HOOFDSTUK DERTIEN
Hij leerde van zijn fouten
1, 2. (a) Welke situatie was er door Jona’s schuld ontstaan? (b) Wat hebben wij aan het verhaal van Jona?
JONA wilde dat hij zich kon afsluiten voor die verschrikkelijke geluiden. Het was niet alleen de felle wind die door het touwwerk van het schip floot. En het waren ook niet alleen de torenhoge golven die met een donderend geluid tegen de wanden van het schip beukten, zodat het kraakte in zijn voegen. Het was vooral het geschreeuw van de kapitein en zijn bemanning, die uit alle macht probeerden het schip drijvend te houden. Jona was ervan overtuigd dat die mannen zouden omkomen, allemaal door zijn schuld!
2 Hoe kwam het dat hij in zo’n moeilijke situatie zat? Hij had de grote fout begaan ongehoorzaam te zijn aan zijn God, Jehovah. Wat had hij dan gedaan? Was het nog wel goed te maken? Het antwoord op die vragen kan ons veel leren. Jona’s verhaal helpt ons bijvoorbeeld te zien hoe zelfs mensen met oprecht geloof fouten kunnen maken, en hoe ze die weer recht kunnen zetten.
Een profeet uit Galilea
3-5. (a) Waar concentreren mensen zich vaak op als ze aan Jona denken? (b) Wat weten we over Jona’s achtergrond? (Zie ook de voetnoot.) (c) Waardoor had Jona het als profeet niet makkelijk?
3 Als mensen aan Jona denken, concentreren ze zich vaak op negatieve punten, zoals de keren dat hij ongehoorzaam of koppig was. Maar er valt veel meer over hem te zeggen. Vergeet niet dat Jona werd uitgekozen om een profeet van Jehovah God te zijn. Jehovah zou hem niet voor zo’n zware verantwoordelijkheid gekozen hebben als hij ontrouw of onrechtvaardig was.
Er zijn niet alleen maar negatieve dingen over Jona te vertellen
4 In de Bijbel komen we een paar dingen te weten over Jona’s achtergrond. (Lees 2 Koningen 14:25.) Hij kwam uit Gath-Hefer, zo’n vier kilometer van Nazareth, waar ongeveer acht eeuwen later Jezus Christus zou opgroeien.a Hij was profeet tijdens de regering van koning Jerobeam II van het tienstammenrijk Israël. De tijd van Elia lag ver in het verleden; zijn opvolger, Elisa, was tijdens de regering van Jerobeams vader gestorven. Jehovah had die profeten gebruikt om de Baälaanbidding uit te roeien, maar Israël ging bewust opnieuw het verkeerde pad op. Het land stond nu onder invloed van een koning die „bleef doen wat kwaad was in Jehovah’s ogen” (2 Kon. 14:24). Jona zal het dus niet makkelijk hebben gehad. Toch deed hij trouw zijn werk als profeet.
5 Maar op een dag kwam Jona’s leven helemaal op z’n kop te staan. Hij kreeg een opdracht van Jehovah die hij ongelofelijk moeilijk vond. Wat vroeg Jehovah van hem?
„Sta op, ga naar Ninevé”
6. Welke opdracht gaf Jehovah aan Jona, en waarom kan die intimiderend hebben geleken?
6 Jehovah zei tegen Jona: „Sta op, ga naar Ninevé, de grote stad, en kondig tegen haar af dat hun slechtheid voor mijn aangezicht is opgestegen” (Jona 1:2). Het is niet moeilijk te begrijpen waarom deze opdracht intimiderend kan hebben geleken. Ninevé lag zo’n achthonderd kilometer naar het oosten; te voet zou je er waarschijnlijk ongeveer een maand over doen. Maar er was iets waar Jona zich misschien nog veel meer zorgen om maakte dan om de lange en zware reis. In Ninevé moest Jona Jehovah’s oordeelsboodschap bekendmaken aan de Assyriërs, die de reputatie hadden heel gewelddadig en zelfs barbaars te zijn. Als Jona van Gods volk al niet veel respons kreeg, wat kon hij dan van die heidenen verwachten? Hoe zou het aflopen met die ene aanbidder van Jehovah in het grote Ninevé, dat later „de stad van bloedvergieten” genoemd zou worden? — Nah. 3:1, 7.
7, 8. (a) Hoe vastbesloten was Jona om te ontkomen aan de opdracht van Jehovah? (b) Waarom mogen we Jona geen lafaard noemen?
