„Hoe lief heb ik uw wet!”
„Hoe lief heb ik uw wet! De gehele dag heeft ze mijn intense belangstelling.” — PSALM 119:97.
1, 2. (a) In welke situatie bevond de geïnspireerde schrijver van Psalm 119 zich? (b) Hoe reageerde hij daarop, en waarom?
DE SCHRIJVER van Psalm 119 had het zwaar te verduren. Overmoedige vijanden die geen respect hadden voor Gods wet dreven de spot met hem en besmeurden zijn reputatie met leugens. Vorsten spanden tegen hem samen en vervolgden hem. Hij was omgeven door goddelozen en verkeerde zelfs in levensgevaar. Door dat alles was hij ’slapeloos van droefheid’ (Psalm 119:9, 23, 28, 51, 61, 69, 85, 87, 161). Ondanks die beproeving zong de psalmist: „Hoe lief heb ik uw wet! De gehele dag heeft ze mijn intense belangstelling.” — Psalm 119:97.
2 We doen er goed aan ons af te vragen hoe de psalmist troost en aanmoediging kon putten uit Gods wet. Wat hem op de been hield, was zijn vertrouwen dat Jehovah belangstelling voor hem had. Hij wist dat die wet een liefdevolle voorziening was en dat stemde hem gelukkig, ondanks de moeilijkheden die zijn tegenstanders hem bezorgden. Hij zag in dat Jehovah goed voor hem was geweest. Bovendien was de psalmist wijzer dan zijn vijanden doordat hij zich door Gods wet liet leiden. Dat had hem zelfs het leven gered. Door zijn gehoorzaamheid aan de wet had hij innerlijke vrede en een goed geweten. — Psalm 119:1, 9, 65, 93, 98, 165.
3. Waarom is het tegenwoordig een hele uitdaging voor christenen om volgens bijbelse maatstaven te leven?
3 Sommige hedendaagse aanbidders van God maken ook zware beproevingen op hun geloof mee. Misschien verkeren we niet zoals de psalmist in een levensbedreigende situatie, maar we leven wel in „kritieke tijden . . ., die moeilijk zijn door te komen”. Veel mensen met wie we dagelijks in contact komen, hebben geen liefde voor geestelijke waarden — ze jagen egocentrische en materialistische doelen na en hun houding is arrogant en respectloos (2 Timotheüs 3:1-5). Jonge christenen krijgen geregeld met beproevingen op hun morele integriteit te maken. In zo’n omgeving kan het moeilijk zijn onze liefde voor Jehovah en voor wat juist is te behouden. Hoe kunnen we ons beschermen?
4. Hoe toonde de psalmist waardering voor Gods wet, en moeten christenen dat ook doen?
4 Wat de psalmist hielp om weerstand te bieden aan de druk waaronder hij stond, was dat hij de tijd nam om zich vol waardering in Gods wet te verdiepen. Daardoor ging hij Gods wet liefhebben. Bijna elk vers van Psalm 119 noemt in feite een facet van Jehovah’s wet.a Hedendaagse christenen staan niet onder de Mozaïsche wet, die God aan de oude natie Israël gaf (Kolossenzen 2:14). Maar de beginselen die in die Wet worden verwoord, zijn van blijvende waarde. Die beginselen waren een bron van troost voor de psalmist en kunnen dat ook zijn voor Gods aanbidders die met de problemen van het huidige leven worstelen.
5. Welke aspecten van de Mozaïsche wet gaan we bespreken?
5 Laten we eens kijken welke aanmoediging we alleen al uit drie aspecten van de Mozaïsche wet kunnen putten: de sabbatsregeling, de voorziening voor nalezingen en het verbod op hebzucht. Bij elk ervan zullen we merken dat een begrip van de beginselen achter die wetten van essentieel belang is om de problemen aan te kunnen die kenmerkend zijn voor onze tijd.
Onze geestelijke behoefte
6. Welke basisbehoeften hebben we allemaal?
6 De mens is geschapen met een aantal behoeften. Eten, drinken en onderdak bijvoorbeeld zijn onmisbaar wil iemand lichamelijk gezond blijven. Maar mensen moeten ook iets doen aan hun geestelijke behoefte, hun „geestelijke nood”. Doen ze dat niet, dan kunnen ze niet echt gelukkig zijn (Mattheüs 5:3). Jehovah vond het zoiets fundamenteels dat in die aangeboren behoefte werd voorzien, dat hij zijn volk gebood hun normale activiteiten elke week een hele dag te laten rusten zodat ze aandacht konden besteden aan geestelijke zaken.
