De bijbel — Door God geïnspireerd?
1, 2. Waarom respecteren velen de bijbel, en waar maken de schrijvers aanspraak op?
THE New Encyclopædia Britannica noemt de bijbel „de waarschijnlijk invloedrijkste verzameling van boeken in de menselijke geschiedenis”. Velen slaan de bijbel hoog aan vanwege zijn ouderdom — delen ervan werden 3500 jaar geleden geschreven. Toch is de erin vervatte praktische raad, die zo up to date is, een van de redenen dat er meer dan drie miljard exemplaren van dit boek verspreid zijn en dat het in zijn geheel of gedeeltelijk in bijna 2000 talen vertaald is, wat het tot ’s werelds best-seller aller tijden maakt.
2 Naast deze factoren, die alle respect voor de bijbel inboezemen, is er nog een kenmerk dat dit boek door de eeuwen heen zoveel invloed en aantrekkingskracht heeft bezorgd — het feit dat de bijbel er aanspraak op maakt de geïnspireerde openbaring van de Almachtige God te zijn. Mozes, die de thora (de eerste vijf boeken van de bijbel) heeft samengesteld, ’schreef alles op’ wat God hem zei, waartoe ook het scheppingsverslag, het bericht over de vloed in Noachs dagen, en de geschiedenis van Abraham en van Mozes’ eigen bemoeienissen met God behoorden (Exodus 24:3, 4). Koning David zei: „De geest van de HEER heeft door mij gesproken, zijn boodschap is op mijn tong” (2 Samuël 23:2). Andere bijbelschrijvers maakten soortgelijke aanspraken op goddelijke leiding. Al deze geschriften samen vormen Gods eigen verklaring van de geschiedenis — de ware betekenis, interpretatie en uiteindelijke afloop ervan. De vele verschillende schrijvers van de Schrift — koningen, loonarbeiders, priesters en anderen — traden allen als secretarissen op om de gedachten van God, de Auteur van de bijbel en Degene die borg staat voor de erin vervatte beloften, op te tekenen.
3. Waaruit blijkt dat geloof in God en geloof in de wetenschap niet onverenigbaar zijn?
3 Aangezien de bijbel er aanspraak op maakt God als Auteur te hebben, betreft misschien de belangrijkste vraag van velen de kwestie of de Auteur ervan wel bestaat. Veel mensen verwerpen Gods bestaan rechtstreeks. Anderen, die in de veronderstelling verkeren dat alle intelligente mensen het denkbeeld dat er een God bestaat en dat men in de bijbel moet geloven, hebben laten varen, vragen: „Waarom geloven geleerden niet in God?” Is die veronderstelling werkelijk juist? Een artikel in het tijdschrift New Scientist zei dat de „opvatting dat geleerden wel ongelovig zullen zijn . . . absoluut verkeerd is”.2 In hetzelfde artikel wordt bericht dat willekeurige opiniepeilingen op universiteiten, instituten voor wetenschappelijk onderzoek en bedrijfslaboratoria te kennen geven dat „wel acht van de tien geleerden een religieuze geloofsovertuiging zijn toegedaan of beginselen ondersteunen die ’niet-wetenschappelijk’ zijn”. Er kan dus niet naar waarheid worden gezegd dat geloof onverenigbaar is met de wetenschap of met geleerden. (Zie kader op blz. 4, 5.)
Zijn er bewijzen voor inspiratie?