7 We weten niet of zulke gedachten door Jona’s hoofd hebben gespookt. Wat we wel weten is dat hij ervandoor ging. Jehovah had gezegd dat hij naar het oosten moest gaan, maar Jona ging naar het westen, zo ver als hij kon. Hij ging naar de kust, naar een havenstad met de naam Joppe, waar hij aan boord ging van een schip met Tarsis als bestemming. Volgens sommige geleerden lag Tarsis in Spanje. Als dat zo was, dan ging Jona op weg naar een plek die ongeveer 3500 kilometer van Ninevé vandaan lag. Zo’n reis naar het andere eind van de Grote Zee kon wel een jaar duren. Maar dat had hij ervoor over; zo vastbesloten was hij om te ontkomen aan de opdracht die Jehovah hem had gegeven! (Lees Jona 1:3.)
8 Wil dat zeggen dat Jona een lafaard was? We moeten hem niet te snel veroordelen. Zoals we zullen zien, was hij iemand die bijzonder moedig kon zijn. Maar net als wij allemaal was Jona een onvolmaakt mens die tegen veel zwakheden moest vechten (Ps. 51:5). En we zijn allemaal weleens bang.
9. Hoe zouden we soms kunnen denken over iets wat Jehovah van ons vraagt, en wat moeten we dan in gedachte houden?
9 Soms kan iets wat God vraagt, voor ons moeilijk of zelfs onmogelijk lijken. Misschien zien we er enorm tegen op om het goede nieuws van Gods Koninkrijk te prediken, zoals van christenen wordt verwacht (Matth. 24:14). We kunnen maar al te makkelijk de belangrijke waarheid vergeten dat ’bij God alle dingen mogelijk zijn’ (Mark. 10:27). Omdat we dat zelf misschien weleens uit het oog verliezen, kunnen we begrijpen dat Jona het moeilijk had. Maar wat waren de gevolgen van Jona’s beslissing om te vluchten?
Jehovah corrigeert zijn eigenzinnige profeet
10, 11. (a) Wat kan Jona gehoopt hebben toen het vrachtschip de haven verliet? (b) Welk gevaar ontstond er op zee?
10 Probeer je eens voor te stellen hoe Jona zich installeerde op het schip, waarschijnlijk een Fenicisch vrachtschip. Hij keek toe hoe de kapitein en zijn bemanning druk in de weer waren om het schip klaar te maken voor vertrek. Nadat ze de haven waren uitgevaren en de kustlijn langzaam uit het zicht verdween, hoopte Jona misschien dat hij ontsnapt was aan het gevaar waar hij zo bang voor was. Maar toen sloeg het weer om.
11 Een krachtige wind zweepte de zee op. De golven waren zo hoog dat zelfs schepen van nu er nietig bij zouden lijken. Hoe lang zou deze houten boot het uithouden in die watermassa van torenhoge golven? Wist Jona op dat moment wat hij later schreef, namelijk dat ’Jehovah zelf een hevige wind op de zee slingerde’? Dat is moeilijk te zeggen. Maar hij zag wel dat de bemanning tot hun goden ging roepen, en hij wist dat er uit die hoek geen hulp zou komen (Lev. 19:4). Hij schreef: „Wat het schip betreft, het dreigde schipbreuk te lijden” (Jona 1:4). En Jona kon natuurlijk niet gaan bidden tot de God voor wie hij op de vlucht was!
12. (a) Waarom moeten we Jona niet te snel veroordelen omdat hij tijdens de storm ging slapen? (Zie ook de voetnoot.) (b) Hoe maakte Jehovah duidelijk wie de oorzaak van de ellende was?
12 Jona voelde zich machteloos. Hij ging naar beneden en vond in het ruim een plek waar hij kon liggen. Daar viel hij in een diepe slaap.b De kapitein vond hem, maakte hem wakker en zei dat hij net als de rest tot zijn God moest bidden. De zeelui waren ervan overtuigd dat dit een bovennatuurlijke storm was, en daarom wierpen ze het lot om te zien wie van de mensen aan boord de oorzaak van de ellende was. Jona moet flink in de rats hebben gezeten toen de een na de ander door het lot werd afgewezen. Al gauw werd het duidelijk: Jehovah had het maar op één man gemunt. Het lot viel op Jona! (Lees Jona 1:5-7.)
13. (a) Wat bekende Jona aan de zeelui? (b) Waar drong Jona op aan, en waarom?
13 Jona vertelde de zeelui alles. Hij was een aanbidder van de almachtige God, Jehovah. Dat was de God voor wie hij op de vlucht was en tegen wie hij had gezondigd, waardoor ze nu allemaal in levensgevaar waren. De mannen waren geschokt; Jona zag de angst in hun ogen. Ze vroegen wat ze met hem moesten doen om het schip en hun leven te redden. Wat zou Jona zeggen? Hij moest er niet aan denken in die koude, woeste zee te verdrinken. Maar hij kon al die mannen toch niet laten sterven als hij wist dat hij ze kon redden? Dus drong hij erop aan: „Neemt mij op en werpt mij in zee, en de zee zal voor u tot rust komen; want ik weet dat wegens míȷ́ deze zware storm over u gekomen is” (Jona 1:12).
