Jehovah’s voorziening, de „gegevenen”
„Vreemden zullen werkelijk staan en uw kudden weiden.” — JESAJA 61:5.
1. Waarom kan het woord „gever” ons aan Jehovah doen denken?
WAT een edelmoedige gever is God! De apostel Paulus zei: ’[Jehovah] zelf geeft aan allen leven en adem en alle dingen’ (Handelingen 17:25). Elk van ons kan profijt trekken van een overpeinzing van de vele ’goede gaven en volmaakte geschenken’ die wij van God ontvangen. — Jakobus 1:5, 17; Psalm 29:11; Mattheüs 7:7; 10:19; 13:12; 21:43.
2, 3. (a) Hoe dienen wij te reageren op Gods gaven? (b) In welke betekenis waren de levieten „gegevenen”?
2 Terecht vroeg de psalmist zich af hoe hij Jehovah zou kunnen terugbetalen (Psalm 116:12). Onze Schepper heeft niet echt behoefte aan iets wat mensen eventueel hebben of kunnen geven (Psalm 50:10, 12). Jehovah geeft echter te kennen dat het hem behaagt wanneer mensen zich uit waardering inzetten ten behoeve van de ware aanbidding. (Vergelijk Hebreeën 10:5-7.) Alle mensen zouden zich dienen in te zetten in toewijding aan hun Schepper, die dan van zijn kant extra voorrechten kan verlenen, zoals het geval was met de levieten in de oudheid. Hoewel alle Israëlieten aan God opgedragen waren, koos hij de levitische familie van Aäron als priesters om offers te brengen bij de tabernakel en de tempel. Hoe stond het met de rest van de levieten?
3 Jehovah zei Mozes: „Doe de stam Levi naderen . . . En zij moeten zorg dragen voor al het gerei van de tent der samenkomst . . . En gij moet de levieten aan Aäron en zijn zonen geven. Zij zijn gegevenen [Hebreeuws: nethu·nimʹ], hem gegeven uit de zonen van Israël” (Numeri 3:6, 8, 9, 41). De levieten werden aan Aäron „gegeven” om taken in de dienst van de tabernakel uit te voeren, zodat God kon zeggen: „Zij zijn gegevenen, mij gegeven uit het midden der zonen van Israël” (Numeri 8:16, 19; 18:6). Sommige levieten verrichtten eenvoudige taken; andere ontvingen bijzonder grote voorrechten, zoals het onderwijzen van Gods wetten (Numeri 1:50, 51; 1 Kronieken 6:48; 23:3, 4, 24-32; 2 Kronieken 35:3-5). Laten wij nu onze aandacht richten op een ander „gegeven” volk en een hedendaagse parallel.
De Israëlieten keren terug uit Babylon
4, 5. (a) Welke Israëlieten keerden uit ballingschap in Babylon terug? (b) Wat komt in de huidige tijd overeen met de terugkeer van de Israëlieten uit ballingschap?
4 Ezra en Nehemia verhalen hoe een overblijfsel van Israëlieten, geleid door stadhouder Zerubbabel, uit Babylon naar hun land terugkeerde, teneinde de ware aanbidding te herstellen. Beide verslagen berichten dat het aantal repatriërenden 42.360 bedroeg. Duizenden daarvan waren „mannen van het volk Israël”. Vervolgens verschaffen de verslagen een opsomming van de priesters. Dan komen ongeveer 350 levieten, met inbegrip van levitische zangers en poortwachters. Ezra en Nehemia schrijven ook over nog duizenden die blijkbaar Israëlieten waren, misschien zelfs priesters, maar die hun afstamming niet konden bewijzen. — Ezra 1:1, 2; 2:2-42, 59-64; Nehemia 7:7-45, 61-66.
