Zal Jehovah’s zegen u bereiken?
„Al deze zegeningen moeten over u komen en u bereiken, omdat gij naar de stem van Jehovah, uw God, blijft luisteren.” — DEUTERONOMIUM 28:2.
1. Waardoor zou worden bepaald of de Israëlieten zegeningen of vervloekingen ontvingen?
TEGEN het einde van de veertigjarige omzwerving in de wildernis waren de Israëlieten op de vlakten van Moab gelegerd. Het Beloofde Land lag voor hen. Mozes schreef nu het boek Deuteronomium, waarin een reeks zegeningen en vervloekingen opgenomen zijn. Als het volk Israël ’naar de stem van Jehovah zou blijven luisteren’ door hem te gehoorzamen, zouden zegeningen hen „bereiken”. Jehovah hield van hen als zijn ’speciale bezit’ en wilde zijn sterkte ten behoeve van hen tonen. Maar als zij niet naar hem bleven luisteren, was het net zo zeker dat vervloekingen hen zouden bereiken. — Deuteronomium 8:10-14; 26:18; 28:2, 15.
2. Welke betekenis ligt er opgesloten in de Hebreeuwse werkwoorden die in Deuteronomium 28:2 met „blijft luisteren” en „bereiken” zijn vertaald?
2 Het Hebreeuwse werkwoord dat in Deuteronomium 28:2 met „blijft luisteren” is vertaald, doelt op een voortdurende handeling. Jehovah’s dienstknechten moeten niet slechts zo nu en dan naar hem luisteren; zij moeten het blijven luisteren tot een levenswijze maken. Alleen dan zullen Gods zegeningen hen bereiken. Het Hebreeuwse werkwoord dat met „bereiken” is vertaald, is naar verluidt een jachtterm die meestal „inhalen” betekent.
3. Hoe kunnen wij net als Jozua zijn, en waarom is dit van essentieel belang?
3 De Israëlitische leider Jozua verkoos het naar Jehovah te luisteren en werd daarom gezegend. Jozua zei: „Kiest dan heden zelf wie gij zult dienen . . . Wat mij en mijn huisgezin betreft, wij zullen Jehovah dienen.” Daarop antwoordde het volk: „Het is ondenkbaar van onze zijde, Jehovah te verlaten om andere goden te dienen” (Jozua 24:15, 16). Wegens Jozua’s voortreffelijke instelling behoorde hij tot de weinigen van zijn generatie die het voorrecht genoten het Beloofde Land binnen te gaan. Thans staan wij op de drempel van een Beloofd Land dat verre superieur is — een paradijsaarde waarin allen die Gods goedkeuring genieten veel rijkere zegeningen wachten dan die in Jozua’s tijd. Zullen dergelijke zegeningen u bereiken? Ja, als u naar Jehovah blijft luisteren. Beschouw, om u te sterken in uw vaste besluit om dit te doen, eens de nationale geschiedenis van het oude Israël alsook de leerzame voorbeelden van afzonderlijke personen. — Romeinen 15:4.
Zegen of vervloeking
4. Wat verleende God Salomo in antwoord op zijn gebed, en hoe dienen wij over zulke zegeningen te denken?
4 Gedurende het grootste gedeelte van koning Salomo’s regeringstijd werden de Israëlieten buitengewoon gezegend door Jehovah. Zij verheugden zich in zekerheid en goede dingen in overvloed (1 Koningen 4:25). Salomo’s rijkdom werd legendarisch, hoewel hij God niet om materiële rijkdom had gevraagd. In plaats daarvan had hij, terwijl hij nog jong en onervaren was, gevraagd om een gehoorzaam hart — een verzoek dat Jehovah inwilligde door hem met wijsheid en verstand te zegenen. Hierdoor werd Salomo in staat gesteld op juiste wijze recht te spreken over het volk en onderscheid te maken tussen goed en kwaad. Hoewel God Salomo ook rijkdom en heerlijkheid gaf, stelde hij als jonge man de uitnemende waarde van geestelijke rijkdom zeer op prijs (1 Koningen 3:9-13). Hoe dankbaar kunnen wij zijn als wij Jehovah’s zegen genieten en geestelijk rijk zijn, of wij nu al dan niet in materieel opzicht veel bezitten!
