Bijbelstudie — in de dierentuin!
EEN tijdje geleden hebben wij voor onze wekelijkse gezinsbespreking van de bijbel eens een totaal andere locatie uitgekozen — de dierentuin van Emmen, dicht bij de plaats waar wij wonen in Nederland. Wij hadden daar een heel goede reden voor, die u snel duidelijk zal worden.
Zoals zo veel christelijke gezinnen over de hele wereld hebben wij een wekelijkse bijbelstudie. Daarin komen wij vaak dieren tegen die in de bijbel worden gebruikt als symbolen van goede en slechte eigenschappen. Het leek ons een goed idee om een aantal van die dieren uit te kiezen voor een nadere kennismaking, en wij besloten er een gezinsproject van te maken. Iedereen in het gezin kreeg de toewijzing om over een bepaald dier iets op te zoeken in publikaties als Hulp tot begrip van de bijbel, Inzicht in de Schrift en de ingebonden jaargangen van De Wachttoren en Ontwaakt!
Wanneer wij de poort van de dierentuin van Emmen naderen, glinsteren de ogen van onze kinderen, Mari-Claire, Charissa en Pepijn vol verwachting. Wij gaan de krokodillen, de beren, de zebra’s en de mieren zien, en misschien nog wel meer dieren die in de bijbel voorkomen. Maar laten wij u eerst eens iets over deze unieke dierentuin vertellen.
Geen kooien, geen tralies
Het Noorder Dierenpark, zoals de dierentuin van Emmen heet, is een heel bijzondere dierentuin, die volgens moderne opvattingen is aangelegd. Hier vindt u geen dieren in kooien, achter tralies. Er is juist alles aan gedaan om de dieren in een omgeving te brengen die zoveel mogelijk overeenkomt met hun natuurlijke woongebied. „Het lijkt er hier soms meer op dat de bezoeker zich achter een hek bevindt, terwijl de dieren vrij rondlopen”, aldus een lachende Wijbren Landman, als bioloog verbonden aan het park.
„De dieren zijn niet gerangschikt naar soort, maar naar plaats van herkomst. Op de uitgestrekte Afrika-savanne die u hier ziet, vindt u daarom zoveel mogelijk dieren die ook in het wild samenleven.” En inderdaad, daar zien wij ze — de hoogste dieren ter wereld, de giraffen, die met hun lange nek wel zes meter hoog kunnen worden, in gezelschap van springbokken, impala’s, zebra’s, gnoes en waterbokken, en zelfs een paar neushoorns.
Maar Wijbren heeft nog meer over de Emmense savanne te vertellen: „De dieren hebben hier zoveel ruimte dat ze zich nooit in het nauw gedreven voelen. Toch hebben wij ook enkele vluchtmogelijkheden aangelegd. Ziet u die grote stenen daar? Daartussen kunnen bijvoorbeeld de springbokken hun toevlucht zoeken, zodat de neushoorns ze niet lastig kunnen vallen. En die heuvel daar maakt het mogelijk dat de dieren helemaal uit elkaars gezichtsveld verdwijnen. Maar meestal trekken de dieren zich niet veel van elkaar aan. Dat is logisch, want in Afrika leven ze al duizenden jaren zo samen.”
De dorstige zebra
„Kijk daar! Zebra’s!” Charissa is direct enthousiast. Zij heeft wat interessante informatie over de zebra opgezocht. „De strepen van de zebra vormen een heel bijzondere camouflage. Zelfs de plaatselijke bewoners van de savanne met hun scherpe ogen zien vaak een zebra over het hoofd hoewel hij misschien nog geen vijftig meter van hen af staat. Zebra’s hebben ook een hoogontwikkeld reuk- en gezichtsvermogen en ze kunnen hard lopen, wel meer dan zestig kilometer per uur. Dat komt hun goed van pas om aan hun aanvallers te ontkomen. Zoals in Psalm 104:11 staat, ’lessen zebra’s geregeld hun dorst’. Daarom vindt men ze zelden meer dan acht kilometer verwijderd van een waterbron.” En zij voegde eraan toe: „Ook wij moeten geregeld onze geestelijke dorst lessen door dicht bij de gemeente te blijven, de bijbel te bestuderen en de vergaderingen te bezoeken.”
Wij laten de Afrika-savanne achter ons en wandelen in de richting van een van de grootste roofdieren op aarde, de Kodiakbeer. Deze grootste van alle beren kan wel drie meter lang worden en een gewicht van 800 kilo bereiken. Om hun verblijf hier zo natuurgetrouw mogelijk te maken, is het prachtig ingericht met beken en rotspartijen. De Kodiakbeer is de grote broer van de Syrische beer, die in bijbelse tijden in Israël voorkwam. Beren hebben, zo heeft Mari-Claire ontdekt, een afwisselend menu. Ze voeden zich met bladeren en wortels, alsook met vruchten, bessen, noten, eieren, insekten, vissen, knaagdieren en dergelijke, en ze zijn verzot op honing. Wanneer in het oude Israël de vegetarische kost van de beren schaars was, moesten herders op hun hoede zijn voor verscheurende beren. David moest in zijn jeugd eens tegen een beer vechten om de kudde van zijn vader te beschermen. — 1 Samuël 17:34-37.
