Ware christenen eren de bejaarden!
„BEJAARDEN”, zo zegt onderzoeker Suzanne Steinmetz, „hebben het einde bereikt van hun economisch produktieve leven, dat de basis vormt op grond waarvan onze cultuur personen op hun waarde beoordeelt en hun eerbied, status, respect en loon toekent.” De hedendaagse maatschappij heeft dus een sombere, negatieve kijk op bejaarden. Het hoeft ons dan ook niet te verbazen dat wij vaak lezen dat zij worden verwaarloosd en mishandeld.
Maar hoe beziet de bijbel bejaarden? Gods Woord erkent op realistische wijze dat oud worden grote problemen met zich brengt. De psalmist bad: „Werp mij niet weg ten tijde van de ouderdom; verlaat mij niet juist wanneer mijn kracht het begeeft” (Psalm 71:9). In zijn ouderdom had hij Jehovah’s steun meer dan ooit nodig. En de bijbel neemt een positief standpunt in door aan te tonen dat ook wij aandacht moeten schenken aan de behoeften van de bejaarden.
Ja, Salomo beschreef ouderdom inderdaad als „de rampspoedige dagen” waarin men „geen behagen” zou hebben (Prediker 12:1-3). Maar „lengte van dagen en jaren van leven” worden in de bijbel ook in verband gebracht met zegeningen van Jehovah (Spreuken 3:1, 2). Jehovah gaf Abraham bijvoorbeeld de belofte: „Wat u betreft, . . . gij zult in een gezegende ouderdom worden begraven” (Genesis 15:15). Jehovah veroordeelde de getrouwe Abraham beslist niet tot mistroostige „rampspoedige dagen” waarin hij „geen behagen” kon hebben. Abraham vond in zijn latere jaren vrede en rust en keek met voldoening terug op een leven dat in Jehovah’s dienst was doorgebracht. Hij kon ook uitzien naar een „stad die werkelijke fundamenten heeft”, Gods koninkrijk (Hebreeën 11:10). Aldus kon hij „oud en voldaan” sterven. — Genesis 25:8.
Waarom sprak Salomo dan over de ouderdom als over „de rampspoedige dagen”? Salomo doelde op de onverbiddelijke achteruitgang van de gezondheid die in de ouderdom optreedt. Iemand die in gebreke is gebleven ’zijn grootse Schepper in zijn jongelingsdagen te gedenken’, zal zijn laatste jaren echter extra rampspoedig vinden (Prediker 12:1). Omdat zo’n bejaard persoon zijn leven heeft verknoeid, heeft hij „geen behagen” in zijn latere levensdagen. Zijn goddeloze levensstijl kan zelfs de oorzaak vormen van fysieke problemen waardoor de ongemakken van de ouderdom nog worden verergerd. (Vergelijk Spreuken 5:3-11.) Wanneer hij vooruitkijkt, ziet hij dan ook geen andere toekomst dan het graf. Iemand die zijn leven aan het dienen van God heeft gewijd, ervaart ook „rampspoedige dagen” naarmate zijn lichaam zwakker wordt. Maar evenals Abraham kan hij vreugde en voldoening putten uit het feit dat hij zijn leven goed heeft besteed en dat hij met de hem resterende kracht God nog steeds kan dienen. „Grijsheid is een luisterrijke kroon wanneer ze op de weg der rechtvaardigheid wordt gevonden”, zegt de bijbel. — Spreuken 16:31.
De ouderdom heeft zelfs bepaalde voordelen. „Jeugd en de bloei des levens zijn ijdelheid”, zegt Salomo. Hoewel jonge mensen zich wellicht in een bruisende gezondheid verheugen, ontbreekt het hun vaak aan ervaring en een gezond oordeel. De ouderdom gaat echter gepaard met de ervaring die gedurende een lang leven is opgedaan. Iemand die op leeftijd is, ’weert rampspoed’, in tegenstelling tot een impulsieve jongere, die zich er vaak hals over kop in stort (Prediker 11:10; 2 Timótheüs 2:22). Salomo kon dan ook terecht zeggen: „De pracht der ouden is hun grijsheid.” — Spreuken 20:29.
De bijbel eert de bejaarden dus. Hoe is dit van invloed op de wijze waarop christenen met hen omgaan?