5. Wat gebeurde er toen het volk van Israël en Juda niet naar Jehovah bleef luisteren?
5 De Israëlieten bleven in gebreke waardering te tonen voor Jehovah’s zegen. Omdat zij niet naar hem bleven luisteren, bereikten de voorzegde vervloekingen hen. Dit leidde ertoe dat zij door hun vijanden werden overwonnen en dat de koninkrijken Israël en Juda in ballingschap werden gevoerd (Deuteronomium 28:36; 2 Koningen 17:22, 23; 2 Kronieken 36:17-20). Leerden Gods dienstknechten van zulk lijden dat Gods zegeningen alleen degenen bereiken die naar Jehovah blijven luisteren? Het joodse overblijfsel dat in 537 v.G.T. naar zijn eigen land terugkeerde, had de gelegenheid te laten zien of zij „een hart van wijsheid” hadden verworven en er nu de noodzaak van inzagen naar God te blijven luisteren. — Psalm 90:12.
6. (a) Waarom zond Jehovah Haggaï en Zacharia om tot zijn volk te profeteren? (b) Welk beginsel werd geïllustreerd door Gods boodschap bij monde van Haggaï?
6 De gerepatrieerde joden richtten een altaar op en begonnen het werk aan de tempel in Jeruzalem ter hand te nemen. Maar toen er krachtige tegenstand rees, begon hun ijver te bekoelen en werd de bouw stopgezet (Ezra 3:1-3, 10; 4:1-4, 23, 24). Ook begonnen zij prioriteit te verlenen aan persoonlijk comfort. Daarom zond God de profeten Haggaï en Zacharia om de ijver van zijn volk voor de ware aanbidding opnieuw aan te wakkeren. Bij monde van Haggaï zei Jehovah: „Is het voor ú de tijd om in uw betimmerde huizen te wonen, terwijl dit huis [van aanbidding] woest ligt? . . . Zet uw hart op uw wegen. Gij hebt veel gezaaid, maar er wordt weinig binnengehaald. Er wordt gegeten, maar niet tot verzadiging. . . . En hij die zich verhuurt, verhuurt zich voor een buidel met gaten” (Haggaï 1:4-6). Het opofferen van geestelijke belangen voor het najagen van materiële voordelen heeft niet Jehovah’s zegen tot gevolg. — Lukas 12:15-21.
7. Waarom zei Jehovah tot de joden: „Zet uw hart op uw wegen”?
7 Aangezien de joden door dagelijkse zorgen werden opgeslokt, waren zij vergeten dat Gods zegeningen in de vorm van regen en vruchtbare tijden hen alleen zouden bereiken als zij, ondanks tegenstand, gehoorzaam aan God bleven (Haggaï 1:9-11). Hoe passend is daarom de aansporing: „Zet uw hart op uw wegen”! (Haggaï 1:7) In feite gebood Jehovah hun: ’Denk na! Zie het verband tussen uw nutteloze arbeid op de velden en de desolate toestand waarin mijn huis van aanbidding verkeert.’ De geïnspireerde woorden van Jehovah’s profeten bereikten ten slotte het hart van hun toehoorders, want het volk hervatte het werk aan de tempel en voltooide hem in 515 v.G.T.
8. Welke aansporing gaf Jehovah de joden in Maleachi’s tijd, en waarom?
8 Later, in de dagen van de profeet Maleachi, begonnen de joden opnieuw geestelijk wankelmoedig te worden en brachten zelfs onaanvaardbare offers aan God (Maleachi 1:6-8). Bijgevolg spoorde Jehovah hen aan om de tienden van hun opbrengst in zijn voorraadschuur te brengen en hem op de proef te stellen om te zien of hij niet de sluizen van de hemel zou openen en werkelijk een zegen over hen zou uitgieten totdat er geen gebrek meer was (Maleachi 3:10). Wat waren de joden dwaas om zich uit te sloven voor juist de dingen die God hun overvloedig zou schenken als zij alleen maar naar zijn stem bleven luisteren! — 2 Kronieken 31:10.
9. Het leven van welke drie personen in het bijbelse verslag zullen wij onderzoeken?
9 Behalve dat de bijbel de nationale geschiedenis van Israël beschrijft, staat daarin ook het leven opgetekend van veel afzonderlijke personen die Gods zegeningen of vervloekingen ontvingen, afhankelijk van het feit of zij al dan niet naar Jehovah bleven luisteren. Laten wij eens zien wat wij van drie van hen kunnen leren — Boaz, Nabal en Hanna. In dit verband zult u misschien het boek Ruth alsook 1 Samuël 1:1–2:21 en 1 Samuël 25:2-42 willen lezen.