7, 8. (a) Hoe bracht God onderscheid aan tussen de sabbat en andere dagen? (b) Welk doel diende de sabbat?
7 De sabbatsregeling beklemtoonde het belang van geestelijke bezigheden. Het woord „sabbat” komt voor het eerst in de bijbel voor in verband met de mannavoorziening in de wildernis. De Israëlieten kregen te horen dat ze dit miraculeuze brood zes dagen achtereen moesten bijeenrapen. Op de zesde dag moesten ze „brood voor twee dagen” verzamelen, omdat er op de zevende dag niet in manna zou worden voorzien. De zevende dag zou „een heilige sabbat voor Jehovah” zijn, waarop iedereen moest blijven waar hij was (Exodus 16:13-30). Een van de Tien Geboden schreef voor dat er op de sabbat helemaal geen werk gedaan mocht worden. Die dag was heilig. Op het niet houden ervan stond de doodstraf. — Exodus 20:8-11; Numeri 15:32-36.
8 Uit de sabbatswet bleek Jehovah’s bezorgdheid voor zowel het lichamelijke als het geestelijke welzijn van zijn volk. „De sabbat is ter wille van de mens in het leven geroepen”, zei Jezus (Markus 2:27). De sabbat stelde de Israëlieten niet alleen in de gelegenheid om te rusten, maar ook om dicht tot hun Schepper te naderen en liefde voor hem te tonen (Deuteronomium 5:12). Het was een dag die uitsluitend aan geestelijke belangen gewijd was. Daartoe behoorden aanbidding in gezinsverband, gebed en meditatie over Gods Wet. De regeling was bedoeld om de Israëlieten ervoor te behoeden al hun tijd en energie aan materiële bezigheden te besteden. De sabbat herinnerde hen eraan dat hun band met Jehovah het belangrijkste in hun leven was. Jezus herhaalde dat onveranderlijke beginsel toen hij zei: „Er staat geschreven: ’De mens moet niet van brood alleen leven, doch van elke uitspraak die uit Jehovah’s mond voortkomt.’” — Mattheüs 4:4.
9. Welke les bevat de sabbatsregeling voor christenen?
9 Van Gods volk wordt niet meer verlangd dat ze een letterlijke sabbatsrust van 24 uur in acht nemen, maar de sabbatsregeling is zeker niet louter een historische curiositeit (Kolossenzen 2:16). Worden we er door die regeling niet aan herinnerd dat ook wij prioriteit moeten geven aan geestelijke activiteiten? Materiële beslommeringen of vormen van ontspanning mogen niet belangrijker worden dan heilige zaken (Hebreeën 4:9, 10). We zouden ons dus kunnen afvragen: Wat komt in mijn leven op de eerste plaats? Geef ik prioriteit aan studie, gebed, het bijwonen van de vergaderingen en de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk? Of worden die activiteiten verdrongen door andere belangen? Jehovah verzekert ons dat als we geestelijke zaken de eerste plaats in ons leven toekennen, het ons niet aan het noodzakelijke zal ontbreken. — Mattheüs 6:24-33.
10. Waarom is het zo goed tijd aan geestelijke zaken te besteden?
10 De tijd die we besteden aan het bestuderen van de bijbel en bijbelse publicaties en aan het mediteren over de boodschap daarin, kan ons helpen dichter tot Jehovah te naderen (Jakobus 4:8). Susan, die zo’n veertig jaar geleden tijd begon in te ruimen voor geregelde bijbelstudie, geeft toe dat ze het in het begin niet leuk vond. Het was een last. Maar hoe meer ze las, des te meer genoot ze ervan. Nu mist ze haar persoonlijke studie echt als ze er om de een of andere reden niet aan toekomt. „Door studie heb ik Jehovah leren kennen als een Vader”, zegt ze. „Ik kan hem vertrouwen, me op hem verlaten en me vrij voelen om in gebed tot hem te naderen. Het is indrukwekkend te zien hoeveel Jehovah van zijn aanbidders houdt, hoe hij voor mij persoonlijk zorgt en wat hij voor me heeft gedaan.” Ook ons kan het heel veel vreugde schenken als we geregeld in onze geestelijke behoefte voorzien.