14, 15. (a) Hoe kunnen we Jona’s geloof navolgen? (b) Hoe reageerden de zeelui op wat Jona vroeg?
14 Dat zijn absoluut geen woorden van een lafaard! Het moet Jehovah heel blij hebben gemaakt dat Jona op dit moeilijke moment moedig was en bereid was zich op te offeren. Jona laat hier zien dat hij een groot geloof had. Wij kunnen zijn geloof navolgen door het welzijn van anderen voorrang te geven boven dat van ons (Joh. 13:34, 35). Als we zien dat iemand het moeilijk heeft, of dat nu lichamelijk, emotioneel of geestelijk is, doen we dan alles wat we kunnen om hem te helpen? Daar zal Jehovah zeker blij mee zijn!
15 Misschien waren ook de zeelui geraakt door wat Jona zei, want eerst weigerden ze te doen wat hij vroeg! Ze deden alles wat ze konden om weer aan land te komen, maar het had geen zin. De storm werd alleen maar heviger. Uiteindelijk zagen ze in dat ze geen andere keus hadden. Ze riepen tot Jona’s God, Jehovah, om hun barmhartig te zijn, en toen tilden ze Jona op en gooiden hem overboord (Jona 1:13-15).
Jehovah is barmhartig en bevrijdt Jona
16, 17. Beschrijf wat er met Jona gebeurde nadat hij overboord was gegooid. (Zie ook de plaatjes.)
16 Jona kwam in de woeste zee terecht. Misschien worstelde en spartelde hij nog even, terwijl hij de afstand tussen hem en het schip snel groter zag worden. Maar de enorme golven sloegen over hem heen en sleurden hem naar beneden. Hij zonk dieper en dieper, en hij dacht dat alle hoop verloren was.
17 Later beschreef Jona hoe hij zich op dat moment voelde. Er schoten een heleboel beelden door zijn hoofd. Hij bedacht droevig dat hij de mooie tempel van Jehovah in Jeruzalem nooit meer zou zien. Hij had het gevoel dat hij in het diepst van de zee neerdaalde, „tot de grondvesten van de bergen”, waar hij vast kwam te zitten in het zeewier. Dit, zo leek het, zou zijn „kuil” worden, zijn graf. (Lees Jona 2:2-6.)
18, 19. Wat gebeurde er met Jona diep in de zee, en wie zat achter alles wat er gebeurde? (Zie ook de voetnoot.)
18 Maar wacht! Vlak bij hem bewoog er iets: een reusachtige, donkere gedaante, een levend wezen. Het kwam dreigend dichterbij en viel hem aan. Een enorme bek opende zich, sloot zich over hem heen en slokte hem op!
19 Nu is het afgelopen, dacht Jona. Maar tot zijn verbazing merkte hij dat hij nog leefde! Hij was niet vermorzeld of verteerd; hij was zelfs niet gestikt. Hij ademde nog steeds, ook al bevond hij zich in wat normaal gesproken zijn graf zou zijn geworden. Langzaam werd Jona met ontzag vervuld. Er was geen twijfel mogelijk: zijn God, Jehovah, had ervoor gezorgd dat „een grote vis”c Jona opslokte (Jona 1:17).
20. Wat vertelt Jona’s gebed in de vis ons over hem?
20 Er gingen minuten voorbij, en die minuten werden uren. Daar, in de diepste duisternis die hij ooit had gekend, zette Jona zijn gedachten op een rij en bad hij tot Jehovah God. Zijn gebed, dat in Jona hoofdstuk 2 staat, leert ons veel over hem. Het laat zien dat Jona de Schriften goed kende, want er zijn veel gedeelten uit de Psalmen in te herkennen. Er blijkt ook een hartverwarmende eigenschap uit: dankbaarheid. Jona besloot met de woorden: „Wat mij betreft, met de stem van dankzegging wil ik u slachtoffers brengen. Wat ik plechtig beloofd heb, wil ik betalen. Redding behoort Jehovah toe” (Jona 2:9).
