HOOFDSTUK TWAALF
Hij vond troost bij zijn God
1, 2. Wat was er op de meest enerverende dag van Elia’s leven gebeurd?
ELIA rende door de regen terwijl het steeds donkerder werd. Het was nog ver naar Jizreël, en hij was niet meer de jongste. Toch rende hij onvermoeibaar door, want „de hand van Jehovah” was op hem. De energie die door zijn lichaam stroomde had hij nooit eerder gevoeld. Hij had zelfs net de paarden ingehaald die de wagen van koning Achab trokken! (Lees 1 Koningen 18:46.)
2 Nu had hij de weg voor zichzelf. Probeer je Elia eens voor te stellen terwijl de regen van zijn gezicht afdruipt en hij nadenkt over de meest enerverende dag van zijn leven. Het was zonder twijfel een schitterende overwinning voor zijn God, Jehovah, en voor de ware aanbidding. De winderige toppen van het Karmelgebergte, waar Jehovah hem had gebruikt om de Baälaanbidding door een wonder een enorme slag toe te brengen, lagen ver achter hem, onzichtbaar door de stortregen. Honderden Baälsprofeten waren als gemene bedriegers ontmaskerd en terecht ter dood gebracht. Daarna had Elia Jehovah gevraagd een eind aan de droogte te maken die het land al drieënhalf jaar in zijn greep had. En het was gaan regenen! — 1 Kon. 18:18-45.
3, 4. (a) Waarom kan Elia grote verwachtingen hebben gehad toen hij naar Jizreël rende? (b) Welke vragen gaan we beantwoorden?
3 Terwijl Elia in de stromende regen de dertig kilometer naar Jizreël rende, kan hij grote verwachtingen hebben gehad. Hij dacht misschien dat er eindelijk een keerpunt was gekomen. Achab zou moeten veranderen! Na wat hij allemaal had gezien, moest hij de Baälaanbidding wel opgeven. Hij moest zijn vrouw, koningin Izebel, tot de orde roepen en een eind maken aan de vervolging van Jehovah’s aanbidders.
4 Als alles mee lijkt te zitten, is het logisch dat je meer hoop krijgt. Je denkt dan misschien dat het steeds beter zal gaan en dat het ergste eindelijk achter de rug is. Het zou niet vreemd zijn als Elia ook zo dacht, want hij „was een mens met dezelfde gevoelens als wij” (Jak. 5:17). Maar Elia’s problemen waren nog lang niet voorbij. Een paar uur later zou hij zo bang zijn en zo diep in de put zitten dat hij zou willen sterven. Wat gebeurde er, en hoe hielp Jehovah hem om zijn geloof en zijn moed terug te krijgen?
Een onverwachte keer in de gebeurtenissen
5. Had Achab meer respect voor Jehovah gekregen, en hoe weten we dit?
5 Was Achab toen hij in zijn paleis in Jizreël kwam, een ander mens geworden? Het verslag zegt: „Toen vertelde Achab aan Izebel wat Elia allemaal gedaan had, ja alles, ook hoe hij al de profeten met het zwaard had gedood” (1 Kon. 19:1). In Achabs versie van wat er die dag gebeurd was, kwam Jehovah, Elia’s God, dus helemaal niet voor. Achab was niet geestelijk ingesteld en bezag de wonderen puur menselijk, als iets „wat Elia allemaal gedaan had”. Het is duidelijk dat hij geen respect voor Jehovah had gekregen. En hoe reageerde zijn haatdragende vrouw?
6. Welke boodschap stuurde Izebel Elia, en wat hield die in?
6 Izebel was razend! Ze stuurde Elia de boodschap: „Zo mogen de goden doen, en zo mogen zij daaraan toevoegen, indien ik morgen om deze tijd uw ziel niet gelijk zal maken aan de ziel van elk van hen!” (1 Kon. 19:2) Dat was een doodsbedreiging van de ergste soort. Eigenlijk zwoer Izebel dat ze zelf zou moeten sterven als ze Elia niet binnen een dag kon laten doden om haar Baälsprofeten te wreken. Zie je al voor je hoe Elia in een eenvoudig onderkomen in Jizreël tijdens dat noodweer wakker wordt gemaakt en deze vreselijke boodschap krijgt? Wat deed dat met hem?