4. Welke wetenschappelijke waarheden werden duizenden jaren geleden in de bijbel vermeld?
4 Wanneer iemand tot de conclusie komt dat er overtuigende bewijzen zijn voor het bestaan van een Schepper, rest nog steeds de vraag of hij mensen ertoe geïnspireerd heeft zijn gedachten en voornemens in de bijbel op te tekenen. Er zijn vele redenen waarom wij er zeker van kunnen zijn dat dit het geval is, en een daarvan is dat de bijbel wetenschappelijk nauwkeurig is. (Zie kader op blz. 6.) Meer dan 3000 jaar geleden bijvoorbeeld zei Job dat God „de aarde ophangt over niets” (Job 26:7, JP). Ongeveer 2700 jaar geleden verklaarde de profeet Jesaja dat God „boven het rond der aarde zit” (Jesaja 40:22, JP). Hoe kunnen Job of Jesaja nu op de hoogte zijn geweest van deze fundamentele wetenschappelijke waarheden dat de aarde in de ruimte hangt en een bol is? Dit mogen thans dan welbekende feiten zijn, maar deze verklaringen werden gedaan toen men van zulke denkbeelden nog nooit gehoord had. Is goddelijke openbaring niet de redelijkste verklaring?
5, 6. Welke vervullingen van profetieën vormen het bewijs dat de bijbelschrijvers door God geïnspireerd waren?
5 Profetieën, in feite geschiedenis die werd opgetekend voordat de gebeurtenissen zich voordeden, zijn misschien wel het belangrijkste kenmerk van de bijbel waardoor zijn aanspraak op goddelijke inspiratie wordt bevestigd. De profeet Jesaja voorzei bijvoorbeeld niet alleen dat Jeruzalem door Babylon verwoest zou worden en dat de hele joodse natie in gevangenschap zou gaan, maar ook dat de Perzische generaal Cyrus mettertijd Babylon zou veroveren en de joden uit gevangenschap zou bevrijden (Jesaja 13:17-19; 44:27–45:1). Kunt u zich een ander middel dan goddelijke inspiratie indenken waardoor Jesaja 200 jaar van tevoren feilloos Cyrus’ geboorte, zijn naam en wat hij precies zou doen, zou hebben kunnen voorzeggen? (Zie kader op blz. 7.)
6 Enkele van de opmerkelijkste profetieën zijn opgetekend door Daniël, een profeet die in de zesde eeuw v.G.T. leefde. Niet alleen voorzei hij dat Babylon door de Meden en de Perzen ingenomen zou worden, maar hij voorspelde ook gebeurtenissen die lang na zijn tijd, in de verre toekomst, zouden plaatsvinden. In Daniëls profetie werd bijvoorbeeld de opkomst van Griekenland als een wereldrijk onder Alexander de Grote (336–323 v.G.T.) voorzegd, de verdeling van Alexanders rijk onder zijn vier generaals na zijn voortijdige dood, en de opkomst van het Romeinse Rijk, met zijn vreeswekkende militaire macht (eerste eeuw v.G.T.) (Daniël 7:6; 8:21, 22). Al deze gebeurtenissen zijn nu onweerlegbare historische feiten.
7, 8. (a) Welke beschuldiging hebben sommigen met betrekking tot bijbelprofetieën geuit? (b) Waardoor wordt bewezen dat er geen goede grond bestaat voor de beschuldiging dat er bedrog in het spel is geweest?
7 Omdat bijbelprofetieën zo nauwkeurig zijn, hebben critici ze als bedrog gebrandmerkt, dat wil zeggen, als zouden ze niets anders zijn dan geschiedenis die geschreven werd nadat de feiten zich hadden voorgedaan maar die onder het mom van profetie werd gepresenteerd. Maar hoe kan iemand nu redelijkerwijs beweren dat joodse priesters een profetie zouden durven verzinnen? En waarom zouden zij profetieën verzinnen die de scherpst denkbare kritiek tegen henzelf bevatten? (Jesaja 56:10, 11; Jeremia 8:10; Zefanja 3:4) Hoe zou bovendien een hele geletterde natie, die opgeleid en onderwezen was met de bijbel als haar heilige boek, zich door zulk bedrog hebben kunnen laten misleiden? — Deuteronomium 6:4-9.
