Aanmatigende overmoed leidt tot oneer
„Is overmoed gekomen? Dan zal oneer komen; maar wijsheid is bij de bescheidenen.” — SPREUKEN 11:2.
1, 2. Wat is aanmatiging, en welke rampspoeden zijn eruit voortgevloeid?
EEN afgunstige leviet voerde een menigte aan in een confrontatie met Jehovah’s aangestelde gezagdragers. Een ambitieuze prins beraamde een slinks plan om zich wederrechtelijk meester te maken van de troon van zijn vader. Een ongeduldige koning sloeg geen acht op de uitdrukkelijke instructies van Gods profeet. Deze drie Israëlieten hadden één ding met elkaar gemeen: zij overschreden de hun gestelde grenzen.
2 Aanmatiging is een hoedanigheid van het hart die een ernstige bedreiging voor allen vormt (Psalm 19:13). Overmoedig veroorlooft de aanmatigende persoon zich vrijheden zonder de autoriteit daartoe te bezitten. Vaak leidt dit tot rampspoed. Zo’n overmoed heeft koningen naar de ondergang gevoerd en wereldrijken ten val gebracht (Jeremia 50:29, 31, 32; Daniël 5:20). Zelfs sommige dienstknechten van Jehovah zijn erdoor verstrikt en te gronde gericht.
3. Hoe kunnen wij te weten komen wat de gevaren zijn van aanmatigend handelen?
3 Terecht zegt de bijbel: „Is overmoed gekomen? Dan zal oneer komen; maar wijsheid is bij de bescheidenen” (Spreuken 11:2). De bijbel verschaft ons voorbeelden die de waarheid van deze spreuk bevestigen. Een onderzoek van sommige hiervan zal ons helpen inzien welk gevaar het met zich brengt gepaste grenzen te overschrijden. Laten wij derhalve beschouwen hoe afgunst, ambitie en ongeduld de drie aan het begin genoemde mannen ertoe brachten aanmatigend en overmoedig te handelen, wat tot hun oneer leidde.
Korach — Een afgunstige opstandeling
4. (a) Wie was Korach, en wat waren gedenkwaardige gebeurtenissen in zijn leven? (b) Tot welke beruchte daad zette Korach in zijn latere jaren aan?
4 Korach was een Kehathitische leviet, een volle neef van Mozes en Aäron. Ogenschijnlijk was hij al tientallen jaren loyaal aan Jehovah. Korach had het voorrecht genoten tot degenen te behoren die op wonderbaarlijke wijze door de Rode Zee in veiligheid werden gebracht, en waarschijnlijk had hij een aandeel gehad aan de voltrekking van Jehovah’s oordeel aan de kalveraanbidding beoefenende Israëlieten bij de berg Sinaï (Exodus 32:26). Maar uiteindelijk werd Korach de aanvoerder van een opstand tegen Mozes en Aäron waarbij de Rubenieten Dathan, Abiram en On, samen met 250 Israëlitische oversten, betrokken waren.a „Nu is het genoeg,” zeiden zij tot Mozes en Aäron, „want de gehele vergadering, zij allen zijn heilig en Jehovah is in hun midden. Waarom dient gij u dan boven de gemeente van Jehovah te verheffen?” — Numeri 16:1-3.
5, 6. (a) Waarom kwam Korach in opstand tegen Mozes en Aäron? (b) Waarom kan er worden gezegd dat Korach zijn eigen plaats in Gods regeling waarschijnlijk onderwaardeerde?
5 Waarom kwam Korach na jarenlange getrouwheid in opstand? Mozes’ leiderschap over Israël was beslist niet onderdrukkend, want hij was „verreweg de zachtmoedigste van alle mensen die op de oppervlakte van de aardbodem waren” (Numeri 12:3). Toch schijnt het dat Korach afgunstig was op Mozes en Aäron en aanstoot nam aan hun prominentie, en dit bracht hem ertoe om — ten onrechte — te zeggen dat zij zich eigenmachtig en zelfzuchtig boven de gemeente verhieven. — Psalm 106:16.
