„Is uw hart oprecht met mij?”
„Ga toch met mij mee en zie hoe ik geen mededinging ten opzichte van Jehovah duld.” — 2 KONINGEN 10:16.
1, 2. (a) Hoe verslechterde de religieuze situatie in Israël geleidelijk? (b) Welke dramatische veranderingen stonden in 905 v.G.T. op het punt zich in Israël te voltrekken?
HET jaar 905 v.G.T. was een tijd van grote verandering in Israël. Bijna 100 jaar voordien had Jehovah het verenigde koninkrijk Israël wegens de afvalligheid van Salomo doen uiteenvallen (1 Koningen 11:9-13). Het zuidelijke koninkrijk, Juda, werd toen geregeerd door Salomo’s zoon Rehabeam, terwijl het noordelijke koninkrijk, Israël, onder koning Jerobeam, een Efraïmiet, kwam te staan. Helaas had het noordelijke koninkrijk een rampzalige start. Jerobeam wilde niet dat zijn onderdanen naar het zuidelijke koninkrijk gingen om in de tempel te aanbidden, uit vrees dat zij op de gedachte zouden komen naar het huis van David terug te keren. Bijgevolg stelde hij de kalveraanbidding in Israël in en legde aldus een patroon van afgoderij vast dat tot op zekere hoogte door de hele geschiedenis van het noordelijke koninkrijk heen is blijven bestaan. — 1 Koningen 12:26-33.
2 De situatie verslechterde toen Achab, de zoon van Omri, koning werd. Zijn buitenlandse vrouw, Izebel, bevorderde de Baälaanbidding en doodde Jehovah’s profeten. Ondanks de openhartige waarschuwingen die de profeet Elia uitte, deed Achab niets om haar een halt toe te roepen. Maar in 905 v.G.T. was Achab dood en regeerde zijn zoon Joram. Nu was de tijd gekomen om het land te reinigen. Elia’s opvolger, Elisa, lichtte de militaire bevelhebber, Jehu, erover in dat Jehovah hem zalfde om de volgende koning van Israël te worden. Zijn opdracht? Het zondige huis van Achab neer te slaan en het door Izebel vergoten bloed van de profeten te wreken! — 2 Koningen 9:1-10.
3, 4. Hoe toonde Jonadab dat zijn hart ’oprecht was met Jehu’s hart’?
3 In gehoorzaamheid aan Gods gebod liet Jehu de slechte Izebel doden, en daarna trok hij er op uit om Israël te reinigen door het huis van Achab neer te slaan (2 Koningen 9:15–10:14, 17). Toen ontmoette hij een medestander. „Voorts [trof hij] Jonadab, de zoon van Rechab aan, die hem tegemoet kwam. Toen hij hem zegende, zei hij bijgevolg tot hem: ’Is uw hart oprecht met mij, net zoals míjn hart met uw hart is?’ Hierop zei Jonadab: ’Ja.’ ’Indien het zo is, geef mij dan werkelijk uw hand.’ Hij gaf hem dus zijn hand. Daarop liet hij hem bij zich op de wagen klimmen. Toen zei hij: ’Ga toch met mij mee en zie hoe ik geen mededinging ten opzichte van Jehovah duld.’ En zij lieten hem op zijn strijdwagen meerijden.” — 2 Koningen 10:15, 16.
4 Jonadab was geen Israëliet. Niettemin was hij, in overeenstemming met zijn naam (die „Jehovah is bereidwillig”, „Jehovah is edel” of „Jehovah is vrijgevig” betekent), een aanbidder van Jehovah (Jeremia 35:6). Hij was er beslist buitengewoon in geïnteresseerd te zien hoe Jehu „geen mededinging ten opzichte van Jehovah duld[de]”. Hoe weten wij dat? Welnu, zijn ontmoeting met Israëls gezalfde koning was geen toeval. Jonadab ’kwam hem tegemoet’, en dit gebeurde op een tijdstip dat Jehu Izebel en anderen die tot het huis van Achab behoorden reeds had omgebracht. Jonadab wist wat er gaande was toen hij Jehu’s uitnodiging aanvaardde en op zijn wagen klom. Hij stond onmiskenbaar aan Jehu’s — en Jehovah’s — zijde in dit conflict tussen valse en ware aanbidding.
