ENAK
(E̱nak) [waarschijnlijk: Langhalzig (d.w.z. lang van gestalte)].
De naam van een stam bestaande uit ongewoon lange mannen en misschien van hun stamvader. In Numeri 13:22 en 28 wordt in het Hebreeuws het lidwoord in verband met de naam gebruikt (ha·ʽAnaqʹ). Als het om de eigennaam van de zoon van „Arba . . . de vader van Enak” gaat (Joz 15:13), dan werd de naam later ook op zijn nakomelingen toegepast. (Vgl. Joz 15:14 met 14:15, waar Arba „de grote man onder de Enakieten” wordt genoemd.) — Zie ENAKIETEN.