„Uit zijn neusgaten komt rook te voorschijn”
Maar er zijn nog een paar dieren die wij beslist willen zien. Onlangs kwamen wij in onze studie van de bijbel de „Leviathan”, de krokodil, tegen. Eerst beschreef Pepijn hem als ’een soort vis, maar dan heel groot!’ Omdat krokodillen heel gevoelig zijn voor temperatuurschommelingen, zijn ze ondergebracht in het Afrikahuis, waar een tropisch klimaat in stand wordt gehouden. Als wij binnenkomen, valt de vochtige hitte gewoon op ons. Brillen beslaan en wij moeten wennen aan het donker. Wandelend over een houten hangbrug staan wij plotseling oog in oog met een paar reusachtige krokodillen die heer en meester zijn over de poelen aan weerszijden van de brug. Ze liggen zo roerloos dat ze volgens Pepijn ’niet echt zijn’.
Krokodillen behoren tot de grootste thans nog bestaande reptielen. Sommige kunnen een lengte van zes meter en een gewicht van wel 900 kilo bereiken. De kracht van hun kaken is fenomenaal — zelfs een betrekkelijk kleine krokodil van zo’n 50 kilo kan met zijn kaken een druk van wel 700 kilo uitoefenen. Als een krokodil, na een tijdlang onder water te zijn geweest, weer aan de oppervlakte komt, ademt hij met een heftige stoot lucht uit, waarbij er ook fijne waterdeeltjes uit de neusgaten spuiten. Dit kan in de ochtendzon het effect hebben gegeven van de in het boek Job beschreven ’lichtstralen’ en de ’rook die uit zijn neusgaten te voorschijn komt’. — Job 41:1, 18-21.
„Zo omzichtig als slangen”
Wij hebben nauwelijks de krokodillen achter ons gelaten of wij ontwaren in het donker — gelukkig achter een glazen wand — een aantal soorten van een dier dat in de bijbel als een symbool van zowel wenselijke als onwenselijke eigenschappen wordt gebruikt. Wij hebben het over de slang, het eerste dier dat in de bijbel bij naam wordt genoemd (Genesis 3:1). Jezus haalde de omzichtigheid van de slang als voorbeeld aan toen hij zijn discipelen zei hoe zij zich moesten gedragen onder met wolven te vergelijken tegenstanders (Mattheüs 10:16). Maar natuurlijk wordt de slang gewoonlijk vereenzelvigd met „de oorspronkelijke slang”, Satan de Duivel, die in 2 Korinthiërs 11:3 wordt beschreven als een listige verleider. — Openbaring 12:9.
„Ga naar de mier, . . . en word wijs”
Een onverwacht tafereel voor een dierenpark vormt de grote mierenstad waarin drie volken bladsnijdersmieren zijn gehuisvest. Dit zijn de tuinders onder de mieren. De stad bevindt zich in een soort dwarsdoorsnede achter een glazen wand, zodat wij de activiteiten van deze beestjes ’life’ kunnen bestuderen. Mieren interesseren ons omdat ze ons in de bijbel ten voorbeeld worden gesteld wegens hun ijver en instinctieve wijsheid. — Spreuken 6:6.
Wijbren Landman heeft zich gespecialiseerd in insekten. Hij legt uit: „Er scharrelen naar schatting een miljoen maal een miljard mieren op aarde rond; dat betekent dat er op iedere mens maar liefst 200.000 mieren zijn! De 15.000 soorten die wij verdeeld over alle continenten, behalve in de poolstreken, aantreffen, zien er allemaal anders uit. Ze bouwen verschillende soorten huizen, ze eten verschillend voedsel, maar ze zijn allemaal min of meer op dezelfde manier georganiseerd.
Bladsnijdersmieren kweken eetbare schimmels, zoals mensen champignons kweken. Zoals u ziet, gebeurt dat kweken onder de grond, maar de voeding voor de schimmels komt van boven de grond. Werkstermieren zijn er de hele dag mee bezig blaadjes aan te voeren. Ze klimmen in een boom of een struik en kiezen een blad uit. Dan knippen ze met hun kaken snel halfronde stukjes blad af en brengen die in lange kolonnes naar het nest. Ze houden de bladdeeltjes als een soort parasol boven hun hoofd, en dat verklaart hun tweede naam: parasolmieren. Het knippen gaat zo snel dat ze in Zuid- en Midden-Amerika in enkele uren tijd hele struiken of bomen finaal kaal knippen. U begrijpt wel dat ze daar niet erg populair zijn! In het nest likken andere werksters de stukjes blad eerst zorgvuldig schoon alvorens ze verder fijn te kauwen. Daarna wordt de pulp vermengd met enzymen en aminozuren die de mieren afscheiden. Dan pas is de pulp gereed om als voedsel voor de schimmels te dienen, zodat het voedselaanbod voor de hele stad op peil blijft.”
Diep onder de indruk van de wijsheid en de creativiteit die in de eindeloze verscheidenheid van de schepping te zien is, verlaten wij de mierenstad. Het is inmiddels al laat in de middag en wij moeten naar huis. Maar er is nog veel meer te zien. Wij zijn nog niet eens bij de uilen geweest (Jesaja 13:21), de robben (Exodus 35:23), de nijlpaarden („Behemoth”, Job 40:15), de struisvogels (Jeremia 50:39) of de vele andere dieren die hier leven en die in de bijbel genoemd worden. Ze zijn stuk voor stuk een studie waard. Wij gaan daarom zeker nog eens terug naar de dierentuin van Emmen! — Ingezonden.
[Illustratieverantwoording op blz. 16]
Struisvogel: Yotvatah-natuurreservaat