6 Een deel van Korachs probleem was zeer waarschijnlijk dat hij zijn eigen voorrechten in Gods regeling niet kostbaar achtte. Zeker, de Kehathitische levieten waren geen priesters, maar waren leraren van Gods Wet. Ook droegen zij het meubilair en het gerei van de tabernakel wanneer het vervoerd moest worden. Dat was geen onbeduidende taak, want het heilige gerei mocht alleen gehanteerd worden door personen die in religieus en moreel opzicht rein waren (Jesaja 52:11). Toen Mozes Korach derhalve zijn schuld voorhield, vroeg hij in feite: Beziet u uw toewijzing als iets zo onbetekenends dat u ook het priesterschap moet trachten te verkrijgen? (Numeri 16:9, 10) Korach besefte niet dat het de grootste eer is Jehovah getrouw te dienen volgens zijn regeling — en dat die niet is gelegen in het verwerven van de een of andere bijzondere status of positie. — Psalm 84:10.
7. (a) Hoe handelde Mozes met Korach en zijn mannen? (b) Hoe werd Korachs opstand tot een rampzalig einde gebracht?
7 Mozes nodigde Korach en zijn mannen uit zich de volgende morgen bij de tent der samenkomst te verzamelen met vuurpotten en reukwerk. Korach en zijn mannen mochten geen reukwerk offeren, aangezien zij geen priesters waren. Als zij met de vuurpotten en het reukwerk kwamen, zou hierdoor duidelijk te kennen worden gegeven dat deze mannen nog steeds van mening waren dat zij het recht hadden als priesters op te treden — zelfs nadat zij er een hele nacht over hadden kunnen nadenken. Toen zij de volgende morgen verschenen, bracht Jehovah terecht zijn gramschap tot uitdrukking. Wat de Rubenieten betreft, ’de aarde opende haar mond en verzwolg hen vervolgens’. De overigen, met inbegrip van Korach, werden door vuur van God verteerd (Deuteronomium 11:6; Numeri 16:16-35; 26:10). Korachs aanmatigende overmoed leidde tot de uiteindelijke oneer — Gods misnoegen!
Weersta de „neiging tot afgunst”
8. Hoe kan „een neiging tot afgunst” zich onder christenen openbaren?
8 Het verslag van Korach is een waarschuwing voor ons. Aangezien in onvolmaakte mensen „een neiging tot afgunst” aanwezig is, kan die zich zelfs in de christelijke gemeente openbaren (Jakobus 4:5). Wij zouden bijvoorbeeld op positie uit kunnen zijn. Net als Korach zouden wij afgunstig kunnen zijn op degenen die zich verheugen in voorrechten die wij voor onszelf zouden willen. Of wij zouden kunnen worden als de eerste-eeuwse christen Diotrefes. Hij stond zeer kritisch tegenover apostolische autoriteit, kennelijk omdat hij de leiding wilde hebben. Ja, Johannes schreef dat Diotrefes ’graag de eerste plaats inneemt’. — 3 Johannes 9.
9. (a) Welke houding ten opzichte van gemeentelijke verantwoordelijkheden moeten wij vermijden? (b) Wat is de juiste kijk op onze plaats in Gods regeling?
9 Het is natuurlijk niet verkeerd dat een christelijke man naar gemeentelijke verantwoordelijkheden streeft. Paulus moedigde zelfs tot zo’n handelwijze aan (1 Timotheüs 3:1). Maar wij dienen dienstvoorrechten nooit te bezien als uitingen van verdienste, alsof wij door ze te verwerven, een stapje hoger op de ladder zijn gekomen. Bedenk dat Jezus zei: „Wie onder u groot wil worden, moet uw dienaar zijn, en wie onder u de eerste wil zijn, moet uw slaaf zijn” (Mattheüs 20:26, 27). Het zou beslist verkeerd zijn degenen te benijden die grotere verantwoordelijkheden hebben, alsof onze waarde in Gods ogen af zou hangen van onze „positie” in zijn organisatie. Jezus zei: „Gij [zijt] allen broeders” (Mattheüs 23:8). Ja, of we nu een verkondiger of een pionier, een pasgedoopte of een rechtschapenheidbewaarder met een lange staat van dienst zijn — allen die Jehovah met hun gehele ziel dienen, nemen een waardevolle plaats in zijn regeling in (Lukas 10:27; 12:6, 7; Galaten 3:28; Hebreeën 6:10). Het is werkelijk een zegen om schouder aan schouder te werken met miljoenen personen die ernaar streven de bijbelse raad toe te passen: „Omgordt u . . . met ootmoedigheid des geestes jegens elkaar.” — 1 Petrus 5:5.