Een hedendaagse Jehu en een hedendaagse Jonadab
5. (a) Welke veranderingen zullen binnenkort voor de hele mensheid plaatsvinden? (b) Wie is de Grotere Jehu, en wie vertegenwoordigen hem op aarde?
5 In deze tijd zullen de dingen voor de gehele mensheid spoedig net zo drastisch veranderen als destijds, in 905 v.G.T., voor Israël. De tijd is nu nabij dat Jehovah de aarde zal reinigen van alle slechte gevolgen van Satans invloed, met inbegrip van valse religie. Wie is de hedendaagse Jehu? Niemand minder dan Jezus Christus, tot wie de volgende profetische woorden worden gericht: „Gord uw zwaard aan uw dij, o machtige, met uw waardigheid en uw pracht. En ga in uw pracht voort tot succes; rijd voor de zaak van waarheid en ootmoed en rechtvaardigheid” (Psalm 45:3, 4). Jezus wordt op aarde vertegenwoordigd door „het Israël Gods”, gezalfde christenen „die de geboden van God onderhouden en het werk hebben dat bestaat in het getuigenis afleggen omtrent Jezus” (Galaten 6:16; Openbaring 12:17). Sinds 1922 hebben deze gezalfde broeders van Jezus onbevreesd voor Jehovah’s komende oordeelsdaden gewaarschuwd. — Jesaja 61:1, 2; Openbaring 8:7–9:21; 16:2-21.
6. Wie zijn uit de natiën gekomen om gezalfde christenen te ondersteunen, en hoe zijn zij als het ware op de wagen van de Grotere Jehu gekomen?
6 Gezalfde christenen hebben niet alleen gestaan. Net als Jonadab Jehu tegemoet kwam, zijn er velen uit de natiën gekomen om Jezus, de Grotere Jehu, en zijn aardse vertegenwoordigers in hun stellingname ten gunste van de ware aanbidding te ondersteunen (Zacharia 8:23). Door Jezus als zijn „andere schapen” aangeduid, werden zij in 1932 geïdentificeerd als een hedendaagse tegenhanger van Jonadab uit de oudheid en werden zij uitgenodigd ’op de wagen’ van de hedendaagse Jehu te komen (Johannes 10:16). Op welke wijze? Door ’de geboden van God te onderhouden’ en met de gezalfden een aandeel te hebben aan ’het werk dat bestaat in het getuigenis afleggen omtrent Jezus’. In de huidige tijd houdt dit in het goede nieuws van Gods opgerichte koninkrijk onder Jezus als Koning te prediken (Markus 13:10). In 1935 werden deze „Jonadabs” geïdentificeerd als de „grote schare” uit Openbaring 7:9-17.
7. Hoe hebben christenen er in deze tijd blijk van gegeven dat hun ’hart nog steeds oprecht is’ met Jezus’ hart?
7 Sinds de jaren ’30 hebben de leden van de grote schare en hun gezalfde broeders er moedig blijk van gegeven de ware aanbidding te ondersteunen. In bepaalde landen in Oost- en West-Europa, het Verre Oosten en Afrika zijn velen van hen voor hun geloof gestorven (Lukas 9:23, 24). In andere landen zijn zij in de gevangenis opgesloten, door het gepeupel aangevallen of anderszins vervolgd (2 Timotheüs 3:12). Wat een bericht van geloof hebben zij opgebouwd! En het bericht over het dienstjaar 1997 laat zien dat zij nog steeds vastbesloten zijn God te dienen, wat er ook gebeurt. Hun ’hart is nog steeds oprecht’ met Jezus’ hart. Dit bleek gedurende 1997, toen 5.599.931 Koninkrijksverkondigers, bijna allen „Jonadabs”, in totaal 1.179.735.841 uur besteedden aan het werk dat bestaat in het getuigenis afleggen omtrent Jezus.