21. Wat leerde Jona over redding, en welke waardevolle les mogen we niet vergeten?
21 Op de meest onwaarschijnlijke plek, „in de inwendige delen van de vis”, leerde Jona dat Jehovah iedereen kan redden, altijd en overal. Zelfs daar in die vis had Jehovah zijn gekwelde aanbidder gevonden en gered (Jona 1:17). Alleen Jehovah kan een mens drie dagen en drie nachten in de buik van een grote vis in leven houden. Het is goed om ook in deze tijd in gedachte te houden dat Jehovah ’de God is in wiens hand onze adem is’ (Dan. 5:23). We hebben elke ademtocht, ons hele bestaan, aan hem te danken. Zijn we daar dankbaar voor? Dat kunnen we tonen door hem te gehoorzamen.
22, 23. (a) Hoe kreeg Jona de kans om zijn dankbaarheid te bewijzen? (b) Wat leren we van Jona als het gaat om de fouten die we maken?
22 En Jona? Leerde hij om zijn dankbaarheid te tonen door Jehovah gehoorzaam te zijn? Absoluut. Na drie dagen en drie nachten bracht de vis Jona helemaal naar de kust en ’braakte hem uit op het droge land’ (Jona 2:10). Stel je voor, na dat alles hoefde Jona niet eens naar de kust te zwemmen! Natuurlijk moest hij wel vanaf dat strand, waar het ook was, zijn weg zien te vinden. Al snel kreeg hij de kans om te bewijzen dat hij echt dankbaar was. Jona 3:1, 2 zegt: „Het woord van Jehovah kwam nu voor de tweede maal tot Jona en luidde: ’Sta op, ga naar Ninevé, de grote stad, en doe haar de afkondiging toekomen die ik tot u spreek.’” Wat zou Jona doen?
23 Hij aarzelde niet. Het verslag zegt: „Toen stond Jona op en ging naar Ninevé, overeenkomstig het woord van Jehovah” (Jona 3:3). Hij gehoorzaamde dus. Hij had duidelijk van zijn fouten geleerd. Ook hierin moeten we Jona’s geloof navolgen. We zondigen allemaal; we maken allemaal fouten (Rom. 3:23). Maar geven we het op, of leren we van onze fouten en gaan we God weer gehoorzaam dienen?
24, 25. (a) Hoe werd Jona uiteindelijk tijdens zijn leven beloond? (b) Welke zegen wacht Jona in de toekomst?
24 Heeft Jehovah Jona beloond voor zijn gehoorzaamheid? Zeker. Eén beloning was waarschijnlijk dat Jona uiteindelijk te weten kwam dat de zeelui de reis hadden overleefd. Meteen nadat Jona zich had opgeofferd, ging de storm liggen. De zeelui werden „door grote vrees voor Jehovah bevangen” en brachten een offer aan Jehovah in plaats van aan hun valse goden (Jona 1:15, 16).
25 Veel later volgde er een nog grotere beloning. Jezus gebruikte de periode dat Jona zich in de vis bevond, als een profetisch beeld van de periode dat hijzelf in het graf (Sjeool) was. (Lees Mattheüs 12:38-40.) Wat zal Jona het geweldig vinden dat te horen wanneer hij op aarde een opstanding krijgt! (Joh. 5:28, 29) Jehovah wil jou ook graag belonen. Zul je net als Jona van je fouten leren en een gehoorzame en zelfopofferende instelling hebben?
a Dat Jona uit een Galilese stad kwam, is interessant omdat de farizeeën toen ze het over Jezus hadden, arrogant zeiden: „Onderzoek en zie dat uit Galilea geen enkele profeet wordt verwekt” (Joh. 7:52). Veel vertalers en onderzoekers veronderstellen dat de farizeeën hier generaliseerden en beweerden dat er uit het eenvoudige Galilea nooit een profeet was voortgekomen of zou kunnen voortkomen. Als dat zo is, dan negeerden ze niet alleen de profetieën maar ook de geschiedenis (Jes. 9:1, 2).
b De Septuaginta beklemtoont hoe diep Jona’s slaap was door eraan toe te voegen dat hij snurkte. Toch hoeft Jona’s slaap geen teken van onverschilligheid te zijn, want soms hebben mensen die heel down zijn een grote drang om te slapen. Tijdens Jezus’ moeilijke uren in de hof van Gethsemané vond hij Petrus, Jakobus en Johannes „sluimerend van droefheid” (Luk. 22:45).
c Toen deze passage in het Grieks werd vertaald, werd het Hebreeuwse woord voor „vis” weergegeven met een woord dat „zeemonster” of „reusachtige vis” betekent. Hoewel we niet precies kunnen vaststellen om wat voor zeedier het ging, zijn er in de Middellandse Zee haaien waargenomen die groot genoeg zijn om een mens in zijn geheel in te slikken. Op andere plaatsen komen veel grotere haaien voor; de walvishaai kan wel vijftien meter lang worden, en mogelijk nog langer!