij als „de zondebok”, die ’onze ziekten droeg’ en werd „doorstoken om onze overtreding” (Jes 53:4, 5; Mt 8:17; 1Pe 2:24). Hij heeft ’de zonden weggedragen’ van allen die geloof oefenen in de waarde van zijn slachtoffer. Hij heeft onmiskenbaar duidelijk gemaakt wat Gods voorziening is om zondigheid volledig in vergetelheid te doen geraken. In deze opzichten beeldt de bok „voor Azazel” het offer van Jezus Christus af.