8 Hoe zou er van enig bedrog in verband met de verdwijning van hele beschavingen, zoals die van Edom en Babylon, sprake kunnen zijn terwijl deze gebeurtenissen vele eeuwen na de voltooiing van de Hebreeuwse Geschriften plaatsvonden? (Jesaja 13:20-22; Jeremia 49:17, 18) Zelfs al beweert iemand dat deze profetieën niet tijdens het leven van de profeten zelf werden geschreven, dan werden ze toch nog vóór de derde eeuw v.G.T. te boek gesteld, want tegen die tijd werden ze reeds in het Grieks vertaald en in de Septuaginta opgenomen. Ook zijn de Dode-Zeerollen (die gedeelten van alle profetische bijbelboeken bevatten) in de tweede en eerste eeuw v.G.T. gedateerd. Zoals is opgemerkt, werden veel profetieën pas na deze tijdsperioden vervuld.
Staat de bijbel vol tegenstrijdigheden?
9-12. (a) Waarom zeggen sommigen dat de bijbel zichzelf tegenspreekt? (b) Hoe worden sommige „tegenstrijdigheden” opgelost?
9 Maar sommigen werpen tegen: ’De bijbel staat vol tegenstrijdigheden.’ Heel vaak hebben degenen die deze bewering uiten, de kwestie niet persoonlijk onderzocht maar hebben zij slechts een of twee vermeende voorbeelden van anderen gehoord. In werkelijkheid worden de meeste zogenaamde tegenstrijdigheden gemakkelijk opgelost wanneer men in gedachte houdt dat de bijbelschrijvers hun onderwerp dikwijls in een paar woorden samenvatten. Een voorbeeld hiervan treffen wij in het scheppingsverslag aan. Velen die Genesis 1:1, 3 met Genesis 1:14-16 vergelijken, hebben gevraagd hoe het mogelijk is dat God op de vierde scheppingsdag de hemellichten „maakte” terwijl het licht — dat kennelijk van deze zelfde hemellichten afkomstig is — reeds op de eerste scheppingsdag de aarde bereikte. In dit geval elimineerde de Hebreeuwse schrijver de noodzaak van een uitvoerige uiteenzetting door een zorgvuldige woordkeus. Merk op dat in vers 14-16 gesproken wordt over „maken” in tegenstelling tot „scheppen” in Genesis 1:1, en „lichten” in tegenstelling tot „licht” in Genesis 1:3. Dit wijst erop dat de zon en de maan, die reeds bestonden, op de vierde scheppingsdag duidelijk door de dichte atmosfeer van de aarde heen konden worden waargenomen.a
10 Genealogische tabellen hebben ook enige verwarring veroorzaakt. Zo vermeldt Ezra in het door hem opgetekende priesterlijke geslachtsregister in 1 Kronieken 5:29-40 (6:3-14, NW) bijvoorbeeld 23 namen, maar noemt hij slechts 16 namen voor dezelfde periode wanneer hij in Ezra 7:1-5 zijn eigen geslachtsregister opstelt. Dit is geen tegenstrijdigheid maar eenvoudig een kwestie van inkorting. Bovendien kan een schrijver, in overeenstemming met het oogmerk waarmee hij een gebeurtenis optekende, details hebben geaccentueerd, afgezwakt, opgenomen of weggelaten die een andere bijbelschrijver bij het optekenen van dezelfde gebeurtenis anders weergaf. Hier is geen sprake van tegenstrijdigheden, maar de verschillen in de verslagen zijn veeleer daaraan toe te schrijven dat de schrijvers vanuit verschillende gezichtspunten en met een bepaalde lezerskring in gedachten schreven.b
11 Vaak kunnen ogenschijnlijke tegenstrijdigheden opgelost worden als wij eenvoudig de context onderzoeken. „Waar haalde Kaïn zijn vrouw vandaan?”, is bijvoorbeeld een veelgehoorde vraag die laat uitkomen dat men meent dat hierdoor een tegenstrijdigheid in het bijbelse verslag wordt onthuld. Men gaat er hierbij van uit dat Adam en Eva slechts twee zonen hadden, Kaïn en Abel. De moeilijkheid wordt gemakkelijk opgelost als men verder leest. In Genesis 5:4 staat: „Na de geboorte van Seth leefde Adam 800 jaar en verwekte zonen en dochters.” Kaïn trouwde dus met een van zijn zusters of misschien met een nicht van hem, hetgeen volledig in overeenstemming zou zijn met Gods oorspronkelijke bedoeling voor de uitbreiding van de menselijke familie. — Genesis 1:28.