Boaz luisterde naar God
10. Wat hadden Boaz en Nabal gemeen?
10 Hoewel Boaz en Nabal geen tijdgenoten waren, hadden zij bepaalde dingen gemeen. Zo woonden beide mannen in het land Juda. Het waren rijke grondbezitters, en beiden hadden een speciale gelegenheid om liefderijke goedheid jegens iemand in nood te betonen. Maar daar houden de overeenkomsten op.
11. Hoe toonde Boaz dat hij naar Jehovah bleef luisteren?
11 Boaz leefde in de tijd van Israëls rechters. Hij behandelde anderen met respect en zijn oogsters hadden hoge achting voor hem (Ruth 2:4). In gehoorzaamheid aan de Wet zorgde Boaz ervoor dat er op zijn veld nalezingen voor de ellendigen en de armen werden overgelaten (Leviticus 19:9, 10). Wat deed Boaz toen hij over Ruth en Naomi vernam en de ijver zag waarmee Ruth in de materiële behoeften van haar bejaarde schoonmoeder voorzag? Hij schonk speciale aandacht aan Ruth en gebood zijn mannen haar op zijn veld aren te laten lezen. Door zijn woorden en liefdevolle daden onthulde Boaz dat hij een geestelijk gezinde man was die naar Jehovah luisterde. Daarom ontving hij Gods gunst en zegen. — Leviticus 19:18; Ruth 2:5-16.
12, 13. (a) Hoe toonde Boaz diepe achting voor Jehovah’s wet van terugkoop of lossing? (b) Welke goddelijke zegeningen bereikten Boaz?
12 Het meest in het oog springende bewijs dat Boaz naar Jehovah bleef luisteren, was de onzelfzuchtige manier waarop hij overeenkomstig Gods wet van terugkoop of lossing handelde. Boaz deed alles wat hij kon om zeker te stellen dat het erfdeel van zijn bloedverwant — Naomi’s inmiddels overleden echtgenoot Elimelech — in Elimelechs gezin zou blijven. Door middel van het „zwagerhuwelijk” moest een weduwe de naaste bloedverwant van haar overleden echtgenoot trouwen, zodat een aan hen geboren zoon het erfdeel zou kunnen voortzetten (Deuteronomium 25:5-10; Leviticus 25:47-49). Ruth bood zich aan om te trouwen in de plaats van Naomi, die te oud was om kinderen te krijgen. Nadat een nauwere bloedverwant van Elimelech had geweigerd Naomi bij te staan, nam Boaz Ruth tot vrouw. Hun zoon Obed werd als Naomi’s nakomeling en de wettelijke erfgenaam van Elimelech beschouwd. — Ruth 2:19, 20; 4:1, 6, 9, 13-16.
13 Rijke zegeningen bereikten Boaz wegens zijn onzelfzuchtige naleving van Gods wet. Via hun zoon Obed werden hij en Ruth gezegend met het voorrecht voorouders van Jezus Christus te worden (Ruth 2:12; 4:13, 21, 22; Mattheüs 1:1, 5, 6). Uit de onzelfzuchtige daden van Boaz leren wij dat zegeningen degenen bereiken die liefde voor anderen tonen en in overeenstemming met Gods vereisten handelen.
Nabal luisterde niet
14. Wat voor man was Nabal?
14 In tegenstelling tot Boaz luisterde Nabal niet naar Jehovah. Hij overtrad Gods wet: „Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf” (Leviticus 19:18). Nabal was geen geestelijk gezinde man; hij was „hardvochtig en zijn praktijken waren slecht”. Zelfs zijn eigen dienstknechten bezagen hem als een „nietsnut”. Zijn naam, Nabal, betekent dan ook „onverstandig”, of „verstandeloos” (1 Samuël 25:3, 17, 25). Hoe zou Nabal dus reageren wanneer hij de gelegenheid had om goedheid te betrachten jegens iemand die in nood verkeerde — David, de gezalfde van Jehovah? — 1 Samuël 16:13.
