’De diadeem en de getuigenis’
„EN HIJ [de priester Jojada] bracht den zoon van den koning naar buiten, en stelde op hem de kroon [diadeem, NW] en de getuigenis. En zij maakten hem koning en zalfden hem” (4[2] Koningen 11:12, Belgische Professorenbijbel). Aldus beschrijft het boek Koningen de kroning van koning Joas. Hebt u opgemerkt dat Jojada de jonge koning niet alleen „de diadeem” of koninklijke hoofdtooi opzette, maar ook „de Getuigenis”? Wat was de Getuigenis? En waarom maakte ze deel uit van deze kroningsceremonie?
Het Hebreeuwse woord dat hier met „Getuigenis” is vertaald, heeft gewoonlijk betrekking op de Tien Geboden of op Gods wet in het algemeen (Exodus 31:18; Psalm 78:5, Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap). In overeenstemming hiermee luidt het parallelle verslag in 2 Kronieken 23:11 volgens The Jerusalem Bible (1966): „Toen bracht Jojada de zoon van de koning naar buiten, kroonde hem en legde hem de Wet op.” In 2 Koningen 11:12 kiest deze vertaling in plaats van „de Getuigenis” echter het woord „armbanden”, hoewel in beide verzen hetzelfde Hebreeuwse woord staat. (Zie bijvoorbeeld ook de Petrus-Canisiusvertaling.) Waarom?
Een bekend Duits bijbelverklarend werk, Herders Bibelkommentar, legt uit dat sommige vertalers zich niet kunnen indenken dat de koning de Wet op zijn hoofd of op zijn arm zou dragen. Aangezien 2 Samuël 1:10, sprekend over koning Saul, niet alleen melding maakt van de diadeem die hij droeg maar ook van een armband, zijn zij van mening dat de tekst in 2 Koningen 11:12 oorspronkelijk geluid moet hebben: „de diadeem en de armbanden”. Maar dit is louter speculatie. Hier „armbanden” te willen lezen in plaats van „de Getuigenis” vertegenwoordigt een niet geringe verandering van de tekst.
The New Jerusalem Bible (1985) herstelt dan ook de gedachte van de Wet, of het Wetsverbond, door dit gedeelte te vertalen met „en gaf hem een afschrift van het verbond”. Maar gaf Jojada „de Getuigenis” aan Joas? Het met ’opzetten’ weergegeven Hebreeuwse woord kan weliswaar ook met „gaf” vertaald worden, maar het komt zowel in Koningen als in Kronieken slechts eenmaal voor en heeft dan op én de diadeem én de Getuigenis betrekking. Bovendien wordt het onmiddellijk gevolgd door het Hebreeuwse woord voor „op”. Vandaar dat ’opzetten’ de juiste vertaling moet zijn. Zowel de diadeem als de Getuigenis werden de jonge koning Joas opgezet of ’op hem gesteld’, zoals de Belgische Professorenbijbel te kennen geeft.
Waarom — en hoe — zette de hogepriester de jonge koning dan de Getuigenis op? Beschouw eens wat de Duitse bijbelgeleerde Otto Thenius hierover opmerkt: „De Wet, een boek waarin Mozaïsche verordeningen opgetekend waren. Dit werd de koning op symbolische wijze op het hoofd gehouden nadat hij met de diadeem was getooid” (Die Bücher der Könige). Professor Ernst Bertheau merkt insgelijks op: „Het leggen van de Wet [op de koning] had inderdaad een symbolische betekenis, namelijk dat de koning ertoe verplicht werd in overeenstemming daarmee te regeren.” — Die Bücher der Chronik.
God beval dat wanneer de koning zijn plaats op de troon innam, hij voor zichzelf een afschrift moest maken van de Wet en die zijn hele leven moest bestuderen en toepassen (Deuteronomium 17:18-20). Dat men de nieuwe koning „de Getuigenis” opzette, kan een kort symbolisch gebaar zijn geweest om te illustreren dat hij, al was hij nu koning, niet boven Jehovah’s wet stond. Helaas vergat Joas na de dood van de hogepriester Jojada deze uiterst belangrijke les en verliet hij geleidelijk Jehovah’s aanbidding, tot hij ten slotte door de hand van samenzweerders aan zijn eind kwam. — 2 Kronieken 24:17-25.