Absalom — Een ambitieuze opportunist
10. Wie was Absalom, en hoe trachtte hij in de gunst te komen bij degenen die tot de koning kwamen om recht te verkrijgen?
10 De levenswijze van koning Davids derde zoon, Absalom, verschaft een praktijkvoorbeeld van ambitie. Deze intrigerende opportunist trachtte in de gunst te komen bij degenen die naar de koning kwamen om recht te verkrijgen. Allereerst insinueerde hij dat hun behoeften David onverschillig lieten. Vervolgens liet hij alle subtiliteit varen en ging recht op zijn doel af. „O stelde men mij maar tot rechter in het land aan,” zei Absalom met een bepaalde stembuiging, „dat iedere man die een geding of rechtszaak heeft, tot mij zou komen! Dan zou ik hem stellig recht verschaffen.” Absaloms listige gekonkel kende geen grenzen. „Wanneer een man naderbij kwam om zich voor hem neer te buigen”, zegt de bijbel, gebeurde het ook dat „hij zijn hand uitstak en hem greep en hem kuste. En Absalom bleef op een dergelijke wijze doen met alle Israëlieten die tot de koning kwamen om recht.” Met welk resultaat? „Absalom bleef het hart van de mannen van Israël stelen.” — 2 Samuël 15:1-6.
11. Hoe trachtte Absalom Davids troon te bemachtigen?
11 Absalom was vastbesloten zich meester te maken van het koningschap van zijn vader. Vijf jaar voordien had hij Davids oudste zoon, Amnon, vermoord, naar hij voorgaf uit wraak voor de verkrachting van Absaloms zuster Tamar (2 Samuël 13:28, 29). Maar zelfs toen kon hij zijn aandacht op de troon hebben gericht en de moord op Amnon gezien hebben als een geschikte manier om een rivaal uit de weg te ruimen.b Hoe het ook zij, toen de tijd er rijp voor was, ging Absalom tot handelen over. Hij liet in het hele land bekendmaken dat hij koning was geworden. — 2 Samuël 15:10.
12. Leg uit hoe Absaloms aanmatigende overmoed tot oneer leidde.
12 Een tijdlang had Absalom succes, want „de samenzwering won aan kracht, en het volk dat zich bij Absalom aansloot nam voortdurend in aantal toe”. Mettertijd werd koning David gedwongen voor zijn leven te vluchten (2 Samuël 15:12-17). Maar al gauw werd Absaloms loopbaan afgebroken toen Joab hem neersloeg, in een groeve wierp en met stenen bedekte. Stel u voor — deze ambitieuze man die koning wilde zijn, kreeg niet eens een fatsoenlijke begrafenis!c Ja, aanmatigende overmoed leidde tot Absaloms oneer. — 2 Samuël 18:9-17.
Vermijd zelfzuchtige ambitie
13. Hoe kan een ambitieuze geest wortel schieten in het hart van een christen?
13 Absaloms machtsovername en zijn daaropvolgende ondergang dienen als een les voor ons. In de meedogenloze wereld van vandaag is het heel gewoon dat mensen hun superieuren vleien en bij hen in de gunst trachten te komen, enkel om indruk te maken of misschien een of ander voorrecht of een promotie te verkrijgen. Terzelfder tijd doen zij misschien pocherige beweringen ten overstaan van hun ondergeschikten om hun gunst en steun te winnen. Als wij niet voorzichtig zijn, kan zo’n ambitieuze geest wortel schieten in ons hart. Blijkbaar is dit bij sommigen in de eerste eeuw gebeurd, zodat de apostelen genoodzaakt waren zulke personen krachtige waarschuwingen te geven. — Galaten 4:17; 3 Johannes 9, 10.