Gods wet op de nalezingen
11. Wat betekende het recht op nalezen in de praktijk?
11 Een tweede aspect van de Mozaïsche wet waaruit Gods bezorgdheid voor het welzijn van zijn volk sprak, was het recht op nalezen. Jehovah gebood dat als een Israëlitische boer de vruchten van zijn veld oogstte, het de behoeftigen moest worden toegestaan om te verzamelen wat de oogsters hadden achtergelaten. Boeren mochten de randen van hun velden niet helemaal afoogsten en ook de achtergebleven druiven of olijven niet verzamelen. Korenschoven die onopzettelijk op het veld waren blijven staan, mochten niet opgehaald worden. Dat was een liefdevolle regeling ten behoeve van de armen, de inwonende vreemdelingen, de weduwen en de wezen. Het nalezen was wel veel werk, maar op die manier hoefden ze niet te bedelen. — Leviticus 19:9, 10; Deuteronomium 24:19-22; Psalm 37:25.
12. Welke gelegenheid bood de voorziening voor nalezingen de boeren?
12 In de wet op de nalezingen was niet vastgelegd hoeveel van de opbrengst de boeren voor de behoeftigen moesten laten liggen. Het was aan hen om te bepalen of de randen niet-geoogst graan rondom hun velden breed of smal zouden zijn. Zo bracht de regeling hun edelmoedigheid bij. Boeren konden op die manier hun waardering tonen voor de Gever van de oogst, want „wie de arme gunst betoont, verheerlijkt [zijn Maker]” (Spreuken 14:31). Boaz was zo iemand. Hij zorgde er welwillend voor dat Ruth, een weduwe die op zijn velden aren las, een flinke hoeveelheid graan kon verzamelen. Jehovah heeft Boaz ruimschoots beloond voor zijn edelmoedigheid. — Ruth 2:15, 16; 4:21, 22; Spreuken 19:17.
13. Wat leert de oude wet op de nalezingen ons?
13 Het beginsel achter de wet op de nalezingen is niet veranderd. Jehovah verwacht van zijn aanbidders dat ze edelmoedig zijn, vooral tegenover behoeftigen. Hoe edelmoediger we zijn, des te groter onze zegeningen. „Beoefent het geven, en u zal gegeven worden”, zei Jezus. „Een voortreffelijke, aangestampte, geschudde en overlopende maat zal men in uw schoot storten. Want met de maat waarmee gij meet, zal men ook u meten.” — Lukas 6:38.
14, 15. Hoe kunnen we van edelmoedigheid blijk geven, en hoe kunnen zowel degenen die we helpen als wijzelf daar profijt van hebben?
14 De apostel Paulus moedigde ons aan „het goede [te] doen jegens allen, maar vooral jegens hen die aan ons verwant zijn in het geloof” (Galaten 6:10). We moeten ons er dan ook zeker om bekommeren dat medechristenen die beproevingen op hun geloof ondergaan, altijd geestelijke hulp ontvangen. Maar zouden ze ook behoefte kunnen hebben aan praktische hulp, bijvoorbeeld om naar de Koninkrijkszaal te komen of bij het boodschappen doen? Zijn er misschien ouderen, zieken of aan huis gebonden personen in onze gemeente die een aanmoedigend bezoekje of een helpende hand op prijs zouden stellen? Als we ons best doen om gevoelig te zijn voor zulke noden, zal Jehovah ons misschien kunnen gebruiken om de gebeden van een behoeftige te verhoren. Hoewel de zorg voor elkaar een christelijke plicht is, wordt degene die zorg verleent er ook door geholpen. Het tonen van echte liefde voor geloofsgenoten schenkt ons grote vreugde en diepe voldoening en levert ons Jehovah’s goedkeurende glimlach op. — Spreuken 15:29.
15 Nog een belangrijke manier waarop christenen van onzelfzuchtigheid blijk geven, is door hun tijd en energie te gebruiken om over Gods voornemens te spreken (Mattheüs 28:19, 20). Iedereen die de vreugde heeft gesmaakt iemand anders het punt te helpen bereiken dat hij zijn leven aan Jehovah opdroeg, weet hoe waar Jezus’ woorden zijn: „Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen.” — Handelingen 20:35.
Op onze hoede voor hebzucht
16, 17. Wat werd in het tiende gebod verboden, en waarom?