Overmand door ontmoediging en angst
7. Welk effect had Izebels bedreiging op Elia, en wat deed hij?
7 Als Elia dacht dat de oorlog tegen de Baälaanbidding bijna afgelopen was, werd zijn hoop op dat moment de bodem ingeslagen. Izebel liet zich niet afschrikken. Ze had al heel wat getrouwe collega’s van Elia laten terechtstellen, en nu leek hij de volgende te worden. Welk effect had die bedreiging op Elia? De Bijbel zegt: „Hij werd bevreesd.” Zag Elia de afschuwelijke dood die Izebel voor hem in gedachten had al helemaal voor zich? Als hij daarover is blijven nadenken, is het geen wonder dat hij alle moed verloor. In ieder geval ’ging hij heen ter wille van zijn ziel’: hij vluchtte voor zijn leven (1 Kon. 18:4; 19:3).
Als we moedig willen blijven, moeten we niet stilstaan bij gevaren die ons bang maken
8. (a) Hoe leek Petrus’ probleem op dat van Elia? (b) Welke les kunnen we leren van Elia en Petrus?
8 Elia was niet de enige gelovige man die weleens door angst overmand werd. Veel later had Petrus ook dat probleem. Toen Jezus hem bijvoorbeeld over het water liet lopen, begon hij ’naar de storm te kijken’. Hij werd bang en begon te zinken. (Lees Mattheüs 14:30.) We leren een belangrijke les van Elia en van Petrus. Als we moedig willen zijn, moeten we niet blijven nadenken over de gevaren die ons bang maken. We moeten ons concentreren op de Bron van onze hoop en kracht.
„Het is genoeg!”
9. Beschrijf Elia’s vlucht en hoe hij zich voelde.
9 In paniek vluchtte Elia zo’n 150 kilometer in zuidwestelijke richting naar Berseba, bij de zuidgrens van Juda. Daar liet hij zijn bediende achter en ging hij in z’n eentje de woestijn in. Het verslag zegt dat hij „een dagreis ver” ging, dus waarschijnlijk vertrok hij bij zonsopgang, blijkbaar zonder eten of drinken mee te nemen. Ontmoedigd en nog steeds in paniek kwam hij in de brandende hitte maar amper vooruit op het slecht begaanbare terrein. Terwijl de zon langzaam rood kleurde en onderging, begonnen Elia’s krachten het te begeven. Uitgeput viel hij neer onder een bremstruik, het enige dat nog een beetje beschutting gaf in dat dorre landschap (1 Kon. 19:4).
10, 11. (a) Wat vroeg Elia aan Jehovah? (b) Beschrijf aan de hand van de genoemde Bijbelteksten de gevoelens van andere aanbidders die diep in de put zaten.
10 In zijn wanhoop bad Elia of hij mocht sterven. Hij zei: „Ik ben niet beter dan mijn voorvaders.” Hij wist dat zijn voorvaders tot stof waren vergaan en voor niemand nog iets konden betekenen (Pred. 9:10). Elia voelde zich net zo nutteloos. Vandaar zijn uitroep: „Het is genoeg!” Waarom zou hij nog verder leven?
11 Is het schokkend dat een profeet zo diep in de put kon zitten? Niet per se. Er zijn meer gelovige mannen en vrouwen in de Bijbel die zich op een bepaald moment zo ongelukkig voelden dat ze dood wilden, bijvoorbeeld Rebekka, Jakob, Mozes en Job (Gen. 25:22; 37:35; Num. 11:13-15; Job 14:13).
12. Hoe kun je Elia’s voorbeeld volgen als je je down voelt?
12 We leven nu in ’kritieke tijden, die moeilijk zijn door te komen’. Het is dus niet zo vreemd dat heel wat mensen, zelfs trouwe aanbidders van God, zich soms down voelen (2 Tim. 3:1). Als jij het ooit zo moeilijk hebt, volg dan Elia’s voorbeeld en stort je hart bij Jehovah uit. Hij is tenslotte de „God van alle vertroosting”. (Lees 2 Korinthiërs 1:3, 4.) Troostte hij Elia?