5 Dit overblijfsel van Israël dat in ballingschap was gevoerd en dat later naar Jeruzalem en Juda terugkeerde, legde een buitengewone toewijding jegens God en betrokkenheid bij de ware aanbidding aan de dag. Zoals reeds opgemerkt, zien wij in de huidige tijd een passende overeenkomst in het overblijfsel van het geestelijke Israël dat in 1919 vrijkwam uit gevangenschap aan Babylon de Grote.
6. Hoe heeft God in onze tijd de geestelijke Israëlieten gebruikt?
6 Sinds hun bevrijding in 1919 is het overblijfsel van Christus’ gezalfde broeders met ijver voorwaarts gegaan in de ware aanbidding. Jehovah heeft zijn zegen geschonken aan hun inspanningen om de laatsten bijeen te brengen van de 144.000 die „het Israël Gods” vormen (Galaten 6:16; Openbaring 7:3, 4). Als groep vormt het gezalfde overblijfsel „de getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse, die wordt gebruikt om te voorzien in een overvloed van levenschenkend geestelijk voedsel, dat dank zij hun ijverige inzet over de hele aarde verspreid wordt. — Mattheüs 24:45-47.
7. Wie hebben zich in de ware aanbidding met de gezalfden verbonden?
7 Zoals het voorgaande artikel liet zien, bevinden zich onder Jehovah’s volk nu ook miljoenen „andere schapen”, die de van God ontvangen hoop bezitten door de vlak voor ons liggende grote verdrukking heen te komen. Zij verlangen ernaar Jehovah voor eeuwig op aarde te dienen, waar zij geen honger en dorst meer zullen ervaren en waar geen tranen van droefheid meer zullen vloeien (Johannes 10:16; Openbaring 7:9-17; 21:3-5). Vinden wij in het verslag van de terugkerenden uit Babylon iets wat met zulke personen overeenkomt? Ja!
Niet-Israëlieten keren ook terug
8. Wie vergezelden de Israëlieten die uit Babylon terugkeerden?
8 Toen tot degenen die Jehovah liefhadden, de oproep werd gericht om uit Babylon naar het Beloofde Land terug te keren, reageerden daar duizenden niet-Israëlieten op. In de lijsten die Ezra en Nehemia verschaften, lezen wij van de „Nethinim” (hetgeen betekent „Gegevenen”) en „de zonen van de knechten van Salomo”, van wie het gezamenlijke aantal 392 bedroeg. De verslagen noemen ook meer dan 7500 anderen: ’slaven en slavinnen’, alsook niet-levitische „zangers en zangeressen” (Ezra 2:43-58, 65; Nehemia 7:46-60, 67). Wat bewoog zo veel niet-Israëlieten ertoe terug te keren?
9. Hoe was Gods geest betrokken bij de terugkeer uit ballingschap?
9 Ezra 1:5 heeft het over „ieder wiens geest de ware God had opgewekt, om op te trekken en het huis van Jehovah . . . te herbouwen”. Ja, Jehovah motiveerde allen die terugkeerden. Hij stimuleerde hun geest, dat wil zeggen, hun aandrijvende mentale geneigdheid. Zelfs vanuit de hemel kon Jehovah dit doen door gebruik te maken van zijn heilige geest, zijn werkzame kracht. Zo werden allen die opstonden ’om op te trekken en het huis van Jehovah te herbouwen’, geholpen „door [Gods] geest”. — Zacharia 4:1, 6; Haggaï 1:14.
Een hedendaagse parallel
10, 11. Welke parallel kan er getrokken worden met de niet-Israëlieten die uit Babylon terugkeerden?
10 Wie worden voorschaduwd door zulke niet-Israëlitische terugkerenden? Veel christenen antwoorden wellicht: ’De Nethinim komen overeen met de „andere schapen” in deze tijd.’ Dat is waar, maar niet alleen de Nethinim; want alle niet-Israëlieten die terugkeerden beelden christenen in deze tijd af die niet tot het geestelijke Israël behoren.
