Hoe lang kunt u leven?
„Zijn vlees worde frisser dan in de jeugd; hij kere terug tot de dagen van zijn jeugdige kracht.” — JOB 33:25.
ALS een hond na tien of twintig jaar sterft, heeft hij waarschijnlijk bijna alles gedaan wat een hond normaalgesproken doet. Het dier heeft misschien puppy’s grootgebracht, katten achternagezeten, botten begraven en zijn baasje beschermd. Maar als een mens na zeventig of tachtig jaar sterft, heeft hij maar een fractie van zijn mogelijkheden gerealiseerd. Als hij van sport hield, is hij waarschijnlijk maar in een of twee sporten een uitblinker geweest. Als hij van muziek hield, kon hij vermoedelijk maar een of twee instrumenten bespelen. Als hij graag met mensen in hun eigen taal sprak, heeft hij misschien maar twee of drie talen vloeiend leren spreken. Hij had nog zo veel meer kunnen beleven — mensen ontmoeten, nieuwe dingen ontdekken en dichter tot God naderen — als hij maar langer had geleefd.
Misschien vraagt u zich af: waarom schiep God de mens met een geest die van zo veel dingen kan genieten en gaf hij hem vervolgens een levensduur die zo frustrerend kort is dat hij maar weinig kan beleven? De korte levensduur van de mens schijnt niet te passen in het patroon van doelbewust ontwerp dat zo duidelijk te zien is in de schepping. Ook zou u zich kunnen afvragen: waarom schiep God de mens met unieke eigenschappen zoals gerechtigheid en medegevoel en gaf hij hem tegelijkertijd een neiging om slechte dingen te doen?
Als u een mooie auto ziet met een lelijke deuk, trekt u dan de conclusie dat die bij het ontwerp hoort? Natuurlijk niet! U redeneert ongetwijfeld: Het kan nooit de bedoeling zijn geweest dat die auto er zo uitziet. Hij is vast wel goed gemaakt, maar is naderhand door iemand beschadigd. Evenzo kunnen we als we over het indrukwekkende erfgoed van het menselijk leven nadenken, alleen maar tot de conclusie komen dat wat we nu zien, niet de bedoeling is geweest. Onze korte levensduur en onze neiging om slechte dingen te doen, zijn met tragische deuken te vergelijken. Kennelijk heeft iemand ons erfgoed geruïneerd. Maar wie? Het bijbelse bewijsmateriaal wijst overtuigend op één schuldige.
Als de mens oorspronkelijk het vermogen had om altijd te blijven leven, wie kan dan naderhand het erfgoed van de hele mensheid schade hebben toegebracht? Dat kan alleen de voorvader van alle mensen geweest zijn, degene van wie we allemaal afstammen. Ieder ander zou alleen de genen van een deel van de mensheid kunnen beschadigen, namelijk die van zijn eigen nakomelingen. Daarom is Gods Woord, de bijbel, in overeenstemming met de waarneembare feiten als het zegt: ’Door één mens [Adam, de eerste mens] is de zonde de wereld binnengekomen en door de zonde de dood, en aldus heeft de dood zich tot alle mensen uitgebreid’ (Romeinen 5:12). De bijbel beschuldigt Adam er dus van dat hij ons erfgoed heeft geruïneerd. Hoe heeft het oorspronkelijke ontwerp van het menselijk leven er dan uitgezien?
Inzicht in het oorspronkelijke ontwerp
Door te zeggen dat de dood „de wereld is binnengekomen”, geeft de bijbel te kennen dat het oorspronkelijk niet de bedoeling was dat de mens zou sterven. Bij mensen zijn ouderdom en dood het gevolg van de opstand van de eerste mens tegen God. Dieren daarentegen zijn niet gemaakt om eeuwig te leven. — Genesis 3:21; 4:4; 9:3, 4.
Mensen zijn gemaakt om anders te zijn dan dieren. We zijn een hogere levensvorm dan dieren, net zoals engelen een hogere levensvorm dan mensen zijn (Hebreeën 2:7). Anders dan de dieren werd de mens „naar Gods beeld” gemaakt (Genesis 1:27). Ook wordt Adam, in tegenstelling tot de dieren, in de bijbel een „zoon van God” genoemd (Lukas 3:38). We hebben dus gegronde redenen om te geloven dat de mens niet is gemaakt om oud te worden en te sterven. God sterft niet, en evenmin heeft hij zijn zonen gemaakt om te sterven. — Habakuk 1:12; Romeinen 8:20, 21.
Meer inzicht in Gods oorspronkelijke ontwerp van het menselijk leven krijgen we door de historische verslagen over de eerste generaties van de mensheid te lezen. Destijds leefden de mensen honderden jaren voordat ze oud werden. Adam werd 930 jaar. Een paar generaties later werd Noachs zoon Sem nog maar 600 jaar, en Noachs kleinzoon Arpachsad werd 438 jaar (Genesis 5:5; 11:10-13).a Nog later werd Abraham 175 jaar (Genesis 25:7). De invloed van de zonde op de levensduur schijnt in de loop van de tijd te zijn toegenomen, zodat de levensduur korter werd naarmate de mensheid verder van het oorspronkelijke volmaakte ontwerp verwijderd was. Maar in eerste instantie werd de mens gemaakt om eeuwig te leven. Het is dus alleen maar logisch ons af te vragen: wil God nog steeds dat mensen voor eeuwig van het leven op aarde genieten?