15. Hoe behandelde Nabal David, en hoe verschilde Abigaïl in dit opzicht van haar man?
15 Toen David en zijn mannen in de buurt van Nabals kudden gelegerd waren, boden zij zonder om enige betaling te vragen bescherming tegen roversbenden. „Een muur bleken zij om ons heen te zijn, zowel bij nacht als bij dag”, zei een van Nabals herders. Maar toen Davids boden om wat voedsel vroegen, ’voer Nabal tegen hen uit’ en zond hen met lege handen weg (1 Samuël 25:2-16). Nabals vrouw, Abigaïl, bracht prompt proviand naar David. In toorn ontstoken had David op het punt gestaan om Nabal en zijn mannen uit te roeien. Zo werden de levens van velen door Abigaïls initiatief gespaard en werd David ervan weerhouden bloedschuld op zich te laden. Maar Nabal was in zijn hebzucht en hardvochtigheid te ver gegaan. Ongeveer tien dagen later „sloeg Jehovah Nabal, zodat hij stierf”. — 1 Samuël 25:18-38.
16. Hoe kunnen wij Boaz navolgen en de wegen van Nabal afwijzen?
16 Wat een tegenstelling bestond er tussen Boaz en Nabal! Laten wij, terwijl wij de hardvochtige en zelfzuchtige wegen van Nabal dienen te verwerpen, de goedheid en onzelfzuchtigheid van Boaz navolgen (Hebreeën 13:16). Wij kunnen dit doen door de raad van de apostel Paulus toe te passen: „Laten wij . . . zolang de tijd voor ons er nog gunstig voor is, het goede doen jegens allen, maar vooral jegens hen die aan ons verwant zijn in het geloof” (Galaten 6:10). Thans hebben Jezus’ „andere schapen”, christenen met een aardse hoop, het voorrecht om goed te doen aan Jehovah’s gezalfden, het overblijfsel van de 144.000, aan wie onsterfelijkheid in de hemel verleend zal worden (Johannes 10:16; 1 Korinthiërs 15:50-53; Openbaring 14:1, 4). Jezus beziet zulke liefdevolle daden alsof ze voor hem persoonlijk zijn verricht en het doen van deze goede dingen heeft Jehovah’s rijke zegen tot gevolg. — Mattheüs 25:34-40; 1 Johannes 3:18.
Hanna’s beproevingen en zegeningen
17. Met welke beproevingen werd Hanna geconfronteerd, en welke houding legde zij aan de dag?
17 Jehovah’s zegen bereikte ook de godvrezende vrouw Hanna. Zij woonde met haar echtgenoot, de leviet Elkana, in het bergland van Efraïm. Zoals door de Wet was toegestaan en gereglementeerd, had hij nog een vrouw — Peninna. Hanna bleef onvruchtbaar, een smaad voor een Israëlitische vrouw, terwijl Peninna verscheidene kinderen had (1 Samuël 1:1-3; 1 Kronieken 6:16, 33, 34). In plaats van Hanna te vertroosten, handelde Peninna echter op een liefdeloze wijze waardoor Hanna zo van streek werd gebracht dat zij haar tranen niet kon bedwingen en haar eetlust verloor. Nog erger was dat dit „jaar op jaar” gebeurde, elke keer dat het gezin naar Jehovah’s huis te Silo ging (1 Samuël 1:4-8). Wat harteloos van Peninna en wat een beproeving voor Hanna! Toch gaf Hanna Jehovah nooit de schuld; ook bleef zij niet thuis wanneer haar man naar Silo ging. Derhalve zou haar ten slotte beslist een rijke zegen bereiken.
18. Welk voorbeeld werd door Hanna gegeven?
18 Hanna gaf een schitterend voorbeeld aan Jehovah’s dienstknechten in deze tijd, vooral aan degenen die misschien gekwetst zijn door de onvriendelijke opmerkingen van anderen. In zulke situaties is zich afzonderen niet de oplossing (Spreuken 18:1). Hanna liet niet toe dat haar beproevingen haar wens verminderden om daar te zijn waar Gods Woord werd onderwezen en zijn volk voor aanbidding bijeenkwam. Zij bleef dus geestelijk sterk. De diepte van haar geestelijke gezindheid wordt onthuld in haar prachtige gebed in 1 Samuël 2:1-10.a
19. Hoe kunnen wij onze waardering voor geestelijke dingen tonen?
19 Als Jehovah’s hedendaagse dienstknechten aanbidden wij niet bij een tabernakel. Niettemin kunnen wij, net als Hanna, blijk geven van onze waardering voor geestelijke dingen. Zo kunnen wij onze diepe waardering voor geestelijke rijkdommen tonen door trouw aanwezig te zijn op christelijke vergaderingen, op kringvergaderingen en speciale dagvergaderingen en op congressen. Laten wij deze gelegenheden benutten om elkaar aan te moedigen in de ware aanbidding van Jehovah, die ons „het voorrecht [heeft verleend] onbevreesd heilige dienst voor hem te verrichten met loyaliteit en rechtvaardigheid”. — Lukas 1:74, 75; Hebreeën 10:24, 25.