Nog steeds vol ijver prediken
8. Hoe tonen Jehovah’s Getuigen hun ijver voor de ware aanbidding?
8 Jehu had de reputatie zijn wagen in razende vaart te berijden — een bewijs van zijn ijver om zijn taak te volbrengen (2 Koningen 9:20). Van Jezus, de Grotere Jehu, wordt gezegd dat hij door ijver werd „verteerd” (Psalm 69:9). Het is dan ook niet verwonderlijk dat hedendaagse ware christenen bekendstaan om hun ijver. Zowel binnen de gemeente als tot het publiek ’prediken zij dringend het woord, in gunstige tijd, in moeilijke tijd’ (2 Timotheüs 4:2). Hun ijver trad vooral tijdens het eerste gedeelte van 1997 aan het licht, nadat een artikel in Onze Koninkrijksdienst ertoe had aangemoedigd dat zoveel mogelijk personen in de hulppioniersdienst zouden gaan. In elk land werd een streefgetal aan hulppioniers vastgesteld. Hoe was de reactie? Uitstekend! Veel bijkantoren overschreden het streefcijfer. Ecuador stelde een doel van 4000, maar berichtte in maart 6936 hulppioniers. Japan berichtte een totaal van 104.215 in die drie maanden. In Zambia, waar men naar 6000 streefde, leverden in maart 6414, in april 6532 en in mei 7695 hulppioniers bericht in. Wereldwijd bedroeg het hoogtepunt in hulp- en gewone pioniers te zamen 1.110.251, een toename van 34,2 procent over 1996!
9. Op welke andere manieren, behalve het van-huis-tot-huiswerk, vinden Jehovah’s Getuigen mensen om hun het goede nieuws te vertellen?
9 De apostel Paulus zei tot de ouderlingen uit Efeze: „Ik [heb] mij er niet van . . . weerhouden u al wat nuttig was te vertellen en u in het openbaar en van huis tot huis te onderwijzen” (Handelingen 20:20). Jehovah’s Getuigen in deze tijd volgen Paulus’ voorbeeld na en prediken ijverig het goede nieuws van huis tot huis. Maar het is misschien niet gemakkelijk om mensen thuis te treffen. Bijgevolg worden Koninkrijksverkondigers er door „de getrouwe en beleidvolle slaaf” toe aangemoedigd mensen op hun werk, op straat, op het strand, in de openbare parken — overal waar maar mensen te vinden zijn — te benaderen (Mattheüs 24:45-47). De resultaten zijn schitterend.
10, 11. Hoe hebben verkondigers in twee landen een voortreffelijk initiatief ontplooid in het vinden van geïnteresseerden die men normaal niet thuis kan treffen?
10 In Kopenhagen (Denemarken) heeft een groepje verkondigers op de straten buiten spoorwegstations getuigenis gegeven. Van januari tot en met juni verspreidden zij 4733 tijdschriften, hadden voortreffelijke gesprekken en brachten veel nabezoeken. Diverse verkondigers in dat land hebben tijdschriftenroutes in het zakengebied opgebouwd. In één stad is elke vrijdag een grote markt, waar duizenden bezoekers komen. Daarom heeft de gemeente regelingen voor geregeld marktgetuigenis getroffen. In één gebied worden de scholen bezocht met een informatiepakket dat publikaties bevat die bijzonder geschikt zijn voor schoolonderwijzers.
11 Ook op Hawaii is moeite gedaan om degenen te bereiken die men niet thuis kan treffen. Zo zijn er speciale gebiedjes van openbare plaatsen (straten, parken, parkeerplaatsen en bushaltes), gebieden in de binnenstad, winkelcentra en luchthavens, telefoongetuigenis, openbaar vervoer (tot busreizigers prediken) en campussen van universiteiten. Er wordt op toegezien dat het juiste aantal Getuigen aan elk gebied wordt toegewezen en dat zij goed worden opgeleid. In veel landen worden soortgelijke goed georganiseerde krachtsinspanningen bericht. Als gevolg hiervan wordt er contact gelegd met geïnteresseerden die in de van-huis-tot-huisbediening vermoedelijk nooit gevonden zouden zijn.
