SUF
[misschien: Riet].
Een van de plaatsen waar Mozes de Israëlieten in het veertigste jaar van hun omzwervingen in de wildernis toesprak (De 1:1, vtn.). In plaats van „Suf” staat in de Griekse Septuaginta (Bagster) en de Latijnse Vulgaat „de Rode Zee”, misschien omdat men aannam dat het Hebreeuwse woord jam (wat „zee” betekent) weggelaten was, zodat Suf een verkorte vorm was van jam-soefʹ (Rode Zee). In dat geval zou het deel van de zee bedoeld zijn dat als de Golf van Akaba bekendstaat. Gaat men echter eenvoudig uit van wat er in de Hebreeuwse masoretische tekst staat, dan sprak Mozes tot Israël „in de woestijnvlakten tegenover Suf”. En in vers 5 wordt hieraan toegevoegd dat dit gebeurde „in de Jordaanstreek, in het land Moab”. Daarom moet Suf, hoewel de precieze ligging onbekend is, kennelijk ten O van de Jordaan gelegen hebben. Men heeft het voorlopig geïdentificeerd met Khirbet Sufa, ongeveer 6 km ten ZZO van Madaba.