Bevrijding van het verouderingsproces
Omdat Jehovah God had verklaard dat iedereen die hem ongehoorzaam zou zijn, zijn zonde met de dood zou bekopen, schenen Adams nakomelingen zich in een wanhopige situatie te bevinden (Genesis 2:17). Toch legde de geïnspireerde Schrift een basis voor de hoop dat iemand zou betalen voor een bevrijding van het verouderingsproces. We lezen: „Laat hem niet in de kuil afdalen! Ik heb een losprijs gevonden! Zijn vlees worde frisser dan in de jeugd; hij kere terug tot de dagen van zijn jeugdige kracht” (Job 33:24, 25; Jesaja 53:4, 12). De bijbel bood hier een schitterend vooruitzicht: iemand zou een losprijs betalen om een bevrijding van het verouderingsproces te verwezenlijken!
Wie was in staat die losprijs te betalen? De prijs kon niet met geld worden betaald. De bijbel zegt over onvolmaakte mensen: „Niet één van hen kan zelfs ook maar een broeder op enigerlei wijze loskopen, noch God een losprijs voor hem geven . . . zodat hij nog voor eeuwig zou leven” (Psalm 49:7-9). Maar Jezus Christus had iets wat meer waarde had dan geld. Toen hij op aarde was, bezat hij volmaakt menselijk leven omdat hij als Gods Zoon beschermd was tegen overerving van de zonde van Adam. Jezus zei dat hij was gekomen om „zijn ziel te geven als een losprijs in ruil voor velen”. Bij een andere gelegenheid zei hij: „Ik ben gekomen opdat zij leven zouden hebben en het in overvloed zouden hebben.” — Mattheüs 20:28; Johannes 10:10.
De hoop op eeuwig leven was een belangrijk thema van Jezus’ prediking. Zijn trouwe volgeling Petrus zei eens tegen hem: „Gij hebt woorden van eeuwig leven” (Johannes 6:68). Wat bedoelt de bijbel met eeuwig leven?
Leven zonder eind
De apostelen van Jezus zagen ernaar uit eeuwig te leven in de hemel, waar ze deel zouden uitmaken van Jezus’ Koninkrijksregering (Lukas 22:29; Johannes 14:3). Toch sprak Jezus vaak over Gods voornemen met de aarde (Mattheüs 5:5; 6:10; Lukas 23:43). Jezus’ wonderen en zijn onderwijs over eeuwig leven bevestigen dus de beloften die God lang van tevoren had gedaan via de profeet Jesaja, die schreef: „Hij zal werkelijk de dood voor eeuwig verzwelgen, en de Soevereine Heer Jehovah zal stellig de tranen van alle aangezichten wissen” (Jesaja 25:8). Het menselijk leven zal niet meer bestaan in een paar voorbijvliegende jeugdjaren, gevolgd door jaren van verval en aftakeling.
Wanneer getrouwe mensen in Gods nieuwe wereld de volmaaktheid bereiken, zullen ze bevrijd zijn van het verouderingsproces. De bijbel zegt dat „ook de schepping zelf vrijgemaakt zal worden van de slavernij des verderfs en de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods zal hebben” (Romeinen 8:21). Denk u dat eens in! Mensen zullen steeds meer wijsheid en ervaring krijgen. Maar in fysiek opzicht zullen ze in de loop der eeuwen nooit hun jeugdige vitaliteit verliezen. Zult u die tijd meemaken?
Hoe lang zult u leven?
Volgens Jezus zal de wereldbevolking drastisch afnemen als gevolg van Gods oordeelsdag (Mattheüs 24:21, 22). Jezus zei: „Breed en wijd is de weg die naar de vernietiging voert, en velen zijn er die daardoor ingaan; maar nauw is de poort en smal de weg die naar het leven voert, en weinigen zijn er die hem vinden.” — Mattheüs 7:13, 14.
Om tot degenen te behoren die eeuwig zullen mogen leven, moet u ervoor zorgen dat u Gods goedkeuring hebt. De eerste stap om dat te bereiken, is God leren kennen. Jezus legde uit: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God” (Johannes 17:3). Zeker, het vereist inspanning om God goed te kennen, maar het is de moeite beslist waard. Het vereist ook inspanning om geld te verdienen voor ons dagelijks voedsel. Jezus vergeleek kennis van God met voedsel, en hij gaf de dringende raad: „Werkt niet voor het voedsel dat vergaat, maar voor het voedsel dat blijft voor het eeuwige leven” (Johannes 6:27). Is het niet alleszins de moeite waard u in te spannen om eeuwig leven te krijgen? — Mattheüs 16:26.
Jezus zei: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben” (Johannes 3:16). Hoe lang u zult leven, hangt dus af van de vraag hoe u op Gods liefde reageert.
[Voetnoot]
a Sommigen beweren dat de jaren die in dit bijbelverslag worden genoemd, eigenlijk maanden zijn. De tekst zegt echter dat Arpachsad op 35-jarige leeftijd de vader werd van Selah. Als dat wordt opgevat als 35 maanden, dan werd Arpachsad vader voordat hij drie was — en dat is echt onmogelijk. Bovendien wordt in de eerste hoofdstukken van Genesis onderscheid gemaakt tussen zonnecycli van jaren en maancycli van maanden. — Genesis 1:14-16; 7:11.
[Inzet op blz. 7]
Iemand van 80 heeft maar een fractie van zijn mogelijkheden gerealiseerd
[Inzet op blz. 8]
Mensen zijn ontworpen als een hogere levensvorm dan dieren
[Illustratie op blz. 7]
Was deze auto oorspronkelijk ontworpen met een deuk?
[Illustratie op blz. 8, 9]
Gods Woord zegt dat mensen zullen terugkeren ’tot de dagen van hun jeugdige kracht’