Pal staan
12, 13. (a) Welke tactiek heeft Satan in 1997 tegen Jehovah’s Getuigen aangewend? (b) In welk opzicht had valse propaganda in één land een averechtse uitwerking?
12 In een aantal landen waren Jehovah’s Getuigen in 1997 het slachtoffer van boosaardige, valse propaganda die kennelijk gevoerd werd met het doel zo mogelijk juridische stappen tegen hen te ondernemen. Maar zij zijn niet teruggedeinsd! (Psalm 112:7, 8) Zij herinnerden zich het gebed van de psalmist: „De overmoedigen hebben mij met leugen besmeurd. Wat mij betreft, met heel mijn hart zal ik uw bevelen opvolgen” (Psalm 119:69). Zulke leugenachtige publiciteit is alleen maar een bewijs dat ware christenen gehaat worden, zoals Jezus heeft voorzegd (Mattheüs 24:9). En soms heeft het een averechtse uitwerking gehad. Een man in België las in een bekend dagblad een artikel waarin Jehovah’s Getuigen in diskrediet werden gebracht. Geschokt door de lasterlijke opmerkingen bezocht hij de volgende zondag een vergadering in een Koninkrijkszaal. Hij stemde ermee in met de Getuigen de bijbel te bestuderen en maakte vervolgens snelle vorderingen. Voordien was deze man lid van een bende geweest. Zijn bijbelstudie hielp hem zijn leven in het reine te brengen, hetgeen door mensen in zijn omgeving werd opgemerkt. Stellig was dat wel het laatste wat de schrijver van het lasterlijke artikel beoogd had!
13 Sommige rechtgeaarde mensen in België hebben zich ronduit tegen de bedrieglijke propaganda uitgesproken. Tot hen behoorde een voormalige premier die toegaf vol bewondering te zijn voor wat Jehovah’s Getuigen tot stand hebben gebracht. En een volksvertegenwoordiger schreef: „In tegenstelling tot de insinuaties die nu en dan de ronde doen, schijnt het mij toe dat [Jehovah’s Getuigen] niet het geringste gevaar voor de staatsinstellingen vormen. Het zijn burgers die vredelievend, gewetensvol en respectvol jegens de autoriteiten zijn.” De woorden van de apostel Petrus zijn inderdaad wijs: „Bewaart een voortreffelijk gedrag onder de natiën, opdat zij in datgene waarin zij ten nadele van u spreken als over boosdoeners, ten gevolge van uw voortreffelijke werken, waarvan zij ooggetuigen zijn, God mogen verheerlijken op zijn inspectiedag.” — 1 Petrus 2:12.
Een opzienbarende Gedachtenisviering
14. Wat waren in 1997 enkele opwindende berichten van bezoekersaantallen op de Gedachtenisviering?
14 Het is passend dat zij die getuigenis afleggen omtrent Jezus de Gedachtenisviering van zijn dood als een hoogtepunt van het jaar dienen te bezien. In 1997 waren er op 23 maart 14.322.226 personen aanwezig om die gebeurtenis te gedenken. Dat was ruim 1.400.000 meer dan in 1996 (Lukas 22:14-20). In veel landen lag het bezoekersaantal op de Gedachtenisviering ver boven het aantal Koninkrijksverkondigers, waaruit blijkt dat er voortreffelijke vooruitzichten voor toekomstige toename zijn. Haïti had bijvoorbeeld in 1997 een hoogtepunt van 10.621 verkondigers, terwijl 67.259 personen de Gedachtenisviering bijwoonden. U kunt het jaarbericht op bladzijde 18 tot en met 21 raadplegen en zien hoeveel andere landen soortgelijke hoge bezoekersaantallen hadden vergeleken met het aantal verkondigers.