11 Het boek U kunt Armageddon overleven en Gods nieuwe wereld binnengaana merkte op: „Niet alleen het overblijfsel van 42.360 Israëlieten verliet met de bestuurder Zerubbabel . . . Babylon . . . Duizenden niet-Israëlieten gingen ook met hen terug. . . . Behalve de Nethinim waren er nog andere niet-Israëlieten, de slaven, de beroepszangers en -zangeressen en de afstammelingen van de dienstknechten van koning Salomo.” Het boek legde uit: „De Nethinim, de slaven, de zangers en de zonen van Salomo’s dienstknechten, allen niet-Israëlieten, verlieten het land der gevangenschap en keerden met het Israëlitische overblijfsel . . . terug . . . Is het derhalve juist te veronderstellen dat er zich in deze tijd mensen van verschillende nationaliteiten, die geen geestelijke Israëlieten zijn, met het overblijfsel van het geestelijke Israël zouden verbinden en tezamen met hen de aanbidding van Jehovah God zouden bevorderen? Ja.” Dit „werden . . . de hedendaagse, tegenbeeldige Nethinim, zangers en zonen van Salomo’s dienstknechten”.
12. Hoe gebruikt God zijn geest op een speciale manier voor geestelijke Israëlieten, maar waarom kunnen wij er zeker van zijn dat deze geest voor al zijn aanbidders beschikbaar is?
12 Net als in het oude patroon verschaft God zijn geest ook aan dezen die voor eeuwig op aarde hopen te leven. Het is waar dat zij niet wedergeboren zijn. Elk van de 144.000 heeft de eenmalige ervaring ondergaan wedergeboren te zijn als een geestelijke zoon van God en gezalfd te zijn met heilige geest (Johannes 3:3, 5; Romeinen 8:16; Efeziërs 1:13, 14). Natuurlijk, die zalving is een unieke manifestatie van Gods geest ten behoeve van de kleine kudde. Maar Gods geest is ook nodig om zijn wil te kunnen uitvoeren. Vandaar dat Jezus zei: ’De Vader in de hemel geeft heilige geest aan wie hem erom vragen’ (Lukas 11:13). Of degene die vraagt nu de hemelse hoop bezit of tot de andere schapen behoort, Jehovah’s geest is in overvloed beschikbaar om Zijn wil te kunnen uitvoeren.
13. Hoe kan de geest op al Gods dienstknechten inwerken?
13 Gods geest bewoog zowel Israëlieten als niet-Israëlieten om naar Jeruzalem terug te keren, en deze geest sterkt en helpt alle leden van zijn loyale volk in deze tijd. Of een christen nu als zijn van God ontvangen hoop heeft in de hemel te leven dan wel op aarde, hij moet het goede nieuws prediken, en heilige geest stelt hem in staat daarin getrouw te zijn. Elk van ons — wat onze hoop ook is — behoort de vruchten van de geest aan te kweken, die wij allen in volledige mate nodig hebben. — Galaten 5:22-26.
Gegeven voor speciale dienst
14, 15. (a) Welke twee groepen werden onder de terugkerende niet-Israëlieten apart vermeld? (b) Wie waren de Nethinim, en wat deden zij?
14 Onder de duizenden niet-Israëlieten die er door de geest toe bewogen werden terug te keren, waren twee kleine groepen die Gods Woord apart vermeldde — de Nethinim en de zonen van de knechten van Salomo. Wie waren zij? Wat deden zij? En wat zou dit nu kunnen betekenen?
15 De Nethinim waren een groep met een niet-Israëlitische oorsprong die het voorrecht had met de levieten dienst te verrichten. Breng u de Kanaänieten uit Gibeon te binnen die „houthakkers en waterputters voor de vergadering en voor Jehovah’s altaar” werden (Jozua 9:27). Waarschijnlijk bevonden zich enkele van hun afstammelingen onder de Nethinim die uit Babylon terugkeerden, met nog anderen die gedurende Davids regering en in andere tijden als Nethinim waren toegevoegd (Ezra 8:20). Wat deden de Nethinim? De levieten waren gegeven om de priesters te helpen, en daarna waren de Nethinim gegeven om de levieten te helpen. Zelfs voor besneden buitenlanders was dit een voorrecht.