Jehovah helpt zijn profeet
13, 14. (a) Hoe toonde Jehovah via een engel bezorgdheid voor zijn profeet? (b) Waarom vind je het vertroostend dat Jehovah alles van ons weet, ook wat onze beperkingen zijn?
13 Hoe denk je dat Jehovah zich voelde toen hij vanuit de hemel zijn geliefde profeet in de woestijn onder die struik zag liggen en hem hoorde smeken of hij mocht sterven? Hij stuurde een engel naar hem toe. Die maakte Elia, die in slaap was gevallen, wakker door hem zachtjes aan te raken en hij zei: „Sta op, eet.” Dat deed Elia. De engel had een eenvoudige maaltijd voor hem neergezet: vers, warm brood en water. Bedankte Elia de engel? Het verslag zegt alleen dat hij at en dronk en weer ging slapen. Was hij te moedeloos om iets te zeggen? Hoe het ook zij, de engel maakte hem nog een keer wakker, misschien tegen de ochtend. Weer zei hij tegen Elia: „Sta op, eet.” En hij voegde eraan toe: „Want de reis is te veel voor u” (1 Kon. 19:5-7).
14 God had de engel laten weten waar Elia heen zou gaan. De engel wist ook dat Elia die reis niet op eigen kracht kon maken. Wat is het geruststellend een God te dienen die onze doelen en beperkingen beter kent dan wijzelf! (Lees Psalm 103:13, 14.) Hoeveel kracht gaf die maaltijd Elia?
15, 16. (a) Wat kon Elia doen dankzij de maaltijd die hij van Jehovah kreeg? (b) Waarom moeten we dankbaar zijn voor de manier waarop Jehovah zijn aanbidders in deze tijd helpt?
15 Het verslag zegt: „Hij stond derhalve op en at en dronk, en hij ging in de kracht van dat voedsel veertig dagen en veertig nachten voort, tot aan de berg van de ware God, de Horeb” (1 Kon. 19:8). Net als Mozes zo’n zes eeuwen eerder en Jezus bijna tien eeuwen later, vastte Elia veertig dagen en veertig nachten (Ex. 34:28; Luk. 4:1, 2). Die ene maaltijd nam niet al zijn problemen weg maar gaf hem wel bijzondere kracht. Stel je eens voor hoe die oudere man dagenlang, wekenlang, bijna anderhalve maand, door de ongebaande woestijn ploeterde!
16 Jehovah helpt zijn aanbidders ook in deze tijd. Hij geeft ze niet door een wonder een letterlijke maaltijd maar voedt ze op een veel belangrijker manier: hij zorgt in geestelijk opzicht voor ze (Matth. 4:4). Als we meer over hem leren via zijn Woord en leesmateriaal dat daarop gebaseerd is, blijven we geestelijk sterk. Zulk geestelijk voedsel neemt misschien niet al onze problemen weg maar kan ons wel helpen te doorstaan wat anders ondraaglijk zou zijn. Ook leidt het tot „eeuwig leven” (Joh. 17:3).
17. Waar ging Elia naartoe, en waarom was dat een bijzondere plek?
17 Elia liep bijna 320 kilometer, tot hij uiteindelijk bij de Horeb (de Sinaï) kwam. Die plek had een bijzondere betekenis, want daar was Jehovah lang daarvoor, via een engel, in de brandende doornstruik aan Mozes verschenen en daar had Jehovah later het Wetsverbond met Israël gesloten. Elia vond beschutting in een grot.
Hoe Jehovah zijn profeet troost en sterkt
18, 19. (a) Welke vraag stelde Jehovah’s engel, en hoe reageerde Elia? (b) Welke drie redenen voor Elia’s moedeloosheid zijn uit zijn antwoord op te maken?