16 Het derde aspect van Gods Wet voor Israël dat we gaan beschouwen, is het tiende gebod, waarin „begeren” of hebzucht werd verboden. In de Wet stond: „Gij moogt het huis van uw naaste niet begeren. Gij moogt de vrouw van uw naaste niet begeren, noch zijn slaaf, noch zijn slavin, noch zijn stier, noch zijn ezel, noch iets wat uw naaste toebehoort” (Exodus 20:17). Geen mens zou de naleving van zo’n gebod kunnen afdwingen, omdat niemand het hart kan lezen. Maar dat gebod bracht de Wet wel op een hoger plan dan het menselijk recht. Iedere Israëliet ging erdoor beseffen dat hij rechtstreeks rekenschap verschuldigd was aan Jehovah, die de neigingen van het hart kan lezen (1 Samuël 16:7). Bovendien richtte dit gebod zich tegen de grondoorzaak van veel onwettige daden. — Jakobus 1:14.
17 De wet die hebzucht verbood, moedigde Gods volk aan niet materialistisch of hebberig te zijn en niet te klagen over hun levenslot. Die wet behoedde hen ook voor de verleiding te stelen of immoraliteit te bedrijven. Er zullen altijd personen zijn die materiële bezittingen hebben die we ook graag willen of personen die in sommige opzichten succesvoller schijnen te zijn dan wij. Als we in zulke situaties ons denken niet onder controle houden, zouden we ongelukkig en afgunstig kunnen worden. Volgens de bijbel duidt hebzucht op „een verwerpelijke geestestoestand”. Het is dus veel beter om niet hebzuchtig te zijn. — Romeinen 1:28-30.
18. Van welke geest is de wereld doortrokken, en welke nadelige gevolgen kan dat hebben?
18 De geest waarvan de hedendaagse wereld doortrokken is, bevordert materialisme en wedijver. Via de reclame wekt de commercie het verlangen naar nieuwe producten, waarbij vaak wordt gesuggereerd dat we zonder die producten niet gelukkig kunnen zijn. Dat is precies de soort geest die in Jehovah’s Wet werd afgekeurd. Verwant daarmee is het verlangen om ten koste van alles vooruit te komen in de wereld en rijkdom te vergaren. De apostel Paulus waarschuwde: „Zij . . . die besloten zijn rijk te worden, vallen in verzoeking en een strik en vele zinneloze en schadelijke begeerten, die de mensen in vernietiging en verderf storten. Want de liefde voor geld is een wortel van allerlei schadelijke dingen, en door hun streven op die liefde te richten, zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich overal met vele pijnen doorboord.” — 1 Timotheüs 6:9, 10.
19, 20. (a) Welke dingen zijn voor iemand die Jehovah’s wet liefheeft echt waardevol? (b) Wat is het onderwerp van het volgende artikel?
19 Zij die Gods wet liefhebben, zien in hoe gevaarlijk een materialistische geest is en worden ervoor behoed. De psalmist bad bijvoorbeeld tot Jehovah: „Neig mijn hart tot uw vermaningen, en niet tot gewin. De wet van uw mond is goed voor mij, méér zelfs dan duizenden stukken goud en zilver” (Psalm 119:36, 72). De overtuiging dat die woorden waar zijn, zal ons helpen het noodzakelijke evenwicht te bewaren en niet in materialisme en hebzucht verstrikt te raken of ontevreden te worden over ons levenslot. „Godvruchtige toewijding”, niet het vergaren van bezittingen, leidt tot het grootst mogelijke gewin. — 1 Timotheüs 6:6.
20 De beginselen achter Jehovah’s Wet voor het oude Israël zijn in onze moeilijke tijd nog net zo waardevol als toen Jehovah die Wet aan Mozes gaf. Hoe meer we die beginselen in ons leven in praktijk brengen, des te beter zullen we ze gaan begrijpen, des te meer zullen we ze gaan liefhebben en des te gelukkiger zullen we zijn. De Wet bevat veel waardevolle lessen voor ons, en het leven en de ervaringen van personen uit de bijbel herinneren ons krachtig aan de waarde ervan. In het volgende artikel gaan we enkele daarvan onder de loep nemen.
[Voetnoot]
a Alle 176 verzen van deze psalm op 4 na maken melding van Jehovah’s geboden, rechterlijke beslissingen, bevelen, voorschriften, vermaningen, toezeggingen, inzettingen of wegen of van zijn wet of woord.
Overzichtsvragen
• Waarom had de schrijver van Psalm 119 Jehovah’s wet lief?
• Wat kunnen christenen van de sabbatsregeling leren?
• Van welke blijvende waarde is Gods wet op de nalezingen?
• Hoe worden we beschermd door het gebod dat hebzucht verbood?
[Illustratie op blz. 21]
Wat werd door de sabbatswet beklemtoond?
[Illustratie op blz. 23]
Wat leert de wet op de nalezingen ons?