12 Het is heel duidelijk dat veel details van de menselijke geschiedenis niet zijn opgetekend als deel van het Goddelijke Bericht. Maar elk detail dat noodzakelijk was, zowel voor degenen die het oorspronkelijk lazen als voor ons in deze tijd, is wèl opgenomen zonder dat het verslag omslachtig en onleesbaar werd.
Alleen te begrijpen door geleerden?
13-15. (a) Waarom geloven sommigen dat de bijbel te moeilijk voor ons is om te begrijpen? (b) Hoe weten wij dat het Gods bedoeling was dat zijn Woord begrepen zou worden?
13 Hebt u ooit de vraag gesteld: „Waarom zijn er zo veel tegenstrijdige interpretaties van de bijbel?” Sommige oprechte mensen raken in verwarring en ontmoedigd wanneer zij horen hoe religieuze autoriteiten elkaar tegenspreken. De conclusie waartoe velen komen, is dat de bijbel onduidelijk en tegenstrijdig is. Als gevolg hiervan verwerpen velen de bijbel volledig, in de mening dat dit boek te moeilijk is om te lezen en te begrijpen. Anderen die met deze grote verscheidenheid van religieuze interpretaties worden geconfronteerd, zien ertegenop de Schrift ernstig te onderzoeken. Sommigen zeggen: „Goedonderlegde mensen hebben jarenlang op religieuze seminaries gestudeerd. Hoe zou ik ooit in twijfel kunnen trekken wat zij leren?” Maar is dit de manier waarop God de kwestie beziet?
14 Toen God de Wet aan de natie Israël gaf, maakte hij niet kenbaar dat hij hun een stelsel van aanbidding gaf dat zij niet konden begrijpen, een stelsel dat overgelaten moest worden aan theologisch geschoolde wijze mannen of „geleerden”. Bij monde van Mozes verklaarde God in Deuteronomium 30:11, 14: „Dit Voorschrift dat ik u heden opleg, is beslist niet te onbegrijpelijk voor u, noch is het buiten uw bereik. Nee, het is erg dicht bij u, in uw mond en in uw hart, opdat gij het moogt nakomen.” Aan de hele natie, niet slechts aan de leiders, werd gezegd: „Neem deze voorschriften die ik u heden gebied, ter harte. Prent ze uw kinderen in. Herhaal ze hardop wanneer gij thuis zijt en wanneer gij weg zijt, wanneer gij neerligt en wanneer gij opstaat” (Deuteronomium 6:6, 7). Gods geboden, die alle op schrift werden gesteld, waren zo duidelijk dat de hele natie, zowel ouders als kinderen, ze konden opvolgen.c
15 Zo ver terug als in Jesaja’s tijd haalden religieuze leiders zich Gods veroordeling op de hals door zich te verstouten Gods wetten te interpreteren en er heel wat aan toe te voegen. De profeet Jesaja schreef: „Dat volk heeft Mij met zijn mond genaderd en Mij met zijn lippen geëerd, maar heeft zijn hart ver van Mij verwijderd gehouden, en zijn aanbidding van Mij is een uit het hoofd geleerd gebod van mensen” (Jesaja 29:13). Hun aanbidding was een gebod van mensen geworden, niet van God (Deuteronomium 4:2). Het waren deze ’mensengeboden’, hun eigen interpretaties en verklaringen, die tegenstrijdig waren. Gods woorden waren dat niet. Zo is het ook in deze tijd.
Is er enige bijbelse basis voor de mondelinge thora?
16, 17. (a) Wat geloven sommigen met betrekking tot een mondelinge wet? (b) Wat geeft de bijbel te kennen met betrekking tot een mondelinge wet?