18 Bij de Horeb stelde Jehovah’s „woord”, blijkbaar overgebracht via een engel, deze eenvoudige vraag: „Wat hebt gij hier te doen, Elia?” De vraag werd kennelijk op een vriendelijke manier gesteld, want Elia vatte het op als een uitnodiging om zijn hart uit te storten. En dat deed hij! Hij zei: „Ik ben absoluut jaloers geweest ten opzichte van Jehovah, de God der legerscharen; want de zonen van Israël hebben uw verbond verlaten, uw altaren hebben zij omvergehaald en uw profeten hebben zij met het zwaard gedood, zodat ik alleen ben overgebleven; en nu zoeken zij mijn ziel, om die weg te nemen” (1 Kon. 19:9, 10). Hieruit zijn minstens drie redenen voor Elia’s moedeloosheid op te maken.
19 Ten eerste dacht Elia dat zijn werk voor niets was geweest. Hij was „absoluut jaloers geweest ten opzichte van Jehovah”; hij had Jehovah jarenlang ijverig gediend en Zijn heilige naam en aanbidding altijd voor laten gaan. Maar de situatie was alleen maar erger geworden. Nog steeds had het volk een gebrek aan geloof en waren ze opstandig, en de valse aanbidding breidde zich uit. Ten tweede voelde Elia zich alleen. „Ik ben alleen overgebleven”, zei hij, alsof hij in het land de laatste was die Jehovah nog diende. Ten derde was Elia bang. Veel andere profeten waren al gedood, en hij wist zeker dat hij nu aan de beurt was. Het was voor hem misschien niet makkelijk te erkennen dat hij zich zo voelde, maar hij liet zich niet door trots of schaamte tegenhouden. Hij vertelde God in gebed alles wat er in hem omging, en daarmee gaf hij al Gods aanbidders een goed voorbeeld (Ps. 62:8).
20, 21. (a) Beschrijf wat Elia zag toen hij in de opening van de grot stond. (b) Wat leerde Elia toen hij zag hoe machtig Jehovah was?
20 Hoe reageerde Jehovah op Elia’s angst en bezorgdheid? De engel vroeg Elia in de opening van de grot te gaan staan. Dat deed hij, zonder te weten wat er ging gebeuren. Ineens kwam er een sterke wind opzetten! Dat moet een oorverdovend lawaai gegeven hebben, want het waaide zo hard dat bergen spleten en rotsen aan stukken sloegen. Stel je eens voor hoe Elia zijn ogen probeerde te beschermen en tegelijk zijn grove haren mantel vasthield waar de wind aan rukte. Daarna moest hij zijn best doen om overeind te blijven, want de grond onder zijn voeten begon te bewegen: een aardbeving! Daar was hij nog maar net van bekomen toen er een groot vuur voorbijkwam, dat hem dwong een paar stappen achteruit te doen, de grot in (1 Kon. 19:11, 12).
21 In alle drie de gevallen zegt het verslag dat Jehovah niet in deze spectaculaire demonstraties van natuurkracht te vinden was. Elia wist dat Jehovah niet de een of andere mythische natuurgod was zoals Baäl, die door zijn misleide aanbidders geprezen werd als de wolkenberijder, of brenger van regen. Jehovah is de echte Bron van alle enorme krachten in de natuur, maar hij is ook veel groter dan alles wat hij gemaakt heeft. Zelfs de stoffelijke hemel kan hem niet bevatten! (1 Kon. 8:27) Hoe werd Elia hierdoor geholpen? Denk nog eens aan zijn angst. Met een God als Jehovah aan zijn kant, een God die al die enorme krachten kan gebruiken, hoefde Elia echt niet bang te zijn voor Achab en Izebel! (Lees Psalm 118:6.)
22. (a) Hoe verzekerde de „rustige, zachte stem” Elia ervan dat hij helemaal niet nutteloos was? (b) Van wie kan de „rustige, zachte stem” geweest zijn? (Zie de voetnoot.)