Voor ouderen ’opstaan’
God maakte respect voor de bejaarden tot een nationale gedragslijn in Israël. In de Mozaïsche wet stond: „Voor het grijze haar dient gij op te staan, en gij moet de persoon van een oud man consideratie betonen” (Leviticus 19:32). In latere jaren hebben de joden deze wet kennelijk heel letterlijk opgevat. Dr. Samuel Burder zegt in zijn boek Oriental Customs: „De joodse schrijvers zeggen dat het gebruikelijk was om voor hen op te staan wanneer zij hen tot op vier el waren genaderd en onmiddellijk weer te gaan zitten nadat zij waren gepasseerd, om duidelijk te doen uitkomen dat zij louter uit respect voor hen waren opgestaan.” Dit respect was niet tot vooraanstaande personen beperkt. „Respecteer zelfs de oude man die niet meer zo goed mee kan komen”, verklaarde de talmoed. Eén rabbijn betoogde dat dit respect ook aan een onwetende en ongeletterde oude man geschonken moest worden. „Louter het feit dat hij oud geworden is,” zo redeneerde hij, „moet aan de een of andere verdienste te danken zijn.” — The Jewish Encyclopedia.
In deze tijd staan christenen niet langer onder de bepalingen van de Mozaïsche wet (Romeinen 7:6). Maar dit wil niet zeggen dat zij niet langer verplicht zijn de ouderen met speciaal respect te bejegenen. Dit blijkt uit de instructies die de apostel Paulus aan de christelijke opziener Timótheüs gaf: „Kritiseer een oudere man niet streng. Integendeel, spreek hem met aandrang toe als een vader, . . . oudere vrouwen als moeders” (1 Timótheüs 5:1, 2). Paulus zei tegen de jonge Timótheüs dat hij de autoriteit bezat om te „gebieden” (1 Timótheüs 1:3). Maar als iemand die ouder was dan hij — vooral iemand die als opziener diende — iets verkeerd had beoordeeld of een onjuiste bewering had gedaan, moest Timótheüs hem niet ’streng kritiseren’, alsof hij een ondergeschikte van hem was. Hij moest hem veeleer respectvol ’met aandrang toespreken als een vader’. Timótheüs moest een overeenkomstig respect aan de dag leggen jegens oudere vrouwen in de gemeente. Ja, hij moest in feite nog altijd ’voor grijs haar opstaan’.
Het christendom is dus een religie waarin oudere personen met respect worden bejegend. Ironisch genoeg worden bejaarden juist in natiën die christelijk beweren te zijn, vaak slecht behandeld. Er zijn echter gelovigen die nog altijd aan bijbelse maatstaven vasthouden. Jehovah’s Getuigen genieten bijvoorbeeld van de aanwezigheid van vele duizenden ouderen in hun midden; zij bezien hen niet als een last of een blok aan het been. Hoewel een zwakke gezondheid zulke ouderen kan beletten even actief te zijn als vroeger, hebben velen een lange staat van getrouwe christelijke dienst, en dit moedigt jongere Getuigen ertoe aan hun geloof na te volgen. — Vergelijk Hebreeën 13:7.
Maar in het geval van de ouderen wordt er niet van uitgegaan dat zij een passieve rol in de gemeente spelen. Zij worden ertoe aangespoord een voortreffelijk voorbeeld te geven door ’matig in gewoonten, ernstig, gezond van verstand, gezond in geloof en eerbiedig in hun gedrag’ te zijn en hun wijsheid en ervaring vrijelijk met anderen te delen (Titus 2:2, 3). Joël voorzei de aanwezigheid van „oude mannen” onder degenen die een aandeel zouden hebben aan de bekendmaking van de bijbelse boodschap (Joël 2:28). Ongetwijfeld hebt u persoonlijk opgemerkt dat veel bejaarde Getuigen het nog steeds heerlijk vinden actief aan de prediking van huis tot huis deel te nemen.
Hun „in vollediger mate” eer betonen
Jehovah’s Getuigen streven ernaar ouderen op allerlei manieren speciale achting te betonen. Op hun jaarlijkse religieuze congressen treffen zij er bijvoorbeeld vaak regelingen voor dat er voor de ouderen zitplaatsen worden gereserveerd. Ook wordt er op een individuele basis achting aan ouderen betoond. In Japan staat een Getuige zijn plaats in de gezinsauto af opdat een 87-jarige vrouw naar de gemeentevergaderingen kan meerijden. Hoe gaat hij zelf naar de vergaderingen? Op de fiets. In Brazilië woont een 92-jarige volle-tijdevangelist. Waarnemers berichten dat Getuigen aldaar „hem met respect bejegenen, met hem spreken . . . Hij is een nuttig gemeentelid.”