14. Waarom dienen wij een ambitieuze, zelf-verheffende geest te vermijden?
14 Jehovah heeft in zijn organisatie geen plaats voor zichzelf verheerlijkende intriganten die trachten ’hun eigen heerlijkheid uit te vorsen’ (Spreuken 25:27). Ja, de bijbel waarschuwt: „Jehovah zal alle gladde lippen afsnijden, de tong die grote dingen spreekt” (Psalm 12:3). Absalom had gladde lippen. Hij sprak opgeblazen woorden tot degenen wier gunst hij nodig had — allemaal om een begeerde positie van autoriteit te verkrijgen. Hoe gezegend daarentegen zijn wij dat wij ons te midden van een broederschap bevinden die Paulus’ raad opvolgt: ’Doe niets uit twistgierigheid of uit egotisme, maar acht met ootmoedigheid des geestes de anderen superieur aan uzelf.’ — Filippenzen 2:3.
Saul — Een ongeduldige koning
15. Hoe toonde Saul dat hij eens bescheiden was?
15 Eens was Saul, die later koning van Israël werd, bescheiden. Beschouw bijvoorbeeld wat er in zijn jongere jaren gebeurde. Toen Gods profeet Samuël zich gunstig over hem uitliet, antwoordde Saul nederig: „Ben ik niet een Benjaminiet, uit de kleinste van Israëls stammen, en is mijn familie niet de onbeduidendste van alle families van de stam Benjamin? Waarom hebt gij dan zo iets tot mij gesproken?” — 1 Samuël 9:21.
16. In welk opzicht legde Saul een ongeduldige houding aan de dag?
16 Maar later verdween Sauls bescheidenheid. Terwijl hij in oorlog met de Filistijnen was, trok hij zich terug naar Gilgal, waar van hem werd verwacht op de komst van Samuël te wachten opdat die smekingen tot God zou opzenden en daarbij slachtoffers zou brengen. Toen Samuël niet op de bestemde tijd kwam, offerde Saul in aanmatigende overmoed de brandoffers zelf. Hij was nog maar nauwelijks gereed of daar kwam Samuël aan. „Wat hebt gij gedaan?”, vroeg Samuël. Saul antwoordde: „Ik zag dat het volk zich van mij verstrooid had, en gij — gij zijt niet binnen de bestemde dagen gekomen . . . Zo dwong ik mijzelf en ben het brandoffer gaan offeren.” — 1 Samuël 13:8-12.
17. (a) Waarom zouden Sauls daden op het eerste gezicht gerechtvaardigd kunnen lijken? (b) Waarom veroordeelde Jehovah Saul voor zijn ongeduldige daad?
17 Op het eerste gezicht zouden Sauls daden gerechtvaardigd kunnen lijken. Tenslotte verkeerde Gods volk „in grote nood” en had „het zwaar te verduren” en beefde wegens hun hopeloze situatie (1 Samuël 13:6, 7). Het is beslist niet verkeerd het initiatief te nemen wanneer de omstandigheden het rechtvaardigen.d Maar bedenk dat Jehovah harten kan lezen en onze diepste beweegredenen kan onderscheiden (1 Samuël 16:7). Bijgevolg moet hij enkele factoren omtrent Saul hebben gezien die niet rechtstreeks in het bijbelse verslag worden vermeld. Jehovah kan bijvoorbeeld hebben gezien dat Sauls ongeduld door trots werd ingegeven. Misschien was Saul zeer geïrriteerd dat hij — de koning van heel Israël — moest wachten op iemand die hij als een oude, talmende profeet bezag! Hoe het ook zij, Saul was van mening dat Samuëls te laat komen hem het recht gaf om de zaken in eigen hand te nemen en de uitdrukkelijke instructies die hem waren gegeven te negeren. Het resultaat? Samuël prees Sauls initiatief niet. Integendeel, hij laakte Saul door te zeggen: „Uw koninkrijk [zal] niet bestendig zijn . . . omdat gij niet hebt onderhouden wat Jehovah u geboden had” (1 Samuël 13:13, 14). Ook ditmaal leidde aanmatigende overmoed tot oneer.
Hoed u voor ongeduld
18, 19. (a) Beschrijf hoe ongeduld een hedendaagse dienstknecht van God ertoe kan brengen aanmatigend te handelen. (b) Wat dienen wij omtrent het functioneren van de christelijke gemeente te bedenken?