20, 21. Hoe werd Hanna voor haar godvruchtige toewijding beloond?
20 Jehovah nam notitie van Hanna’s godvruchtige toewijding en beloonde haar rijkelijk. Op een van de jaarlijkse reizen van het gezin naar Silo bad een huilende Hanna vurig tot Jehovah en deed de gelofte: „O Jehovah der legerscharen, indien gij zonder mankeren de ellende van uw slavin zult aanzien en mij werkelijk zult gedenken, en gij uw slavin niet zult vergeten en uw slavin werkelijk een mannelijke nakomeling zult geven, wil ik hem aan Jehovah geven al de dagen van zijn leven” (1 Samuël 1:9-11). God hoorde Hanna’s dringende verzoek en zegende haar met een zoon, aan wie zij de naam Samuël gaf. Toen hij gespeend was, bracht zij hem naar Silo, opdat hij in de tabernakel dienst kon verrichten. — 1 Samuël 1:20, 24-28.
21 Hanna spreidde liefde voor God tentoon en deed haar gelofte aan hem in verband met Samuël gestand. En denk eens aan de rijke zegen waarin zij en Elkana zich verheugden omdat hun geliefde zoon in Jehovah’s tabernakel dienst verrichtte! Veel christelijke ouders smaken soortgelijke vreugden en zegeningen omdat hun zoons en dochters als volletijdpioniers, leden van de Bethelfamilie, of op andere manieren dienst verrichten waardoor Jehovah wordt geëerd.
Blijf naar Jehovah luisteren!
22, 23. (a) Waar kunnen wij zeker van zijn als wij naar Jehovah’s stem blijven luisteren? (b) Wat zal in het volgende artikel beschouwd worden?
22 Waar kunnen wij zeker van zijn als wij naar Jehovah blijven luisteren? Wij zullen geestelijk rijk zijn als wij een van harte geschonken liefde voor God tentoonspreiden en overeenkomstig onze opdracht aan hem leven. Zelfs wanneer het nastreven van zo’n handelwijze inhoudt dat wij zware beproevingen moeten verduren, zal Jehovah’s zegen ons zonder mankeren bereiken — vaak op manieren waarvan wij ons geen denkbeeld kunnen vormen. — Psalm 37:4; Hebreeën 6:10.
23 In de toekomst zullen Gods volk veel zegeningen ten deel vallen. Aangezien „een grote schare” gehoorzaam naar Jehovah luistert, zullen zij door „de grote verdrukking” heen gespaard blijven en zullen zij de vreugden van het leven in Gods nieuwe wereld smaken (Openbaring 7:9-14; 2 Petrus 3:13). Daar zal Jehovah de rechtvaardige begeerten van al zijn dienstknechten volledig verzadigen (Psalm 145:16). Maar zoals uit het volgende artikel zal blijken, worden zelfs nu degenen die naar Jehovah’s stem blijven luisteren, gezegend met ’goede gaven en volmaakte geschenken van boven’. — Jakobus 1:17.
[Voetnoot]
a Hanna’s woorden vertonen enige gelijkenis met die van de maagd Maria, die zij uitsprak kort nadat zij vernomen had dat zij de moeder van de Messias zou worden. — Lukas 1:46-55.
Kunt u zich dit herinneren?
• Wat kan Israëls geschiedenis ons over goddelijke zegeningen leren?
• Hoe verschilden Boaz en Nabal van elkaar?
• Hoe kunnen wij Hanna navolgen?
• Waarom dienen wij naar Jehovah’s stem te blijven luisteren?
[Illustratie op blz. 10]
Koning Salomo bad om een gehoorzaam hart, en Jehovah zegende hem met wijsheid
[Illustratie op blz. 12]
Boaz behandelde anderen met respect en vriendelijkheid
[Illustratie op blz. 15]
Hanna werd rijk gezegend omdat zij op Jehovah vertrouwde