16. Hoe veranderde de rol van de Nethinim mettertijd?
16 Toen de groep uit Babylon terugkeerde, bevatte ze maar weinig levieten, vergeleken met de priesters of de Nethinim en „zonen van de knechten van Salomo” (Ezra 8:15-20). De Dictionary of the Bible van dr. James Hastings merkt op: „Na verloop van tijd blijken [de Nethinim] een zo volledig gevestigde positie te bezitten als heilige officiële klasse, dat hun voorrechten verleend worden.” Het wetenschappelijke blad Vetus Testamentum merkt op: „Er trad een verandering op. Na de terugkeer uit ballingschap werden deze [buitenlanders] niet langer als slaven van de tempel beschouwd maar als dienaren erin, die een status genoten die vergelijkbaar was met die van de andere groepen die in de tempel dienst verrichtten.” — Zie het kader „Een veranderde status”.
17. Waarom kregen de Nethinim meer te doen, en welke bijbelse aanwijzingen bestaan hiervoor?
17 Natuurlijk werden de Nethinim niet de gelijken van de priesters en de levieten. De laatstgenoemde groepen waren Israëlieten, die door Jehovah zelf waren uitgekozen en niet door niet-Israëlieten vervangen mochten worden. Maar de bijbelse aanwijzingen zijn wel dat er vanwege een afgenomen aantal levieten aan de Nethinim meer te doen werd gegeven in Gods dienst. Zij kregen woonkwartieren toegewezen die dicht bij de tempel lagen. In Nehemia’s tijd werkten zij met de priesters aan het herstel van de muren dicht bij de tempel (Nehemia 3:22-26). En de koning van Perzië verordende dat de Nethinim vrijgesteld zouden zijn van belasting, net zoals de levieten vanwege hun tempeldienst vrijstelling genoten (Ezra 7:24). Dit geeft te kennen hoe nauw deze „gegevenen” (levieten en Nethinim) toen in geestelijke aangelegenheden met elkaar in verband gebracht werden en hoe de toewijzingen van de Nethinim in overeenstemming met de behoefte toenamen, hoewel zij nooit als levieten werden geteld. Toen Ezra later ballingen bijeenbracht om terug te keren, waren er aanvankelijk geen levieten onder hen. Daarom deed hij nog meer moeite om er enkelen te verzamelen. Dat resulteerde erin dat 38 levieten en 220 Nethinim terugkeerden om dienst te verrichten als ’dienaren voor het huis van onze God’. — Ezra 8:15-20.
18. Welke functie hebben de zonen van de knechten van Salomo wellicht behartigd?
18 Een tweede groep niet-Israëlieten die apart werd vermeld, waren de zonen van de knechten van Salomo. De bijbel geeft weinig details over hen. Sommigen waren „de zonen van Sofereth”. Ezra voegt aan die naam het bepalend lidwoord toe, en schrijft Has·so·feʹreth, met als mogelijke betekenis „de schrijver” (Ezra 2:55; Nehemia 7:57). Zij kunnen dus een staf van schrijvers of afschrijvers hebben gevormd, wellicht ten behoeve van de tempel of het bestuur. Hoewel zij van buitenlandse afkomst waren, bewezen de zonen van de knechten van Salomo hun toewijding jegens Jehovah door Babylon te verlaten en terug te keren om een aandeel te hebben aan het herstellen van Zijn aanbidding.