18 Het verslag van Sauls aanmatigende daad staat ten behoeve van ons in Gods Woord opgetekend (1 Korinthiërs 10:11). Wij kunnen zo gemakkelijk geïrriteerd raken door de onvolmaaktheden van onze broeders en zusters. Net als Saul worden wij misschien ongeduldig waarbij wij van mening zijn dat, willen zaken goed worden afgehandeld, wij het heft in eigen hand moeten nemen. Veronderstel bijvoorbeeld dat een broeder uitmunt in bepaalde organisatorische bekwaamheden. Hij is punctueel, up-to-date met betrekking tot gemeentelijke procedures en heeft de gave dat hij goed kan spreken en onderwijzen. Terzelfder tijd heeft hij het gevoel dat anderen niet aan zijn nauwgezette maatstaven voldoen, en dat zij bij lange na niet zo doeltreffend zijn als hij graag zou zien. Geeft dit hem het recht om uiting te geven aan zijn ongeduld? Dient hij zijn broeders te bekritiseren door misschien te zeggen dat zonder zijn inspanningen er niets tot stand zou komen en de gemeente zou wankelen? Dit zou aanmatigend zijn!
19 Wat houdt een gemeente van christenen in werkelijkheid bijeen? Bestuurlijke bekwaamheden? efficiëntie? diepgaande kennis? Toegegeven, deze dingen komen het soepel functioneren van een gemeente ten goede (1 Korinthiërs 14:40; Filippenzen 3:16; 2 Petrus 3:18). Maar Jezus zei dat zijn volgelingen voornamelijk geïdentificeerd zouden worden door hun liefde (Johannes 13:35). Daarom beseffen zorgzame ouderlingen, hoewel zij ordelijk zijn, dat de gemeente niet een onderneming is die een strenge leiding nodig heeft; ze vormt daarentegen een kudde die tedere zorg nodig heeft (Jesaja 32:1, 2; 40:11). Een aanmatigend minachten van zulke beginselen leidt vaak tot twist. In tegenstelling daarmee brengt godvruchtige orde vrede voort. — 1 Korinthiërs 14:33; Galaten 6:16.
20. Wat zal in het volgende artikel beschouwd worden?
20 De bijbelse verslagen van Korach, Absalom en Saul tonen duidelijk aan dat er, zoals in Spreuken 11:2 staat, van aanmatiging en overmoed alleen maar oneer komt. Datzelfde bijbelvers voegt er echter aan toe: „Wijsheid is bij de bescheidenen.” Wat is bescheidenheid? Welke voorbeelden uit de bijbel kunnen een hulp zijn om licht op deze hoedanigheid te werpen, en hoe kunnen wij in deze tijd bescheidenheid aan de dag leggen? Deze vragen zullen in het volgende artikel worden beschouwd.
[Voetnoten]
a Aangezien Ruben de eerstgeborene van Jakob was, kunnen sommigen van zijn nakomelingen die zich door Korach lieten beïnvloeden in opstand te komen, er aanstoot aan hebben genomen dat Mozes — een nakomeling van Levi — bestuurlijke autoriteit over hen uitoefende.
b Over Kileab, Davids tweede zoon, wordt na zijn geboorte niets meer gezegd. Mogelijk is hij enige tijd vóór Absaloms opstand gestorven.
c In bijbelse tijden werd de teraardebestelling van het lichaam van een overledene als een zeer belangrijke aangelegenheid beschouwd. Geen begrafenis krijgen was dus rampspoedig en was vaak een uiting van Gods misnoegen. — Jeremia 25:32, 33.
d Pinehas bijvoorbeeld kwam snel in actie om een gesel waardoor tienduizenden Israëlieten werden gedood een halt toe te roepen, en David moedigde zijn uitgehongerde mannen aan om samen met hem het toonbrood in „het huis van God” te eten. Geen van beide manieren van doen werden door God veroordeeld. — Mattheüs 12:2-4; Numeri 25:7-9; 1 Samuël 21:1-6.
Kunt u zich dit herinneren?
• Wat is aanmatiging?
• Hoe bracht afgunst Korach ertoe aanmatigend te handelen?
• Wat leren wij van het verslag van de ambitieuze Absalom?
• Hoe kunnen wij de door Saul aan de dag gelegde geest van ongeduld vermijden?
[Illustratie op blz. 10]
Saul werd ongeduldig en handelde aanmatigend