22 Toen het vuur weg was, werd het stil en hoorde Elia „een rustige, zachte stem”a. Die vroeg hem opnieuw zich te uiten, en dat deed Elia: hij vertelde voor de tweede keer waar hij mee zat. Dat kan hem verder opgelucht hebben. Maar ongetwijfeld vond Elia meer troost in wat de „rustige, zachte stem” daarna zei. Jehovah verzekerde hem dat hij helemaal niet nutteloos was. Waarom niet? God vertelde dat Hij in de oorlog tegen de Baälaanbidding nog van alles ging doen. Elia’s werk was duidelijk niet voor niets geweest, want wat God van plan was, kon niemand tegenhouden. En Elia speelde daar nog steeds een rol in, want Jehovah gaf hem specifieke instructies; Elia moest weer aan het werk (1 Kon. 19:12-17).
23. Op welke twee manieren deed Jehovah iets aan Elia’s eenzaamheid?
23 Hoe zat het met Elia’s eenzaamheid? Jehovah deed daar twee dingen aan. Ten eerste gaf hij Elia de opdracht om Elisa te zalven als de profeet die hem uiteindelijk zou opvolgen. Deze jongere man zou een paar jaar Elia’s metgezel en helper zijn. Dat was een vooruitzicht waar hij echt iets aan had! Ten tweede kwam Jehovah met geweldig nieuws: „Ik heb er zevenduizend in Israël overgelaten, alle knieën die zich niet voor Baäl hebben gebogen, en elke mond die hem niet heeft gekust” (1 Kon. 19:18). Elia was helemaal niet alleen. Het moet hartverwarmend voor hem zijn geweest te horen dat er nog duizenden anderen waren die weigerden Baäl te aanbidden. Ze hadden Elia nodig. Hij moest doorgaan met zijn trouwe dienst om in die moeilijke tijd een voorbeeld voor ze te zijn in rotsvaste loyaliteit aan Jehovah. Elia moet diep geraakt zijn door die „rustige, zachte stem” van zijn God, de woorden van Jehovah’s boodschapper.
De Bijbel kan als een „rustige, zachte stem” zijn als we ons erdoor laten leiden
24, 25. (a) Hoe kunnen wij in deze tijd naar Jehovah’s „rustige, zachte stem” luisteren? (b) Waarom weten we zeker dat Elia zich door Jehovah liet troosten?
24 Net als Elia zijn ook wij misschien onder de indruk van de enorme krachten in de natuur, en terecht. De schepping is een levendig bewijs van de kracht van de Schepper (Rom. 1:20). Jehovah gebruikt zijn grenzeloze kracht nog steeds heel graag om zijn trouwe aanbidders te helpen (2 Kron. 16:9). Maar hij spreekt vooral tot ons via zijn Woord, de Bijbel. (Lees Jesaja 30:21.) Als we ons erdoor laten leiden, kan de Bijbel als een „rustige, zachte stem” zijn. Jehovah gebruikt zijn kostbare Woord om ons te corrigeren, te sterken en te verzekeren van zijn liefde.
25 Liet Elia zich op de Horeb door Jehovah troosten? Zeker! Hij was al snel weer aan het werk als de moedige, trouwe profeet die tegen de verdorven valse aanbidding streed. Als ook wij luisteren naar Gods woorden, naar „de vertroosting uit de Schriften”, kunnen we Elia’s geloof navolgen (Rom. 15:4).
a Deze „rustige, zachte stem” kan van dezelfde engel geweest zijn die gebruikt werd om „Jehovah’s woord” over te brengen dat in 1 Koningen 19:9 wordt genoemd. In vers 15 wordt deze engel als „Jehovah” aangeduid. Dat kan ons doen denken aan de engel van wie Jehovah zich bediende om Israël te leiden in de woestijn, en over wie hij zei: ’Mijn naam is in hem’ (Ex. 23:21). We kunnen hier natuurlijk niet dogmatisch over zijn, maar het is wel opmerkelijk dat Jezus voordat hij naar de aarde kwam, als „het Woord” optrad: Jehovah’s speciale Woordvoerder voor zijn aanbidders (Joh. 1:1).