Ons in deze tijd inzetten
19. Wat is de relatie tussen de gezalfden in deze tijd en de andere schapen?
19 In onze tijd heeft God een machtig gebruik gemaakt van het gezalfde overblijfsel om aan de spits te staan van de zuivere aanbidding en de bekendmaking van het goede nieuws (Markus 13:10). Wat hebben dezen zich verheugd tienduizenden, honderdduizenden en vervolgens miljoenen andere schapen zich in aanbidding bij hen te zien voegen! En wat een fijne samenwerking bestaat er tussen het overblijfsel en de andere schapen! — Johannes 10:16.
20. Welk nieuw begrip is redelijk met betrekking tot een parallel met de Nethinim en de zonen van de knechten van Salomo? (Spreuken 4:18)
20 Alle niet-Israëlieten die uit ballingschap in het oude Babylon terugkeerden, komen overeen met de andere schapen die nu met het overblijfsel van het geestelijke Israël dienst verrichten. Wat valt er echter te zeggen over het feit dat de bijbel apart melding maakt van de Nethinim en de zonen van de knechten van Salomo? In het patroon kregen de Nethinim en de zonen van de knechten van Salomo voorrechten die verder reikten dan die van andere niet-Israëlitische terugkerenden. Dit zou heel goed kunnen voorschaduwen dat God in deze tijd voorrechten en extra taken heeft verleend aan sommige rijpe en bereidwillige andere schapen.
21. Hoe hebben sommige broeders met een aardse hoop extra taken en voorrechten ontvangen?
21 De extra voorrechten van de Nethinim hadden rechtstreeks te maken met geestelijke activiteiten. De zonen van de knechten van Salomo ontvingen naar het schijnt administratieve verantwoordelijkheden. Op soortgelijke wijze heeft Jehovah ook in deze tijd zijn volk gezegend met „gaven in mensen” om zorg te dragen voor hun behoeften (Efeziërs 4:8, 11, 12). Bij deze voorziening zijn vele honderden rijpe, ervaren broeders inbegrepen die een aandeel hebben aan het ’weiden van de kudden’ als kring- en districtsopzieners en leden van bijkantoorcomités van de 98 bijkantoren van het Wachttorengenootschap (Jesaja 61:5). Op het hoofdbureau van het Genootschap ontvangen bekwame mannen, onder leiding van ’de getrouwe beheerder’ en zijn Besturende Lichaam, een opleiding om te kunnen helpen bij het gereedmaken van geestelijk voedsel (Lukas 12:42). Andere toegewijde vrijwilligers met een achtergrond van vele jaren zijn opgeleid om leiding te geven aan Bethelhuizen en drukkerijen en opzicht te voeren over bouwprogramma’s over de hele wereld die moeten voorzien in nieuwe bijkantoorfaciliteiten en zalen voor christelijke aanbidding. Zij hebben voortreffelijk werk geleverd als naaste medewerkers van het gezalfde overblijfsel, dat deel uitmaakt van de koninklijke priesterschap. — Vergelijk 1 Korinthiërs 4:17; 14:40; 1 Petrus 2:9.
22. Waarom is het passend dat sommige leden van de andere schapen thans belangrijke verantwoordelijkheden ontvangen, en hoe dienen wij daarop te reageren?
22 In oude tijden bleven priesters en levieten onder de joden dienst verrichten (Johannes 1:19). In deze tijd moet het overblijfsel van het geestelijke Israël op aarde echter blijven afnemen. (Stel hiertegenover Johannes 3:30.) Ten slotte zullen na de vernietiging van Babylon de Grote alle 144.000 ’verzegelden’ in de hemel zijn voor de bruiloft van het Lam (Openbaring 7:1-3; 19:1-8). Maar nu moeten de andere schapen blijven toenemen. Het feit dat sommigen van hen, vergelijkbaar met de Nethinim en de zonen van de knechten van Salomo, nu onder het opzicht van het gezalfde overblijfsel aanzienlijke verantwoordelijkheden toegewezen krijgen, maakt niet dat zij aanmatigend worden of zichzelf belangrijk gaan vinden (Romeinen 12:3). Dit geeft ons het vertrouwen dat als Gods volk ’uit de grote verdrukking komt’, er ervaren mannen — „vorsten” — zullen zijn die de leiding kunnen nemen onder de andere schapen. — Openbaring 7:14; Jesaja 32:1; vergelijk Handelingen 6:2-7.