15. Hoe hebben onze broeders en zusters in sommige landen ernstige problemen overwonnen om de Gedachtenisviering te kunnen bijwonen?
15 Voor sommigen was het niet gemakkelijk de Gedachtenisviering bij te wonen. In Albanië was wegens burgerlijke ongeregeldheden vanaf 19.00 uur een avondklok ingesteld. In 115 kleine groepen verspreid over het hele land begon de Gedachtenisviering om 17.45 uur. De zon ging om 18.08 uur onder, waardoor het begin van 14 Nisan werd gekenmerkt. De symbolen werden omstreeks 18.15 uur doorgegeven. In de meeste gevallen werd het slotgebed tegen 18.30 uur uitgesproken, waarop de aanwezigen zich vóór de avondklok naar huis haastten. Toch bedroeg het aantal aanwezigen op de Gedachtenisviering 3154, vergeleken met een hoogtepunt van 1090 verkondigers. In één Afrikaans land was de Koninkrijkszaal wegens burgerlijke ongeregeldheden onbereikbaar, dus besloten twee ouderlingen om in het huis van een derde ouderling bijeen te komen teneinde er regelingen voor te treffen de viering in kleinere groepen te houden. Om het huis te bereiken moesten de twee ouderlingen een afwateringsgreppel oversteken. Maar er werd in het gebied gevochten, en sluipschutters schoten op iedereen die de greppel probeerde over te steken. Eén ouderling rende zonder incident naar de overkant. Toen de tweede overstak, hoorde hij een schot. Hij liet zich op de grond vallen en bracht zich al kruipend in veiligheid, terwijl de kogels over zijn hoofd floten. De ouderlingenbijeenkomst verliep succesvol en er werd in de behoeften van de gemeente voorzien.
„Uit alle natiën en stammen . . . en talen”
16. Hoe heeft de getrouwe en beleidvolle slaafklasse er regelingen voor getroffen dat het goede nieuws onder kleine taalgroepen verbreid kan worden?
16 De apostel Johannes zei dat de grote schare „uit alle natiën en stammen en volken en talen” zou komen (Openbaring 7:9). Bijgevolg treft het Besturende Lichaam er regelingen voor dat er in steeds meer talen lectuur beschikbaar komt — met inbegrip van talen die door afgelegen wonende stammen en kleine bevolkingsgroepen worden gesproken. In Mozambique bijvoorbeeld werd het traktaat Leven in een vredige nieuwe wereld in vijf extra talen vrijgegeven. In Nicaragua werd de brochure Geniet voor eeuwig van het leven op aarde! in het Miskito beschikbaar gesteld — de eerste publikatie van het Wachttorengenootschap in die taal. Veel Miskito-Indianen aanvaardden de brochure vol blijdschap toen zij iets in hun eigen taal zagen. In 1997 hechtte het Genootschap er zijn goedkeuring aan lectuur in nog eens 25 talen te publiceren en drukte meer dan één miljard tijdschriften.
17. Welke taalgroep werd in Korea geholpen, en hoe zijn videobanden een grote hulp voor deze bevolkingsgroep geweest?
17 In Korea werd een andere taalgroep geholpen doordat in 1997 voor het eerst een congres in Koreaanse gebarentaal werd gehouden. Er zijn in Korea 15 gebarentaalgemeenten, met 543 verkondigers, maar er waren 1174 aanwezigen op het congres en 21 personen werden gedoopt. Als hulp voor de doven die het gesproken of geschreven woord niet gemakkelijk kunnen begrijpen, worden er publikaties op videoband in 13 verschillende gebarentalen geproduceerd. Aldus worden de doven geholpen het goede nieuws te „lezen” en zelfs te bestuderen, met voortreffelijke resultaten. In de Verenigde Staten kon het vroeger wel vijf jaar duren voordat een dove dusdanige vorderingen had gemaakt dat hij of zij voor de doop in aanmerking kwam. Nu, met een aantal video’s in de Amerikaanse gebarentaal, is dat voor sommige doven tot ongeveer een jaar teruggebracht.