Dit wil niet zeggen dat er niets meer te verbeteren valt op dit terrein van eerbetoon aan ouderen. Paulus schreef aan de christenen in Thessaloníka: „Met betrekking tot [het aan de dag leggen van] de broederlijke liefde . . . gij doet dat ook jegens alle broeders in heel Macedonië. Maar wij vermanen u, broeders, het in vollediger mate te blijven doen” (1 Thessalonicenzen 4:9, 10). In deze tijd moet er af en toe soortgelijke raad worden gegeven wanneer het op onze bejegening van ouderen aankomt. Een 85-jarige christen was bijvoorbeeld erg teleurgesteld toen hij geen exemplaar van een nieuwe op de bijbel gebaseerde publikatie ontving. Het probleem? Hij is vrijwel doof en had niet de aankondiging gehoord waarin iedereen eraan werd herinnerd het boek te bestellen; ook had niemand in de gemeente eraan gedacht het voor hem te bestellen. De situatie werd natuurlijk snel rechtgezet. Maar toch wordt hierdoor geïllustreerd dat het noodzakelijk is speciaal attent te zijn op de behoeften van ouderen.
Er zijn een aantal manieren waarop Gods volk in deze tijd dit „in vollediger mate” kan doen. De christelijke vergaderingen bieden een gelegenheid om ouderen „tot liefde en voortreffelijke werken aan te sporen” (Hebreeën 10:24, 25). En hoewel in de Koninkrijkszalen van Jehovah’s Getuigen jongeren en ouderen reeds vrijelijk met elkaar omgaan, kan er op dit gebied misschien nog meer worden gedaan. Sommige ouders moedigen hun kinderen er bijvoorbeeld toe aan respectvol op oudere gemeenteleden toe te stappen en een gesprekje met hen te beginnen.
Ook kan men de ouderen op een informele basis eer blijven betonen. In harmonie met het beginsel dat Jezus in Lukas 14:12-14 heeft uiteengezet, kan er meer moeite worden gedaan om ouderen voor gezellige bijeenkomsten uit te nodigen. Ook als zij niet aanwezig kunnen zijn, zullen zij het beslist waarderen dat u aan hen hebt gedacht. Christenen worden er verder toe aangemoedigd ’de weg der gastvrijheid te bewandelen’ (Romeinen 12:13). Dit hoeft niet noodzakelijkerwijs in te houden dat wij echt uitpakken. Een Getuige uit Duitsland geeft de volgende suggestie: „Nodig ouderen uit voor een kopje thee en laat hen dan hun ervaringen uit het verleden vertellen.”
De apostel Paulus zei: „Neemt de leiding in het betonen van eer aan elkaar” (Romeinen 12:10). Onder Jehovah’s Getuigen nemen vooral aangestelde ouderlingen de leiding in het betonen van eer aan bejaarde christenen. Vaak kunnen de ouderlingen passende taken aan de oudere gemeenteleden toewijzen, zoals het opleiden van nieuwelingen tot evangelisten of het verlenen van hulp bij het onderhoud van christelijke vergaderplaatsen. Jongere mannen die als ouderlingen in de gemeente dienen, betonen oudere opzieners eer door zich nederig tot hen te wenden om raad, waarbij zij op begripvolle wijze proberen te weten te komen wat hun rijpe zienswijze over verschillende kwesties is (Spreuken 20:5). Op ouderlingenvergaderingen volgen zij het bijbelse voorbeeld van de jonge Elíhu en onderwerpen zij zich eerbiedig aan de mening van oudere, meer ervaren mannen, terwijl zij hen volledig in de gelegenheid stellen zich eerst te uiten. — Job 32:4.
Wij moeten toegeven dat het gemakkelijk is ongeduldig te worden met oudere personen omdat zij misschien niet zo snel kunnen reageren of denken als jongeren. Dr. Robert N. Butler geeft een goede beschrijving van enkele van de problemen die de oude dag met zich mee kan brengen: „Men verliest zijn fysieke uithoudingsvermogen, zijn vermogen om bij te blijven, en dat op zichzelf kan uitermate beangstigend zijn. Men kan belangrijke zintuiglijke vermogens verliezen, zoals het gehoor of het gezichtsvermogen.” Dienen jongeren, daar zij dit beseffen, dan geen medegevoel te tonen en meedogend te zijn? — 1 Petrus 3:8.
Ja, christenen in deze tijd zijn verplicht de ouderen in hun midden met oprechte liefde, bezorgdheid en achting te bejegenen. En onder Jehovah’s Getuigen wordt dit op een voorbeeldige wijze gedaan. Wat gebeurt er evenwel wanneer bejaarde christenen — of de ouders van christenen — ziek of arm worden? Wie dragen de verantwoordelijkheid om voor hen te zorgen? In de volgende artikelen zal erop worden ingegaan hoe de bijbel deze vragen beantwoordt.
[Illustraties op blz. 7]
In de gemeenten van Jehovah’s Getuigen is voor ouderen veel voldoening schenkend werk te doen