23. Waarom moeten wij allen een tot geven geneigde geest ontwikkelen met betrekking tot de dienst voor God?
23 Allen die uit Babylon terugkeerden, waren bereid hard te werken en te bewijzen dat Jehovah’s aanbidding in hun geest en hart de voornaamste plaats innam. Thans is dat net zo. Samen met het gezalfde overblijfsel ’staan er werkelijk vreemden en weiden de kudden’ (Jesaja 61:5). Ongeacht dus welke door God verschafte hoop wij hebben, en ongeacht welke voorrechten door de geest aangestelde ouderlingen nog vóór de dag van Jehovah’s rechtvaardiging te Armageddon verleend mogen worden, laten wij allen een onzelfzuchtige, gezonde, tot geven geneigde geest aankweken. Ook al kunnen wij Jehovah nooit terugbetalen voor al zijn grootse weldaden, laten wij ons met onze hele ziel inzetten voor alles wat wij in zijn organisatie doen (Psalm 116:12-14; Kolossenzen 3:23). Zo kunnen wij ons allemaal inzetten ten behoeve van de ware aanbidding, waarbij andere schapen nauw samenwerken met gezalfden, die bestemd zijn om ’als koningen over de aarde te regeren’. — Openbaring 5:9, 10.
[Voetnoot]
a Bladzijde 143-147; uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.
Punten om te onthouden
◻ In welk opzicht waren de levieten „gegevenen” in het oude Israël?
◻ Welke niet-Israëlieten keerden uit ballingschap terug, en wie werden door hen afgeschaduwd?
◻ Welke verandering schijnt zich ten aanzien van de Nethinim te hebben voorgedaan?
◻ Welke parallel zien wij nu met betrekking tot de Nethinim en de zonen van de knechten van Salomo?
◻ Welk vertrouwen wordt er gewekt door de samenwerking tussen de gezalfden en de andere schapen?
[Kader op blz. 14]
EEN VERANDERDE STATUS
Vele bijbelse woordenboeken en encyclopedieën gaan in op de veranderingen die sommige niet-Israëlieten ervoeren na terugkeer uit ballingschap. Zo staat onder „Verandering in hun positie” in de Encyclopædia Biblica: „Hun sociale positie werd, zoals reeds aangeduid, terzelfder tijd noodzakelijkerwijs verhoogd. [De Nethinim] blijken geen slaven meer te zijn in de strikte betekenis van dat woord” (Onder redactie van Cheyne en Black, Deel III, blz. 3399). In The Cyclopædia of Biblical Literature schrijft John Kitto: „Het viel niet te verwachten dat velen van hen [de Nethinim] zouden terugkeren tot deze nederige status in Palestina . . . De vrijwillige toewijding die aldus door deze personen aan de dag werd gelegd, verhoogde de positie van de Nethinim aanzienlijk” (Deel II, blz. 417). The International Standard Bible Encyclopedia merkt op: „In het licht van deze connectie en hun achtergrond in de periode van Salomo mag men aannemen dat Salomo’s knechten betekenisvolle verantwoordelijkheden in de tweede tempel hadden.” — Onder redactie van G. W. Bromiley, Deel 4, blz. 570.
[Illustratie op blz. 15]
Toen de Israëlieten terugkeerden om Jeruzalem te herbouwen, vergezelden duizenden niet-Israëlieten hen
[Verantwoording]
Pictorial Archive (Near Eastern History) Est.
[Illustratie op blz. 17]
Het bijkantoorcomité in Korea. Net als de Nethinim in de oudheid hebben mannen uit de andere schapen belangrijke verantwoordelijkheden in de ware aanbidding in deze tijd