’In de wagen blijven’
18. Waar maakte Jehu na zijn ontmoeting met Jonadab een begin mee?
18 Destijds, in 905 v.G.T., maakte Jehu, nadat Jonadab zich bij hem had gevoegd, er een begin mee de valse aanbidding uit te roeien. Hij deed alle Baälaanbidders de uitnodiging toekomen: „Heiligt een plechtige vergadering voor Baäl.” Vervolgens zond hij boden door heel het land om er zeker van te zijn dat geen Baälaanbidder werd overgeslagen. Toen de menigten de grote tempel van de valse god binnenstroomden, werd er zorgvuldig op toegezien dat zich daar geen aanbidder van Jehovah bevond. Ten slotte werden de Baälaanbidders door Jehu en zijn leger neergehouwen. „Zo verdelgde Jehu Baäl uit Israël.” — 2 Koningen 10:20-28.
19. Welke geest dienen wij, gezien datgene wat de mensheid te wachten staat, aan de dag te leggen, en van welke taak dienen wij ons ijverig te kwijten?
19 Thans staat het definitieve oordeel over alle valse religie vlak voor de deur. Onder leiding van engelen verkondigen christenen goed nieuws aan de gehele mensheid en moedigen hen aan God te vrezen en zich van valse religie af te scheiden (Openbaring 14:6-8; 18:2, 4). Zachtmoedige mensen worden aangemoedigd zich aan Gods koninkrijk onder Jehovah’s op de troon geplaatste Koning, Jezus Christus, te onderwerpen (Openbaring 12:10). In deze opwindende tijd moeten wij onze ijver niet laten verslappen terwijl wij pal staan voor de ware aanbidding.
20. Wat zult u in het dienstjaar 1998 vastbesloten zijn te doen?
20 Toen koning David eens onder grote druk stond, bad hij: „Mijn hart is standvastig, o God, mijn hart is standvastig. Ik wil zingen en melodieën spelen. Ik zal u prijzen onder de volken, o Jehovah” (Psalm 57:7, 9). Mogen ook wij standvastig zijn. In het dienstjaar 1997 werd ondanks vele moeilijkheden een luide lofzang tot heerlijkheid van Jehovah God aangeheven. Mag er in het huidige dienstjaar een soortgelijke, ja nog grotere lofzang worden gehoord. En mag dit zo zijn, ongeacht wat Satan misschien probeert te doen om ons te ontmoedigen of ons tegen te staan. Aldus zullen wij er blijk van geven dat ons hart oprecht blijft met het hart van de Grotere Jehu, Jezus Christus, en zullen wij met geheel onze ziel gehoor geven aan de geïnspireerde aansporing: „Verheugt u in Jehovah en weest blij, gij rechtvaardigen; en heft een vreugdegeroep aan, gij allen die oprecht van hart zijt.” — Psalm 32:11.
Kunt u dit uitleggen?
◻ Welke veranderingen vonden er in 905 v.G.T. in Israël plaats?
◻ Wie is de hedendaagse Jehu, en hoe heeft de „grote schare” er blijk van gegeven dat hun ’hart oprecht is’ met zijn hart?
◻ Welke cijfers uit het jaarbericht illustreren de ijver die Jehovah’s Getuigen in het dienstjaar 1997 aan de dag hebben gelegd?
◻ Welke geest zullen wij, wat Satan ons ook mag aandoen, in het dienstjaar 1998 aan de dag leggen?
[Tabel op blz. 18-21]
BERICHT OVER HET DIENSTJAAR 1997 VAN JEHOVAH’S GETUIGEN OVER DE HELE WERELD
(Zie ingebonden jaargang)
[Illustratie op blz. 15]
Het opmerkelijke bezoekersaantal op de Gedachtenisviering biedt goede vooruitzichten voor toekomstige groei
[Illustratie op blz. 16]
Net als Jonadab Jehu ondersteunde, zo ondersteunt de „grote schare” thans de Grotere Jehu, Jezus Christus, en zijn gezalfde broeders