16 Sommigen geloven dat Mozes behalve de „geschreven thora” nog een „mondelinge thora” ontving. Volgens deze opvatting verordende God het zo dat bepaalde geboden niet opgetekend werden maar veeleer van geslacht op geslacht mondeling werden doorgegeven, zodat ze slechts door mondelinge overlevering bewaard bleven. (Zie kader op blz. 10.) Het bijbelse verslag laat echter duidelijk zien dat Mozes nooit de opdracht heeft gekregen een mondelinge wet door te geven. Exodus 24:3, 4 vertelt ons: „Mozes ging en herhaalde voor het volk alle geboden van de HEER en alle bepalingen; en heel het volk antwoordde met één stem en zei: ’Alle dingen die de HEER heeft geboden, zullen wij doen!’” Vervolgens „schreef [Mozes] alle geboden van de HEER op”. Verder wordt ons in Exodus 34:27 gezegd: „En de HEER zei tot Mozes: Schrijf deze geboden op, want in overeenstemming met deze geboden sluit ik een verbond met u en met Israël.” Voor een ongeschreven mondelinge wet was in het door God met Israël gesloten verbond geen plaats. (Zie kader op blz. 8.) Nergens in de bijbel wordt melding gemaakt van het bestaan van een mondelinge wet.d Wat nog belangrijker is, de leringen ervan zijn in tegenspraak met de Schrift en versterken de verkeerde indruk dat de bijbel zichzelf tegenspreekt. (Zie kader op blz. 22.) Maar het is de mens, niet God, die verantwoordelijk is voor deze verwarring. — Jesaja 29:13. (Zie kaders op blz. 20, 21.)
17 In tegenstelling tot de tegenstrijdige interpretaties van mensen is de bijbel zelf duidelijk en betrouwbaar. God heeft ons in zijn Woord voldoende bewijzen verschaft dat de vredige wereld die in Jesaja 2:2-4 wordt geschilderd, niet slechts een droom is maar een ophanden zijnde realiteit. Niemand anders dan God zelf, de God van profetieën, de God van de bijbel, zal die wereld tot stand brengen.
a Er zij opgemerkt dat de verklaring in Genesis 1:1, waar gesproken wordt over de schepping van de hemellichamen, niet binnen de zes scheppings-„dagen” valt. Bovendien laat het Hebreeuwse woord dat met „dag” is vertaald, ruimte voor de gedachte dat de in Genesis 1:3-31 beschreven gebeurtenissen plaatsvonden gedurende zes ’tijdsperioden’ die elk vele duizenden jaren hebben kunnen omvatten. — Vergelijk Genesis 2:4.
b Zie voor voorbeelden het door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc., uitgegeven boek De bijbel — Gods woord of dat van mensen?, hoofdstuk 7, „Spreekt de bijbel zichzelf tegen?”
c Moeilijke kwesties in verband met rechtszaken werden behandeld volgens een duidelijk omschreven rechterlijke regeling (Deuteronomium 17:8-11). In alle andere belangrijke aangelegenheden die onduidelijk schenen, werd de natie voor het verkrijgen van Gods antwoord niet naar een mondelinge wet verwezen, maar veeleer naar de Urim en de Tummim, die bij de priesters berustten. — Exodus 28:30; Leviticus 8:8; Numeri 27:18-21; Deuteronomium 33:8-10.
d Sommigen hebben in de tekst van Deuteronomium 17:8-11 een zinspeling op een geïnspireerde mondelinge overlevering gelezen. Zoals echter in de voetnoot bij paragraaf 14 vermeld wordt, handelt de tekst uitsluitend over de te volgen procedure bij rechtszaken. Merk op dat het punt niet was of er gedurende vele eeuwen al dan niet verschillende gebruiken of overleveringen werden doorgegeven. Ongetwijfeld werden er enkele overleveringen doorgegeven aangaande de wijze waarop bepaalde aspecten van de Wet specifiek ten uitvoer moesten worden gelegd. Maar het feit dat een overlevering reeds lange tijd bestaat, is geen bewijs voor inspiratie. Merk bijvoorbeeld het overgeleverde gebruik op dat zich met betrekking tot de koperen slang had ontwikkeld. — Numeri 21:8, 9; 2 Koningen 18:4.